Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 210721 Slotsom van verkeersaansprakelijkheidszaak en (overlijden)schadebegroting naar Oostenrijks recht.

RBGEL 210721 Slotsom van verkeersaansprakelijkheidszaak en (overlijden)schadebegroting naar Oostenrijks recht.

Vervolg op onder meer RBGEL 091019 Begroting overlijdensschade naar Oostenrijks recht. De rechtbank stelt uitgangspunten voor de berekening vast
- kapitalisatie met rente en inflatiepercentages van 5 jaar lang 0 en 0%, dan 5 jaar 1 en 0%, dan 10 jaar 2,15 en 0,65% en daarna 20 jaar 3,3 en 1,3% 

2
De verdere beoordeling

Verloren onderhoudsbijdrage

2.1.
In het tussenvonnis van 9 juni 2021 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over ‒ kort gezegd ‒ de consequenties voor de door [deskundige1] berekende schade wegens verloren onderhoudsbijdrage, indien het in 2.1.6 van het tweede deeldeskundigenbericht van [deskundige1] berekende ouderdomspensioen 2 niet wordt meegerekend, maar in plaats daarvan wordt gerekend met het in de tabel op pagina 21 van het deskundigenbericht vermelde resultaat uit de onderneming van [eisende partij 2+3] , echter zonder de in die tabel vermelde FOR-inhouding op de winst in mindering te brengen.

2.2.
[eisende partijen] heeft zich in haar akte op het standpunt gesteld dat de verloren onderhoudsbijdrage dan kan worden begroot op een bedrag van in totaal € 284.526,00 in plaats van de door [deskundige1] berekende € 280.470,00. Generali heeft zich bij rolbericht aan dit door [eisende partijen] nader begrote totaalbedrag geconformeerd. Aan verloren onderhoudsbijdrage, contant gemaakt per 1 januari 2020, is derhalve een bedrag van in totaal € 284.526,00 toewijsbaar. De in randnummer 111 van de conclusie na deskundigenbericht van 2 september 2020 door [eisende partijen] gevorderde overlijdensschade zal tot dit bedrag worden toegewezen.

Overige schadeposten

2.3.
Aan begrafeniskosten heeft de rechtbank blijkens overweging 2.31. van het tussenvonnis van 9 juni 2021 in totaal een bedrag van € 16.150,72 toewijsbaar geoordeeld.

2.4.
De gevorderde € 7.500,00 ter zake van herstelkosten fiets heeft de rechtbank toewijsbaar geoordeeld in overweging 3.11. van het tussenvonnis van 6 juli 2016.

2.5.
In overweging 3.22. van het hiervoor bedoelde tussenvonnis is een bedrag van in totaal € 32.981,89 aan buitengerechtelijk kosten toewijsbaar geacht.

Slotsom

2.6.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is tot een bedrag van € 341.158,61 (€ 284.526,00 + € 16.150,72 + € 7.500,00 + € 32.981,89).

Rente

2.7.
Voor de uitlatingen in de akte van [eisende partijen] over concrete bedragen aan reeds verschenen wettelijke rente heeft de rechtbank geen toestemming gegeven. Deze uitlatingen worden daarom buiten beschouwing gelaten. De aanspraak van [eisende partijen] op vergoeding van wettelijke rente zal hierna worden beoordeeld aan de hand van de daartoe in randnummer 111 van de conclusie na deskundigenbericht van [eisende partijen] van 2 september 2020 reeds ingestelde vorderingen.

2.8.
[eisende partijen] vordert vergoeding van wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen. Klaarblijkelijk heeft zij dan niet het oog op de in art. 6:119 BW bedoelde rente, maar op de (wettelijke) rente naar Oostenrijks recht, die is geregeld in art. 1000 lid 1 en 1333 lid 1 ABGB. De rente over de verloren onderhoudsbijdrage is toewijsbaar vanaf de kapitalisatiedatum van 1 januari 2020, over de begrafeniskosten vanaf 2 september 2013, de datum van de begrafenis, over herstelkosten van de fiets vanaf 25 augustus 2013, over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag der dagvaarding (22 december 2014) nu deze kosten gedeeltelijk zijn voorgeschoten en niet duidelijk is in hoeverre Generali deze kosten al voor dagvaarding verschuldigd was, en steeds tot de dag van volledige betaling.

Betaalde voorschotten

2.9.
Vast staat dat Generali als voorschot op schadevergoeding in totaal een bedrag van € 70.000,00 aan [eisende partijen] heeft betaald. Dit voorschot strekt op na te vermelden wijze in mindering op het toe te wijzen bedrag.

Belastinggarantie

2.10.
[eisende partijen] heeft in haar akte verder “voor zover de rechtbank dat nodig oordeelt” haar eis vermeerderd in die zin dat Generali zal worden veroordeeld ter zake van de uitgekeerde schade de gebruikelijke belastinggarantie te verstrekken. [eisende partijen] heeft bij conclusie na deskundigenbericht reeds aanvullend gevorderd dat Generali zal worden veroordeeld om de aan [eisende partijen] de gebruikelijke belastinggarantie te verstrekken. Tegen deze eisvermeerdering heeft Generali zich bij antwoordakte kunnen verweren. Bij deze stand van zaken is het niet nodig dat [eisende partijen] haar eisvermeerdering herhaalt. Een nieuwe eiswijziging ligt derhalve niet voor. Daarom bestaat geen aanleiding Generali gelegenheid te bieden om daarop nog te reageren.

2.11.
Het gaat [eisende partijen] klaarblijkelijk erom dat Generali gehouden zal zijn om haar te compenseren voor eventuele, door de belastinginspecteur naar aanleiding van de schadevergoeding op te leggen aanslagen of premies. Ook naar Oostenrijks recht dienen belastingtechnische consequenties te worden verdisconteerd in de schadevergoeding, zo volgt uit pagina 16 van de vertaling van het deskundigenbericht van [deskundige2] . Generali heeft zich tegen de verstrekking van de garantie niet verzet. Zij zal daartoe worden veroordeeld.

Proceskosten

2.12.
Generali zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eisende partijen] op basis van het toegewezen bedrag en met nihilstelling van haar proceskosten in het vrijwaringsincident, begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 1.533,00
- salaris advocaat 8.718,50 (3,5 punten × tarief € 2.491,00)

Totaal € 10.345,30

2.13.
De nakosten zijn niet betwist en toewijsbaar als gevorderd.

2.14.
Over de proceskosten en de nakosten is, zoals gevorderd en niet weersproken, wettelijke rente ex art. 6:119 BW toewijsbaar. Anders dan de schadevergoeding betreft het hier kosten op de vergoeding waarvan Nederlands (proces)recht van toepassing is.

3
De beslissing

De rechtbank

3.1.
veroordeelt Generali om aan [eisende partijen] te betalen een bedrag van € 341.158,61 (driehonderdéénenveertigduizend éénhonderdachtenvijftig euro en éénenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 1000 lid 1 en 1333 lid 1 ABGB over het bedrag van € 284.526,00 met ingang van 1 januari 2020, over het bedrag van € 16.150,72 vanaf 2 september 2013, over het bedrag van € 7.500,00 vanaf 25 augustus 2013 en over het bedrag van € 32.981,89 vanaf 22 december 2014, steeds tot de dag van volledige betaling, te verminderen met het betaalde voorschot van € 70.000,00,

3.2.
veroordeelt Generali om aan [eisende partijen] de gebruikelijk belastinggarantie te verstrekken, ECLI:NL:RBGEL:2021:3866