Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 100724 racefietser valt over kabelgoot met kabelmatten; geen onderdeel van weguitrusting; gemeente wel aansprakelijk ex. 6:162 BW

RBMNE 100724 racefietser valt over kabelgoot met kabelmatten; geen onderdeel van weguitrusting; gemeente wel aansprakelijk ex. 6:162 BW
- cf verzoek toewezen, 17,60 uur x € 230,00 + 21% = € 4.898,08

2 De kern van de zaak

2.1.

[verzoeker] is met zijn racefiets ten val gekomen over een kabelgoot die door de gemeente op een fietspad is geplaatst. De centrale vraag is of de gemeente op grond van artikel 6:174 BW of artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van dit ongeval heeft geleden en eventueel nog zal lijden. Namens de gemeente heeft Melior de aansprakelijkheid meerdere keren van de hand gewezen. De kantonrechter verklaart voor recht dat de gemeente op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade en veroordeelt verweersters in de proceskosten.

3 De beoordeling

 

 

 

 

 

 

3.1. Op zondag 28 mei 2023, Eerste Pinksterdag, omstreeks 09.30 uur is [verzoeker] met zijn racefiets ten val gekomen op het fietspad aan de [straat 1] , dat is gelegen aan de [locatie] in Amersfoort. De heer [omstander 1] en de heer [omstander 2] hebben [verzoeker] horen vallen en zijn hem te hulp geschoten. Bij hen was aanwezig mevrouw [omstander 3] , de vriendin van [omstander 2] (hierna gezamenlijk: de omstanders). [omstander 2] heeft 112 gebeld. Na enige tijd is een ambulancebroeder op een motor gearriveerd. Een buurman van [omstander 1] heeft vanuit zijn appartement een foto genomen, die als productie 4 bij het verzoekschrift is ingediend en hieronder wordt ingevoegd.

3.2.

Op foto 1 is het fiets- en voetpad te zien die zijn gelegen aan de [straat 1] . Op deze foto is het fietspad links van het voetpad gesitueerd. In de linkeronderhoek van foto 1 fietst een fietser op het fietspad. Op deze foto is te zien dat [verzoeker] op het voetpad zit en de omstanders en de ambulancebroeder bij hem staan.

3.3.

Op foto 1 is ook te zien dat dwars over het fiets- en voetpad kabelmatten liggen. Alleen onder de kabelmatten die op het fietspad liggen, is een kabelgoot geplaatst. Deze kabelgoot en -matten zijn op vrijdag 26 mei 2023 door medewerkers van de gemeente geplaatst. Deze goot en matten dienden ertoe om stroomkabels af te dekken. Die kabels liepen vanaf een put op het [straat 4] (op foto 1, rechts van het voetpad) naar de walkant om botenclub ‘ [botenclub] ’ van stroom te voorzien tijdens hun jaarlijkse samenkomst.

3.4.

De door [verzoeker] geplande route zou hem over de Stadsring van Amersfoort voeren. Een omleiding heeft hem over het fietspad aan de [straat 1] geleid. [verzoeker] reed over het fietspad vanaf de [straat 2] in de richting van de [straat 3] . Dit betekent dat hij vanaf de bovenkant van foto 1, naar beneden reed. Hij fietste in dezelfde richting als de fietser die is te zien in de linkeronderhoek van foto 1. Op foto 1 zit [verzoeker] , vanuit zijn rijrichting bezien, dus achter de met kabelmatten bedekte kabelgoot.

3.5.

Na het arriveren van de ambulancebroeder, zijn bij toeval ook twee politieagenten ter plaatse gekomen. Door (een van) hen is in ieder geval gesproken met [verzoeker] , (een van) de omstanders en een opvarende van een in de [locatie] afgemeerd schip. Vervolgens is een ambulance gearriveerd, waarmee [verzoeker] naar het ziekenhuis is vervoerd. In het ziekenhuis is geconstateerd dat [verzoeker] een drievoudige sleutelbeenbreuk en een (lichte) hersenschudding heeft opgelopen.

3.6.

Door een van de omstanders zijn foto’s gemaakt van de met kabelmatten bedekte kabelgoot (hierna ook: de constructie). Deze foto’s zijn als productie 2 bij het verzoekschrift ingediend. Drie van deze foto’s worden hieronder ingevoegd.

