Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 120723 deskundigenonderzoek OAN tzv aanrijding op A2; kwam A naar links of reed B rechtdoorrijdende A aan

RBLIM 120723 deskundigenonderzoek OAN tzv aanrijding op A2; kwam A naar links of reed B rechtdoorrijdende A aan

in vervolg op
RBLIM 220223 Aanrijding op A2; kwam eiseres naar links of reed gedaagde rechtdoorrijdende eiseres aan; volgt bewijsopdracht

2De verdere beoordeling

Bewijsopdracht

2.1.

De rechtbank heeft [eiseres] in het tussenvonnis van 22 februari 2023 toegelaten te bewijzen dat [gedaagde] [eiseres] van linksachter heeft aangereden op de middelste rijstrook (r.o. 5.1 tussenvonnis).

2.2.

[eiseres] heeft in haar akte aangegeven dat zij geen andere kansrijke mogelijkheid ziet om aan de bewijsopdracht te voldoen dan de benoeming van een onafhankelijke deskundige. [eiseres] en [gedaagde] , de enige getuigen van het ongeval, hebben hun uiteenlopende versies van het ongeval reeds gegeven en verder zijn alle beschikbare bewijsmiddelen al overgelegd. Volgens [eiseres] is Ongevallen Analyse Nederland (hierna: “OAN”) de aangewezen partij om een onafhankelijk deskundigenbericht uit te brengen. [eiseres] verzoekt primair om [naam deskundige 1] van OAN als deskundige te benoemen en subsidiair, indien [naam deskundige 1] niet bereid is om een deskundigenbericht uit te brengen, om [naam deskundige 2] ,van OAN te benoemen. [eiseres] stelt voor de aan de deskundige voor te leggen vraag als volgt te formuleren: “In welke mate (zo nodig uitgedrukt in een percentage indien daarover voor u geen voldoende duidelijkheid bestaat) acht u het aannemelijk dat [eiseres] voor het door [gedaagde] bestuurde voertuig van linksachter is aangereden op de middelste rijstrook.”

[eiseres] verzoekt, aangezien zij procedeert op basis van een toevoeging om conform art. 195 juncto 199 lid 3 Rv de kosten van het voorschot van het deskundigenonderzoek ten laste van ’s Rijks kas te brengen en voorlopig in debet te stellen.

2.3.

[gedaagde] en Federale Verzekering verzetten zich niet tegen het verzoek van [eiseres] om een onafhankelijke deskundige te benoemen. [gedaagde] en Federale Verzekering zijn ook akkoord met de persoon van de deskundige ( [naam deskundige 1] of [naam deskundige 2] van OAN). [gedaagde] en Federale Verzekering benadrukken dat het gehele procesdossier aan de deskundige ter beschikking gesteld moet worden. De vraagstelling dient echter minder sturend dan door [eiseres] voorgesteld te worden opgesteld. Voorgesteld wordt om aan de deskundige de vraag voor te leggen of de toedracht van de aanrijding tussen [eiseres] en [gedaagde] op 2 maart 2018 (de rechtbank leest: 7 maart 2018) kan worden vastgesteld en zo ja, wat de toedracht van de aanrijding is.

2.4.

De rechtbank is met partijen van oordeel dat een onafhankelijke deskundige moet worden benoemd. Aan deze deskundige zullen, gelet op het kader van de aan [eiseres] verstrekte bewijsopdracht, de volgende neutrale vragen worden gesteld:

  1. Kunt u de toedracht van de aanrijding op 7 maart 2018 tussen [eiseres] en [gedaagde] vaststellen en zo ja, wat is de toedracht van deze aanrijding?

  2. Zijn er nog (andere) punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

2.5.

Nu beide partijen instemmen met [naam deskundige 1] of [naam deskundige 2] van OAN als deskundige heeft de rechtbank zich met OAN in verbinding gesteld en om een offerte voor het uitvoeren van een deskundigenonderzoek verzocht. De heer Wisse van OAN heeft de rechtbank laten weten dat hij vrij staat in deze zaak en als deskundige kan worden benoemd. De offerte van de deskundige bedraagt € 4.900,00 (incl. BTW). Beide partijen hebben laten weten dat zij instemmen met de door de deskundige gepresenteerde begroting.

2.6.

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiseres] worden betaald, zij het dat zij procedeert op basis van een toevoeging. De rechtbank zal daarom beslissen op de wijze, zoals in het dictum vermeld.

2.7.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.8.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

Wijziging van eis

2.9.

[eiseres] heeft haar eis, als weergegeven in het vonnis van 22 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis) onder r.o. 3.1., bij akte tevens houdende vermeerdering van eis, vermeerderd. Het onder ii) gevorderde luidt na vermeerdering van eis als volgt.

ii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, waaronder begrepen de kosten van de deelgeschilprocedure (€ 7.170,00 exclusief btw), het griffierecht in de deelgeschilprocedure (€ 85,00), de kosten met betrekking tot het rapport van [naam deskundige 3] Ongevallenanalyse (€2.438,15 inclusief btw)) en de kosten met betrekking tot het aanvullende rapport van [naam deskundige 3] Ongevallenanalyse (€ 526,35 inclusief btw), alsmede de kosten van dit geding, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.

2.10.

[eiseres] heeft aan haar wijziging van eis ten grondslag gelegd dat de kosten voor het aanvullende rapport van [naam deskundige 3] Ongevallenanalyse (hierna: “ [naam deskundige 3] ”), welk rapport in reactie op het rapport van verkeersongevallendeskundige [verkeersongevallendeskundige] (hierna: “ [verkeersongevallendeskundige] ”) is opgesteld, ook als buitengerechtelijke kosten dienen te worden aangemerkt, omdat zij zijn gemaakt in een ultieme poging van [eiseres] om [gedaagde] en Federale Verzekering buiten rechte te bewegen tot erkenning van aansprakelijkheid. De kosten van het aanvullende rapport bedroegen € 526,35.

2.11.

[gedaagde] en Federale Verzekering betwisten dat de kosten van het aanvullend rapport van [naam deskundige 3] als buitengerechtelijke kosten kunnen worden gekwalificeerd, omdat die brief ( [gedaagde] en Federale Verzekering betwisten dat sprake is van een ‘aanvullend rapport’) tijdens de gerechtelijke procedure zijn opgesteld als reactie op hetgeen in de conclusie van antwoord naar voren is gebracht door [gedaagde] en Federale Verzekering. Bovendien kunnen de gevorderde kosten niet de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.

2.12.

De rechtbank kan over dit geschilpunt pas beslissen als de aansprakelijkheid van [gedaagde] en Federale Verzekering vast komt te staan.

2.13.

De rechtbank houdt in afwachting van het deskundigenbericht iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBLIM:2023:4350