Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 220125 badkamerreiniger in oog; geen afwijkingen, oogletsels of ziekte gevonden die klachten verklaren; geen causaal verband

RBNHO 220125 badkamerreiniger in oog; geen afwijkingen, oogletsels of ziekte gevonden die klachten verklaren; geen causaal verband
- verzocht o.b.v. € 340,00 + 4% + 21%; toegewezen 7 uur x € 280,00 + 21% = € 2371,60 + kosten MA, niet begroot vanwege afgewezen causaal verband

2Feiten

2.1.

Op 3 juni 2020 heeft [verzoeker] de Praxis in IJmuiden bezocht. Omdat de coronamaatregelen op dat moment golden, wilde [verzoeker] zijn handen en een winkelwagen ontsmetten met het door Praxis aangeboden desinfectiemiddel. Dat desinfectiemiddel bleek Dettol Power Badkamer Multipurpose Cleaner (hierna ook wel: de badkamerreiniger) te zijn. Tijdens het spuiten van de badkamerreiniger op zijn handen is er ook badkamerreiniger in het rechteroog van [verzoeker] terechtgekomen.

2.2.

Zodra de badkamerreiniger in het oog van [verzoeker] terecht kwam, ervoer hij direct pijn en een brandend gevoel in zijn rechteroog. [verzoeker] heeft bij de Praxis zijn oog uitgespoeld. [verzoeker] is na het incident naar zijn huisarts gegaan.

Naast de huisarts heeft [verzoeker] ook het oogcentrum in Beverwijk bezocht.

[verzoeker] stelt tot op heden de volgende klachten aan zijn rechteroog te ervaren:

  • -

    pijnscheuten in zijn oog,

  • -

    een gevoel alsof er zand in het oog zit,

  • -

    veel tranen van het oog,

  • -

    fotofobie (lichtgevoeligheid).

2.3.

Praxis is namens [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor het plegen van een onrechtmatige daad en vergoeding van door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade.

2.4.

Op 29 juli 2020 heeft ASR, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Praxis, de aansprakelijkheid erkend.

2.5.

Partijen hebben gezamenlijk een medisch deskundigenonderzoek laten uitvoeren door oogarts prof. dr. G.L. Porro (hierna: de deskundige).

2.6.

[verzoeker] heeft zich in deze procedure voor medisch advies laten bijstaan door

drs. D. van Arkel (hierna: Van Arkel).

2.7.

ASR heeft een bedrag van € 2.000,- aan [verzoeker] betaald als voorschot op zijn schade en € 4.350,- ten behoeve van de buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] .

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank – samengevat en voor zover van belang – bij wijze van deelgeschil in de zin van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv):

  1. te bepalen wanneer het verzoekschrift zal worden behandeld;

  2. voor recht te verklaren dat ASR gehouden is om schadepenningen rechtstreeks aan [verzoeker] te betalen;

  3. voor recht te verklaren dat de door [verzoeker] als gevolg van de blootstelling op 3 juni 2020 aan Dettol badkamerreiniger genoemde klachten causaal zijn aan deze blootstelling en dat Praxis en ASR hoofdelijk gehouden zijn de schade die [verzoeker] door deze blootstelling lijdt en nog zal lijden te vergoeden;

  4. de kosten voor de behandeling van deelgeschil te begroten op € 3.067,33 en dit bedrag te vermeerderen met het griffierecht en de door [verzoeker] te maken kosten voor advies van zijn medisch adviseur;

  5. Praxis en ASR hoofdelijk te veroordelen om de kosten van het deelgeschil te vergoeden door overmaking op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden Wolf advocaten.

[verzoeker] heeft daarnaast nog twee (meer subsidiaire) verzoeken gedaan voor het geval partijen het over de hoogte van de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade zouden gaan hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Wolf namens [verzoeker] de verzoeken beperkt tot de verzoeken onder i. tot en met v.

3.2.

Aan deze verzoeken legt [verzoeker] het volgende ten grondslag.