Aansprakelijkheid afgewezen.

3.7.

[verzoeker] heeft op 6 juni 2023 over het ongeval schriftelijk onder meer het volgende verklaard:

“Als fervent fietser (7500 km per jaar) had ik mijn racefiets meegenomen (…).Ik herinner me dat ik de macht over het stuur verloor doordat ik met mijn voorwiel over de kabelgoot fietste, dat ik daarna uit het zadel werd geworpen doordat het achterwiel over de goot ging. Ik over mijn stuur heen viel en (vermoedelijk) eerst op mijn linkerschouder en linkerheup landde, daarna hard met mijn hoofd (en helm) op de grond terechtkom, en toen mogelijk iets doorrolde. (…) Tijdens het wachten op de Ambulance raakte tot twee keer toe een fietser uit evenwicht. Een van deze fietser verloor zelfs bagage (een hockeystick) (…). Bij de eerste hulp aangekomen, werd een regulier onderzoek doorlopen. Vastgesteld werd dat het verliezen van mijn evenwicht op de fiets door de kabelgoot de reden is van de val (en bv niet een hartaanval, beroerte of andere medische oorzaak).”

Deze verklaring is als productie 8 aan het verzoekschrift gehecht.

3.8.

[omstander 1] heeft op 17 juni 2023 een e-mail gestuurd aan het adres ‘ [e-mailadres] ’. In deze e-mail heeft hij over het ongeval van [verzoeker] onder meer het volgende verklaard:

“Nadat de wielrenner weer aanspreekbaar was hebben we gevraagd wat er gebeurd is, aangezien ik de val niet met eigen ogen gezien heb. De wielrenner gaf aan dat hij over een soort van drempel was gefietst en daardoor de macht over het stuur verloor. (…) Nadat de motorambulance was gearriveerd kwam ook de politie toevallig langsrijden. Hier hebben wij een melding gemaakt dat de drempel naar onze mening de oorzaak van de val was. De politie heeft de drempel bekeken en enkele aanpassingen gemaakt. Volgens mij was de drempel geen 24 uur na de val opgeruimd. Een buurman uit het appartementencomplex heeft de val niet gezien, deze heeft alleen van de situatie nadat deze was gebeurd enkele foto’s gemaakt, hierop is ook te zien dat de drempel, zowel op het [straat 4] alsook op het fietspad iets omhoogsteekt. Het is zelfs zo dat toen wij meneer aan het helpen waren enkele fietsers over de drempel fietsen en bijna vielen en hun hockeystick o.i.d. verloren. (…)”

3.9.

[omstander 2] heeft op 21 juni 2023 over het ongeval van [verzoeker] schriftelijk onder meer het volgende verklaard:

“Op basis van [verzoeker] zijn antwoorden op de vragen die wij hem op dat moment hebben gesteld, de schade op zijn helm en de plek waar [verzoeker] op straat lag, hebben we geconcludeerd dat hij is gevallen door de kabelgoot die over het fietspad lag. (…).

Kabelgoot

Na het ongeluk van [verzoeker] heb ik naar de kabelgoot gekeken om te zien wat de reden was van de val. De kabelgoot lag onder een brede zwarte mat. Het viel mij op dat de losse onderdelen van de kabelgoot (als kliksysteem), niet goed in elkaar zaten en er kabels onder de rand van de blokken liepen. Hierdoor was de kabelgoot verhoogd. (…)

Gevaarlijke situatie

De kabelgoot, onder de zwarte mat, kwam tot mij over als gevaarlijke situatie. Ten eerste vormt de kabelgoot een hoge drempel en was deze tevens verhoogd, door de kabels die onder de randen van de goot doorliepen in plaats van er doorheen zoals bedoeld. Ten tweede was het door de zwarte mat lastig in te schatten hoe hoog de drempel was die er onder lag. Ten derde is er naar mijn weten geen bord geplaatst, waardoor (brom)fietsers niet konden weten dat zij een hoge drempel naderde of er een wijziging in de normale verkeerssituatie was. Hierdoor was niet goed in te schatten dat je dit punt met verminderde snelheid moest naderen. Dit zorgde ervoor dat meerdere (brom)fietsers deze verkeerssituatie verkeerd leken in te schatten terwijl ik naast [verzoeker] zat.”