Sinds er badkamerreiniger in zijn rechteroog is terecht gekomen ervaart [verzoeker] klachten. Volgens [verzoeker] kan op basis van het deskundigenrapport worden aangenomen dat de door hem ervaren klachten in medisch causaal verband staan tot het incident in 2020. Volgens [verzoeker] is aannemelijk dat hij wordt geconfronteerd met de uitgestelde symptomen en effecten na overmatige blootstelling aan de badkamerreiniger.

3.3.

Praxis en ASR verzetten zich tegen toewijzing van het verzoek. Praxis en ASR betwisten dat het verzoek van [verzoeker] in een deelgeschil kan worden behandeld omdat door [verzoeker] het gehele resterende geschil tussen partijen aan de rechtbank wordt voorgelegd. Zij betwisten daarnaast dat het causaal verband tussen de gestelde klachten van [verzoeker] en het incident op 3 juni 2020 is aangetoond.

3.4.

Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

Te beantwoorden vragen

4.1.

Eerst zal de rechtbank ingaan op de vraag of het verzoek van [verzoeker] kan worden behandeld in een deelgeschil omdat dit door Praxis en ASR wordt betwist. De rechtbank is van oordeel is de zaak geschikt is voor behandeling in deelgeschil, zodat vervolgens de vraag zal worden beantwoord of er causaal verband bestaat tussen de klachten die [verzoeker] nog steeds ervaart en het incident op 3 juni 2020. De rechtbank is van oordeel dat zij dit causaal verband niet kan vaststellen. Hoe zij tot dit oordeel komt, legt de rechtbank in de volgende overwegingen uit.. De rechtbank zal aan het einde van de beschikking ingaan op de kosten van dit deelgeschil.

Geschikt voor deelgeschilprocedure

4.2.

Een deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over schade als gevolg van dood of letsel in de (buitengerechtelijke) onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter. Dit om de totstandkoming van een regeling te bevorderen. In dat verband moet de rechtbank eerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.3.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Wolf namens [verzoeker] toegelicht dat zij een beslissing wenst op de vraag hoe het deskundigenrapport moet worden geïnterpreteerd. Mr. Wolf heeft de verzoeken in het verzoekschrift beperkt tot de verzoeken ii. tot en met v. en daardoor wordt niet langer het gehele resterende geschil dat partijen verdeeld houdt aan de rechtbank voorgelegd. Belangrijkste onderdeel van deze verzoeken is het voor recht verklaren dat de door [verzoeker] genoemde klachten in causaal verband staan met de blootstelling aan de badkamerreiniger op 3 juni 2020. Met een oordeel over de vraag of er wel of geen causaal verband kan worden aangenomen tussen de door [verzoeker] ervaren klachten en de blootstelling aan de badkamerreiniger, kan de ontstane impasse (stilstand) in de onderhandelingen tussen partijen worden doorbroken en kunnen de onderhandelingen in principe worden voortgezet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verzoek, zoals dat tijdens de mondelinge behandeling is beperkt, in een deelgeschilprocedure kan worden behandeld. De rechtbank zal het verzoek daarom inhoudelijk bespreken.

Wat staat er in het deskundigenrapport?

4.4.

Onder ‘beschouwing’ heeft de deskundige in zijn deskundigenonderzoek het volgende opgenomen:1

‘Ondanks mijn zeer uitgebreid oogheelkundig onderzoek specifiek gericht in het opsporen van de oorzaak van een corpus alienum2 gevoel in OD3, kon ik, behoudens een bilaterale dermatochalasis4, milde blepharitis5 met meiboomklierdysfunctie6 en conjuctivachalasis7, geen anatomische afwijkingen, oogletsels of pathologie in OD vinden die de klachten van betrokkene zouden kunnen verklaren. Er is dus sprake van een duidelijke discrepantie tussen mijn oogheelkundige bevindingen en de klachten van betrokkene.