Deze verklaring is als productie 4 aan het verzoekschrift gehecht.

3.10.

Een van de agenten heeft een proces-verbaal van het ongeval opgemaakt. Hierin staat onder meer het volgende:

“VERKEERSONGEVAL MET LETSEL (…)

Maximum snelheid: 25 km/h

Aard ongeval: BOTSING VAST VOORWERP, NL: KABELGOOT (…)

Toedracht

Verhaal volgens fietser:

Ik reed met mijn racefiets over het fietspad. Ik fietste ivm de drukte niet heel erg snel. Ik zag de kabelgoot wel, maar ik had niet verwacht dat deze zo hoog zou zijn. Daarom ging ik onderuit. (…)

Onderzoek verbalisant:

(…) Kabelgoot was dermate hoog, dat veel fietsers last hadden van de kabelgoot. In de tijd dat ik er heb gestaan werden er verschillende mensen verrast door de hoogte van de goot en stuiterden omhoog van hun fiets.

Ik heb nog gesproken met een opvarende van een van de boten. Die gaf aan dat het afgelopen nacht al meerdere malen bijna verkeerd was gegaan en dat er meerdere bijna ongelukken plaats hadden gevonden.

Hierop heb ik de gemeente gebeld en gezegd dat zij met enige voorrang de kabelgoot weg moesten halen. (…)”

3.11.

De heer [medewerker] , zijnde medewerker [afdeling] bij de gemeente, heeft onder meer het volgende verklaard:

“Hierbij verklaar ik dat ik op zaterdagavond 27 mei de kabelgoot op het fietspad langs het [straat 4] heb geïnspecteerd en recht gelegd. (…).”

3.12.

Bij de brieven van 11 augustus 2023 en 13 december 2023 heeft Melior namens de gemeente de aansprakelijkheid afgewezen.

Het verzoek

3.13.

[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht te verklaren dat de gemeente en/of Melior jegens [verzoeker] volledig, dan wel voor een in goede justitie te bepalen percentage, aansprakelijk is/zijn voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden;

II. de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 4.898,08 (incl. btw) en de gemeente en/of Melior te veroordelen tot betaling van deze kosten aan [verzoeker] , te vermeerderen met het griffierecht en de gemeente en/of Melior te bevelen dit bedrag te vergoeden binnen zeven dagen na het opsturen van deze beschikking.

3.14.

[verzoeker] stelt dat de gemeente aansprakelijk is, omdat haar medewerkers de met kabelmatten bedekte kabelgoot op het fietspad hebben geplaatst en hiervoor onvoldoende hebben gewaarschuwd. Volgens [verzoeker] is de gemeente op grond van artikel 6:174 BW (kwalitatief) aansprakelijk in haar hoedanigheid van wegbeheerder van een gebrekkige opstal. Verder houdt [verzoeker] de gemeente op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk vanwege gevaarzettend handelen.

Het verweer

3.15.

Verweersters betwisten de toedracht van het ongeval. Verder menen verweersters dat artikel 6:174 BW toepassing mist omdat de kabelgoot niet behoort tot de openbare weg, althans de opstal niet gebrekkig is. Verder betwisten verweersters het bestaan van een gevaarzettende situatie in de zin van artikel 6:162 BW.

Het verzoek van [verzoeker] leent zich voor behandeling in deelgeschil

3.16.

[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w tot en met 1019cc Rv). De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. In een deelgeschilprocedure kunnen partijen de (kanton)rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Rv). Het verzoek van [verzoeker] leent zich naar zijn aard voor behandeling in deelgeschil.

De ongevalstoedracht staat voldoende vast

3.17.

De kantonrechter is van oordeel dat de ongevalstoedracht voldoende vaststaat. [verzoeker] heeft, in het licht van de onvoldoende gemotiveerde betwisting door de gemeente, voldoende onderbouwd dat hij ten val is gekomen doordat hij met zijn voorwiel over de met kabelmatten bedekte kabelgoot is gereden, is verrast door de hoogte van deze constructie, de macht over het stuur is verloren en vervolgens, toen zijn achterwiel over de constructie kwam, uit zijn zadel is geworpen.