Bovendien is er naar mijn mening geen sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die ik heb gekregen van onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en mijn bevindingen bij oogheelkundig onderzoek en aanvullend/beeldvormend oogheelkundig onderzoek. Er zijn naar mijn mening verschillende inconsistenties over de klachten van betrokkene. (…)

Ondanks het feit dat sprake is van een duidelijke discrepantie tussen mijn oogheelkundige bevindingen en de klachten van betrokkene, moet wel genoteerd worden dat in de veiligheidsinformatieblad van Dettol Power Badkamer Multipurpose Cleaner is er sprake niet alleen van belangrijke acute symptomen, maar ook van uitgestelde symptomen en effecten na overmatige blootstelling aan dit product via oogcontact, zoals pijn en irritatie, tranenvloed en roodheid. Het is in de veiligheidsinformatieblad niet vermeld hoe lang vanuit de oogcontact deze uitgestelde symptomen en effecten zouden kunnen duren.

Op basis van de bevindingen binnen mijn vakgebied, kan ik concluderen dat bij betrokkene er zijn geen anatomische afwijkingen, oogletsels of pathologie in OD vinden die de klachten van betrokken zouden kunnen verklaren, klachten die begonnen zijn na oogcontact met Dettol Power Badkamer Multipurpose Cleaner. Dit betekent bovendien dat bij betrokkene zijn er geen beperkingen, zowel voor veraf kijken als voor het dichtbij kijken. Er is hier naar mijn mening sprake van een medische eindtoestand. Ik verwacht in de toekomst geen verbetering of verslechtering want bij betrokkene er zijn geen anatomische afwijkingen , oogletsels of pathologie in OD vinden. Tenslotte, is er geen sprake van functieverlies (impairment) die is ontstaan ten gevolge van het ongeval.’

Hoe moet het deskundigenonderzoek volgens de rechtbank worden uitgelegd?

4.5.

Partijen interpreteren het rapport van de deskundige op een andere manier.

Praxis en ASR stellen dat uit het deskundigenrapport volgt dat niet is gebleken van enig oogletsel of (blijvende) beperkingen en dus ook niet van een causaal verband tussen de door [verzoeker] gestelde klachten en het incident van 3 juni 2020.

[verzoeker] stelt daarentegen dat het op basis van het deskundigenonderzoek alleszins aannemelijk is dat hij wordt geconfronteerd met de uitgestelde symptomen en effecten na overmatige blootstelling aan badkamerreiniger via oogcontact.

4.6.

Bij de beoordeling van de vraag welke interpretatie van het deskundigenrapport naar het oordeel van de rechtbank de juiste is, stelt de rechtbank voorop dat partijen gebonden zijn aan de uitkomsten van het deskundigenonderzoek. Door partijen is gezamenlijk opdracht gegeven aan de deskundige tot het opstellen van een medisch oogheelkundige expertise. Het rapport is in concept naar partijen gezonden en zij hebben aan de hand van het concept rapport aanvullende vragen kunnen stellen, welke vragen door de deskundige zijn beantwoord. De deskundige heeft het rapport vervolgens definitief vastgesteld. Het deskundigenrapport is daarmee op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Voor zover [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld dat er onjuistheden in het rapport staan, verbindt de rechtbank aan deze (overigens niet onderbouwde) stelling geen gevolgen omdat mr. Wolf heeft bevestigd dat zij het rapport, namens [verzoeker] , niet bestrijdt.

4.7.

Vast staat dat [verzoeker] de door hem ervaren oogklachten, te weten pijnscheuten, het gevoel van zand in zijn rechteroog, branderigheid waardoor de oog gaat tranen en fotofobie, aan de deskundige heeft gemeld. De deskundige heeft, zo blijkt uit het rapport, een zeer uitgebreid oogheelkundig onderzoek gedaan specifiek gericht op het opsporen van de oorzaak van het zandkorrelgevoel in het rechteroog. De deskundige heeft geen anatomische afwijkingen, oogletsels of ziekte (pathologie) in het rechteroog gevonden die de klachten van [verzoeker] zouden kunnen verklaren. Dit komt overeen met de bevindingen van de behandelende oogarts die, zoals ook blijkt uit het deskundigenrapport, op een meiboomklierdysfunctie na geen afwijkingen in het oog heeft gevonden. Van Arkel, de medisch adviseur van [verzoeker] , erkent bovendien in zijn laatste advies dat bij [verzoeker] geen blijvende schade aan bepaalde anatomische structuren is aangetoond. De deskundige constateert in zijn rapport wel dat het veiligheidsblad van de badkamerreiniger ook melding maakt van uitgestelde symptomen en effecten na overmatige blootstelling aan de reiniger via oogcontact. De deskundige verbindt aan deze constatering echter geen gevolgen.

4.8.

Van Arkel stelt in zijn medisch advies dat de meiboomklierdysfunctie de oorzaak is van de klachten van [verzoeker] . Ter onderbouwing van dit standpunt wijst Van Arkel op de beantwoording van de aanvullende vragen die namens [verzoeker] zijn gesteld als reactie op de concept rapportage. De rechtbank kan uit de beantwoording van deze vragen het causaal verband niet afleiden.

Uit het antwoord van de deskundige op eerste vraag blijkt dat niet duidelijk is (geworden) hoe lang de uitgestelde symptomen en effecten kunnen duren na overmatige blootstelling aan de badkamerreiniger. Uit dat wat de deskundige wel heeft gevonden, blijkt dat blootstelling aan de twee belangrijkste ingrediënten van de badkamerreiniger ‘eye damage’ (oogbeschadiging) kan veroorzaken. De deskundige heeft echter geen oogschade kunnen vaststellen aan het rechteroog van [verzoeker] . Van Arkel gaat op het ontbreken van oogschade bij [verzoeker] in zijn medisch advies niet in.

Het antwoord van de deskundige op de tweede vraag bevestigt enkel welke klachten [verzoeker] aan de deskundige heeft gemeld.

Het feit dat uit het antwoord op de derde vraag blijkt dat de deskundige geen redenen heeft om aan te nemen dat [verzoeker] de klachten aan zijn rechteroog al had voor 3 juni 2020 maakt niet dat daarmee het causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en het incident op 3 juni 2020 is gegeven. Zoals de rechtbank al eerder heeft overwogen, heeft de deskundige geen anatomische afwijking, oogletsel of ziekte in het rechteroog van [verzoeker] gevonden die de klachten van [verzoeker] zouden kunnen verklaren. De deskundige heeft ook geen beperkingen aan het rechteroog van [verzoeker] vastgesteld. De deskundige heeft wel een meiboomklierdysfunctie vastgesteld, maar daaraan niet de conclusie verbonden dat deze dysfunctie de oorzaak kan zijn van de klachten van [verzoeker] .

4.9.

De deskundige heeft verder gerapporteerd dat geen sprake is van onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die hij van [verzoeker] heeft gekregen, de feiten die uit het medisch dossier naar voren komen en de bevindingen van de deskundige bij het oogheelkundig onderzoek en aanvullend/beeldvormend oogheelkundig onderzoek. De deskundige wijst op diverse tegenstrijdigheden (inconsistenties) over de klachten van [verzoeker] . Namens [verzoeker] wordt niet, ook niet door Van Arkel, ingegaan op het gebrek aan samenhang en de door de deskundige geconstateerde tegenstrijdigheden. Namens [verzoeker] is gesteld dat de rechtspraak over whiplash en (andere) moeilijk objectiveerbare klachten in deze zaak overeenkomstig zou moeten worden toegepast. Alleen al omdat uit het deskundigenonderzoek blijkt dat er geen sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten is de rechtbank van oordeel dat deze genoemde rechtspraak niet op deze zaak van toepassing kan worden verklaard.

4.10.

Onder deze omstandigheden volgt de rechtbank [verzoeker] (en Van Arkel) niet in zijn stelling dat er een causaal verband is tussen zijn klachten en het incident met de badkamerreiniger. Dat causaal verband kan op basis van het deskundigenonderzoek niet worden vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank verzoek iii. en in samenhang daarmee verzoek ii. van [verzoeker] zal afwijzen.

Kosten deelgeschil

4.11.