3.18.

Deze toedracht volgt uit de verklaring van [verzoeker] (zie randnummer 3.7), zoals die ook kort na het ongeval is opgetekend door de politieagent (zie randnummer 3.10). De verklaring van [verzoeker] wordt ondersteund door de verklaring van [omstander 1] (zie randnummer 3.8), waaruit volgt dat [verzoeker] nagenoeg onmiddellijk na het ongeval heeft verklaard dat hij over een ‘drempel’ is gereden en daarbij de macht over het stuur is verloren. Het is ook aannemelijk dat [verzoeker] tijdens het rijden over de constructie de macht over het stuur is verloren. Uit de verklaringen van [verzoeker] , [omstander 1] , [omstander 2] (zie randnummer 3.9) en de politieagent volgt namelijk dat zij hebben gezien dat veel fietsers de hoogte van de constructie verkeerd inschatten en bij het rijden over de constructie omhoog stuiterden van hun fiets en zelfs een hockeystick verloren. De gestelde toedracht wordt ook ondersteund door de plaats waar [verzoeker] ten val is gekomen, namelijk achter en slechts op een paar meter afstand van de constructie (zie foto 1). [omstander 2] heeft mede uit de plaats waar [verzoeker] op straat lag opgemaakt dat hij als gevolg van het passeren van de kabelgoot is gevallen.

3.19.

De kantonrechter is van oordeel dat verweersters de gestelde toedracht onvoldoende gemotiveerd hebben betwist door kort gezegd te stellen dat geen van de omstanders of de politieagent [verzoeker] heeft zien vallen. Gelet op de onderbouwde stelling van [verzoeker] , had het bijvoorbeeld op de weg van verweersters gelegen andere oorzaken voor de valpartij naar voren te brengen. Dit hebben zij niet gedaan.

Artikel 6:174 BW mist toepassing

3.20.

De kantonrechter is van oordeel dat de gemeente niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW, omdat de met kabelmatten bedekte kabelgoot niet behoort tot de weg(uitrusting) in de zin van artikel 6:174 lid 2 en 6 BW.

3.21.

Uit artikel 6:174 lid 2 BW volgt dat het verantwoordelijke overheidslichaam dat de zorg heeft voor een goede toestand van de openbare weg, als beheerder risicoaansprakelijk is voor een gebrekkige toestand van de openbare weg. Blijkens artikel 6:174 lid 6 BW wordt onder de term ‘openbare weg’ zowel het weglichaam als de weguitrusting begrepen. De vraag rijst of de met kabelmatten bedekte kabelgoot deel uitmaakt van de openbare weg doordat zij tot de weguitrusting behoort.

3.22.

Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de term ‘weguitrusting’ betrekking heeft op voorwerpen, die op, naast of boven de verkeersbaan zijn aangebracht en die dienen ter inrichting van die verkeersbaan voor het verkeersgebruik, zoals vangrails, lichtmasten of reflectorpaaltjes, of die anderszins ten dienste van het verkeer zijn bestemd, zoals constructies voor bewegwijzering, verkeersborden en verkeerslichten.1

3.23.

Partijen zijn verdeeld over de vraag of de constructie van de kabelgoot diende ter inrichting van die verkeersbaan voor het verkeersgebruik of die anderszins ten dienste staat van het verkeer. De kantonrechter leidt uit het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 maart 20152 een aanvullende eis af, wil een voorwerp deel uitmaken van de weguitrusting. In dit arrest heeft het Hof beoordeeld of stroomkabels die door marktkraamexploitanten over de weg zijn gelegd, en elektriciteitskasten deel uitmaken van de weguitrusting. Ten aanzien van de stroomkabels heeft het Hof in rechtsoverweging 4.4. het volgende overwogen: “[d]eze stroomkabels zijn niet vast verbonden met de weg of de weguitrusting [onderstreping, kantonrechter], en dienen niet ten behoeve van enige functie van de weg, maar voor de aanwezige marktkooplieden om hun kramen te bereiken. De kabels maken dan ook geen deel uit van het opstal.” Ten aanzien van de elektriciteitskasten heeft het Hof in rechtsoverweging 4.5 het volgende overwogen:“[o]ver de elektriciteitskasten kan mogelijk anders worden gedacht. Deze kasten zijn wel permanent aanwezig en zijn vast verbonden met het wegdek [onderstreping, kantonrechter]; het is voorts de wegbeheerder, de Gemeente, die deze kasten heeft geplaatst. De omstandigheid dat de elektriciteitskasten niet zijn geplaatst ten behoeve van de weg of van het verkeersgebruik, brengt evenwel mee dat ook deze kasten geen deel uitmaken van de weg(uitrusting).” De Hoge Raad heeft dit arrest bekrachtigd.3 Uit deze rechtspraak kan worden afgeleid dat, wil het voorwerp deel uitmaken van de weguitrusting, en daarmee van de openbare weg, is vereist dat het voorwerp is geplaatst ten behoeve van het verkeersgebruik én is vereist dat het voorwerp vast en permanent is verbonden met de weg(uitrusting).4

3.24.

De kantonrechter is van oordeel dat de met kabelmatten bedekte kabelgoot niet voldoet aan de eis dat deze vast en permanent is verbonden met de weg(uitrusting) en dus niet behoort tot de weg(uitrusting). Vaststaat dat de met kabelmatten bedekte kabelgoot niet vast was verbonden met het wegdek; deze lag los over de kabels op het wegdek. Ook staat vast dat deze constructie geen permanent karakter had, omdat deze slechts twee dagen op het wegdek lag. Vaststaat dat de constructie op zijn vroegst op vrijdag 26 mei 2023 rond 13.30 uur is geplaatst. En hoewel de constructie op last van de politie op zondag 28 mei 2023 rond 11.30 – 11.45 uur is verwijderd, was het ook de intentie dat de constructie slechts tot en met zondag 28 mei 2023 tot 13.00 uur zou blijven liggen (zie randnummer 51 van het verweerschrift).

Geen beoordeling gebrekkigheid opstal ex artikel 6:174 BW

3.25.

De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat de met kabelmatten bedekte kabelgoot niet behoort tot de weg(uitrusting) in de zin van artikel 6:174 lid 6 BW, zodat artikel 6:174 BW toepassing mist. Om die reden hoeft de kantonrechter niet op grond van artikel 6:174 lid 1 BW te beoordelen of de met kabelmatten bedekte kabelgoot voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.5

Toetsingskader aansprakelijkheid wegbeheerder ex artikel 6:162 BW

3.26.

Het voorgaande neemt niet weg dat op de gemeente als wegbeheerder de plicht rust ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt.6 De wegbeheerder kan op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de aanwezigheid van – niet van de weg, het weglichaam of weguitrusting deel uitmakende – voorwerpen op de weg. Voor het aannemen van deze aansprakelijkheid zal de wegbeheerder het verwijt moeten kunnen worden gemaakt dat zij in de nakoming van de op haar rustende algemene zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van de weggebruikers is tekortgeschoten.

3.27.

Indien de wegbeheerder, zoals in onderhavig geval, bekend is met de aanwezigheid van het voorwerp op de weg, zijn voor de beoordeling van haar aansprakelijkheid voor schade die ontstaat door verwezenlijking van het gevaar dat van die aanwezigheid uitging, van belang in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is (de ‘kelderluikcriteria’).7 Daarbij kunnen ook de herkomst, aard en functie van een dergelijk voorwerp een rol spelen, alsmede de ligging, functie, fysieke toestand en het te verwachten gebruik van de weg.8

De gemeente is als wegbeheerder aansprakelijk ex artikel 6:162 BW

3.28.

De kantonrechter is van oordeel dat de gemeente haar zorgplicht als wegbeheerder heeft geschonden en zij dus op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.

3.29.

De aansprakelijkheid van de gemeente moet grotendeels worden beoordeeld aan de hand van de kelderluikcriteria. Volgens de kantonrechter was de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kon worden verwacht, groot. Vaststaat dat het fietspad aan de [straat 1] zich bevindt in een doorgaans drukbezocht havengebied, waarbij – naar de stelling van verweersters – fietsers en voetgangers van verschillende kanten kunnen naderen. Het te verwachten gebruik van de weg is een gezichtspunt bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van de gemeente. Het gaat dus om een druk bereden fietspad gelegen op een pleinachtige omgeving.

3.30.