De rechtbank moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de deelgeschilprocedure begroten. Dat geldt ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen. Alleen als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, hoeven de kosten van de procedure niet te worden begroot. Van deze laatste situatie is, in tegenstelling tot wat Praxis en ASR stellen, in dit geval geen sprake. Het is mogelijk dat partijen een deskundigenrapport op een andere wijze interpreteren. Dit volgt ook uit de (van elkaar verschillende) standpunten van de medisch adviseurs in dit dossier. Een geschil over de wijze waarop een deskundigenrapport moet worden geïnterpreteerd, kan aan de rechtbank in een deelgeschilprocedure worden voorgelegd.

4.12.

Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek in aanmerking nemen. Daarbij moet de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets hanteren. Zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

4.13.

[verzoeker] maakt wat betreft de kosten van het deelgeschil aanspraak op € 3.067,33 (inclusief btw), te vermeerderen met het griffierecht en de kosten voor het advies van zijn medisch adviseur. Aan griffierecht heeft [verzoeker] € 1.325,- betaald. De kosten van het (laatste) advies van de medisch adviseur zijn € 951,60.

4.14.

Praxis en ASR voeren aan dat het door mr. Wolf gehanteerde uurtarief van € 340,- exclusief btw bovenmatig is. Zij achten een uurtarief van € 225,- redelijk. Daarnaast voeren zij verweer tegen de verzochte 4% kantoorkosten. Tot slot voeren zij verweer tegen enkele dubbele werkzaamheden van mr. Wolf van in totaal 18 minuten en tegen het in rekening brengen van reistijd tegen een specialistentarief. Al met al achten Praxis en ASR een bedrag van € 1.717,50 redelijk aan kosten van dit deelgeschil voor [verzoeker] . Tegen de kosten van het advies van de medisch adviseur is door Praxis en ASR geen verweer gevoerd.

4.15.

De rechtbank ziet aanleiding de kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv als volgt te begroten. Gelet op de ervaring en specialisatie van mr. Wolf, de complexiteit van het verzoek en vergelijkbare uitspraken acht de rechtbank het redelijk rekening te houden met een uurtarief van € 280,- exclusief btw. Dit tarief sluit aan bij de bedragen die in de rechtspraak van de laatste jaren als redelijk worden beschouwd. De rechtbank acht het daarnaast redelijk om de tijd voor de voorbereiding en behandeling van dit deelgeschil vast te stellen op 7 uur in totaal. De rechtbank zal de kosten van dit deelgeschil dan ook begroten op een bedrag van € 2.371,60 (= 7 uur x € 280,- x 21% btw). Het uurtarief dat de rechtbank hanteert, ligt, gelet op vergelijkbare zaken, aan de bovenkant van de gemiddelde gehanteerde uurtarieven binnen de rechtspraak zodat de rechtbank de kantoorkosten en de reiskosten daarin inbegrepen acht. De rechtbank acht het bedrag van € 2.371,60 in de onderhavige zaak, opnieuw afgezet tegen vergelijkbare zaken, redelijk zodat de rechtbank geen aanleiding ziet dit bedrag nog te verminderen met de gestelde extra werkzaamheden of het uurtarief voor reistijd, mede in aanmerking genomen dat geen extra tijd is gerekend voor het opstellen van de spreekaantekeningen die ter zitting zijn voorgedragen. Het bedrag moet nog worden vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 1.325,-. [verzoeker] heeft verzocht de kosten van het deelgeschil te vermeerderen met de kosten van het advies van de medisch adviseur van € 951,60. Deze kosten, waarvan de rechtbank begrijpelijk acht dat deze door Praxis en ASR aan [verzoeker] zullen worden vergoed, vallen onder de buitengerechtelijke kosten, die door beperking van de verzoeken niet langer onder dit deelgeschil vallen. De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil in totaal op € 3.696,60. Omdat er geen causaal is vastgesteld, wijst de rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot betaling van deze kosten door Praxis en ASR aan hem af.

4.16.

De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals [verzoeker] verzoekt, omdat niet rechtstreeks tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure kan worden opgekomen. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv. Rechtbank Noord-Holland 22 januari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:767