Voor fietsers was er geen concrete aanwijzing dat zij meer dan een normale voorzichtigheid in acht moesten nemen. Er was geen enkele waarschuwing voor de aanwezigheid van de kabelgoot onder de kabelmatten. De crux is dat fietsers de kabelmatten wel hebben zien liggen, maar kennelijk verrast werden door de hoogte van de daaronder gelegen kabelgoot. De gemeente heeft de zwart-gele felgekleurde kabelgoot (zie foto 2) met zwarte matten afgedekt zodat de kabelgoot aan het oog van de fietsers is onttrokken. Anders dan de gemeente, is de kantonrechter van oordeel dat de kabelmatten onvoldoende zijn voorzien van een gele waarschuwingsspray. De spray op de matten was vervaagd (zie foto 4). Verder overweegt de kantonrechter dat van de rood-witte tape die op de kabelmatten op het voetpad is bevestigd, voor het gebruik van het fietspad geen waarschuwende werking uitgaat.

3.31.

Hoewel de constructie – voorzover bekend - niet tot andere ongevallen heeft geleid, heeft [verzoeker] wel voldoende onderbouwd dat de constructie – onbedoeld – gevaarlijk was. De kantonrechter veronderstelt dat de gemeente de kabelgoot uit goede bedoelingen met een extra dikke rubberen mat heeft afgedekt om eventuele schokken bij het rijden over die goot te dempen en de overgang juist meer geleidelijk te laten verlopen. Maar deze kabelmat lijkt een averechts effect te hebben gehad. Juist door de aanwezigheid van deze mat, is de kabelgoot aan het zicht onttrokken, hebben de fietsers de hoogte van de kabelgoot niet goed kunnen inschatten en zijn zij door die hoogte verrast. Dat fietsers door de hoogte van de kabelgoot werden verrast en uit hun zadel stuiterden, volgt uit het proces-verbaal van de politieagent. Een sprekend voorbeeld is de fietser, waarover [verzoeker] en [omstander 1] hebben verklaard, die bij het rijden over de constructie zijn hockeystick is verloren. Dit geeft wel aan dat het rijden over de constructie invloed had op de stabiliteit van de fietsers, dat kan ook nog het gevolg zijn van een onbedoelde wisselwerking tussen het zachtere materiaal van de kabelmat en de daaronder liggende – harde – kabelgoot met scherpe hoeken. Uit het proces-verbaal van de politieagent volgt ook dat de constructie in de nacht van zaterdag 27 mei 2023 op zondag 28 mei 2023 meerdere keren bijna tot een ongeval heeft geleid.

3.32.

Het gevaar van de constructie hield niet alleen verband met de hoogte van de kabelgoot. [verzoeker] heeft voldoende onderbouwd dat de constructie niet recht over de weg heeft gelegen. Zie bijvoorbeeld foto 1 en foto 4. Op die foto’s is door de schaduwwerking te zien dat de kabelgoot niet recht maar in een kronkeling over de weg heeft gelegen direct voorafgaand aan het [verzoeker] overkomen ongeval. Dat de constructie ook al eerder scheef was gaan liggen, volgt uit de verklaring van [medewerker] , die de constructie zaterdagavond recht heeft moeten leggen (zie randnummer 3.11). Met [verzoeker] is de kantonrechter van oordeel dat het scheef aanrijden van de kabelgoot de kans op ongevallen vergroot. Deze scheve ligging van de kabelgoot houdt mogelijk verband met het feit dat de onderdelen van de goot niet in elkaar waren geklikt, zoals dit op foto 3 is te zien. Deze situatie is gevaarlijk omdat juist met de dunnere banden van een racefiets in de opening tussen deze delen kan worden gereden.

3.33.

De kantonrechter hecht eraan dat de politieagent die kort na het ongeval ter plaatse is gekomen de gemeente heeft verzocht de constructie met voorrang te verwijderen. In dit verzoek ligt een oordeel besloten over het gevaarlijke karakter van de constructie. De gemeente heeft dat ook gedaan.

3.34.

Volgens de kantonrechter was het voor de gemeente weinig bezwaarlijk om veiligheidsmaatregelen te nemen. Nu de gemeente de fietsers met omleidingsborden over het fietspad van de [straat 1] heeft geleid, was het voor haar weinig bezwaarlijk om waarschuwingsborden bij de constructie te plaatsen waardoor werd gewaarschuwd voor de aanwezigheid van de kabelgoot. In dit geval klemt dat nog meer omdat bij de mondelinge behandeling is gebleken dat het gebruikte type kabelgoot bedoeld is voor gemotoriseerd verkeer (zie productie 3 bij het verweerschrift) en daarom hoger is uitgevoerd. De kantonrechter heeft partijen tijdens de behandeling voorgehouden dat het opvallend is dat voor bijvoorbeeld verkeersdrempels voor gemotoriseerd verkeer doorgaans wel door middel van bebording wordt gewaarschuwd. De kantonrechter ziet niet in waarom dit anders zou moeten zijn bij een obstakel als het onderhavige op een fietspad.

Geen eigen schuld ex artikel 6:101 BW

3.35.

Anders dan de gemeente, is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] geen eigen schuld vanwege een grote mate van onvoorzichtigheid en onoplettendheid kan worden verweten. [verzoeker] heeft middels uitdraai van een app die verbonden was met zijn fietscomputer in de vorm van een grafiek, die als derde productie achter de pleitaantekeningen van mr. Tilburg is gevoegd, voldoende onderbouwd dat hij de kabelgoot met een snelheid van 20,9 km/u heeft genaderd, en dus niet de aldaar volgens het proces-verbaal geldende toegestane maximumsnelheid van 25 km/u (zie randnummer 3.10) heeft gereden. Een snelheid van 20,9 km/u kan ook overigens niet als te snel worden aangemerkt.

Toewijzing verzoek onder I

3.36.

Het verzoek onder I zal worden toegewezen. De kantonrechter zal voor recht verklaren dat de gemeente jegens [verzoeker] volledig aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden.

Kosten deelgeschilprocedure

3.37.

[verzoeker] verzoekt verder de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 4.898,08 (incl. btw) en verweersters te veroordelen tot betaling van deze kosten. De kantonrechter is op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv gehouden de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de kantonrechter bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dat betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvan is in dit geval geen sprake.

3.38.

De kosten van dit deelgeschil bedragen volgens [verzoeker] € 4.898,08 (incl. btw) en is als volgt opgebouwd: 17,60 uur x € 230,00 (uurtarief) x 1,21 (btw). Verweersters hebben geen verweer gevoerd tegen het aantal uren. Verweersters hebben evenmin verweer gevoerd tegen het aantal uren en het gehanteerde uurtarief en de kantonrechter ziet ook geen reden om de kosten ambtshalve te beoordelen. De rechtbank begroot de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak op 17,6 uren x € 230,00 (excl. btw), vermeerderd met 21% btw. Daar moet het griffierecht van € 87,00 dat [verzoeker] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden, zodat het totaal € 4.985,08 (incl. btw) bedraagt. Verweersters zullen tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld.

Geen uitvoerbaar bij voorraadverklaring

3.39.

De kantonrechter zal deze uitsprak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals [verzoeker] vraagt, omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv. ECLI:NL:RBMNE:2024:4637

1Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6 1990, p. 1393.

2Hof Arnhem-Leeuwarden 3 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1498, r.o. 4.4 en 4.5.

3HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283, NJ 2017/73, m.nt. J. Spier (Vennemans/Nijmegen).

4Zie Hof Den Haag 20 mei 1999, LJN AD3054, NJ 2000/77 (Staat/Kouwenhoven) waarin voor bewegwijzeringsborden een uitzondering is gemaakt op de eis van de permanente aanwezigheid.

5Vgl. HR 7 oktober 2016, r.o. 3.6, ECLI:NL:HR:2016:2283, NJ 2017/73, m.nt. J. Spier (Vennemans/Nijmegen).

6Vgl. HR 20 maart 1992, ECLI:NL:HR:1992: ZC0549, NJ 1993/547 (Bussluis).

7HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966/136 (Kelderluik) en HR 28 juni 2023, ECLI:NL:HR:2013:47, NJ 2013/366.

8HR 7 oktober 2016, r.o. 3.5.5 en 3.5.6, ECLI:NL:HR:2016:2283, NJ 2017/73, m.nt. J. Spier (Vennemans/Nijmegen).