RBNHO 140225 whiplash; rapportages expertises niet definitief vanwege impasse over aanvullend toezending patiëntenkaart en rapport psychiater
RBNHO 140225 whiplash; rapportages expertises niet definitief vanwege impasse over aanvullend toezending patiëntenkaart en rapport psychiater
- uit psychiatrisch rapport blijkt van tijdelijke ptss-klachten
- verzocht en toegewezen, na correctie en na akkoord pij, 24,2 uur x € 285 + 21%, = € 8.345,37
De zaak in het kort
[verzoekster] is op 26 april 2019 betrokken geraakt bij een verkeersongeval in de Velsertunnel (A22). De door [verzoekster] bestuurde personenauto werd van achteren aangereden door een personenauto die verzekerd was bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. [verzoekster] stelt dat het ongeval aanhoudende (pijn)klachten en PTSS-klachten heeft veroorzaakt. Omdat er bij Allianz diverse medische causaliteitsvragen spelen, zijn op gezamenlijk verzoek van partijen deskundigenonderzoeken uitgevoerd door een orthopedisch chirurg, een psychiater, een neuroloog en een neuropsycholoog.
Partijen zijn in dit deelgeschil verdeeld over de vraag of de rapportages van de neuroloog en neuropsycholoog als definitieve rapportages moeten worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Allianz mag naar aanleiding van de conceptrapportages nog reageren, aanvullende vragen stellen aan deze deskundigen en hen het huisartsenjournaal van twee jaar vóór het ongeval toesturen.
Wat betreft de causaliteit oordeelt de rechtbank dat op dit moment alleen het juridisch causaal verband kan worden aangenomen tussen het ongeval en de PTSS-klachten van [verzoekster] over de periode vanaf 26 april 2019 tot en met 8 april 2020. Daarover zijn partijen het eens. De vraag of de overige door [verzoekster] geuite klachten het gevolg zijn van het ongeval kan pas worden beantwoord als de neuroloog en de neuropsycholoog definitieve rapportages hebben uitgebracht. Het verzoek van [verzoekster] is daarom slechts gedeeltelijk toewijsbaar.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 18 oktober 2024 met producties 1-8
- het verweerschrift van 6 december 2024 met producties 1-21
- het bericht van 19 november 2024 van de zijde van [verzoekster] met productie 9
- het bericht van 11 december 2024 van de zijde van [verzoekster] met productie 10.
1.2.
Op 13 december 2024 heeft de mondelinge behandeling van het deelgeschil plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen [verzoekster] , vergezeld door mr. B. Leemhuis, en namens Allianz [schadecorrespondent] , schadecorrespondent, vergezeld door mr. N.C. Haase.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Leemhuis heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de zaak aangehouden voor buitengerechtelijk overleg tussen partijen. Op 13 januari 2025 heeft mr. Leemhuis de rechtbank bericht dat dit overleg niet tot overeenstemming heeft geleid. Namens [verzoekster] heeft hij daarom verzocht om uitspraak te doen in de zaak.
Bij brief van 14 januari 2025 heeft de rechtbank partijen bericht dat op 25 februari 2025 of zoveel eerder als mogelijk is een beschikking zal volgen.
2De feiten
Algemeen
2.1.
Op 26 april 2019 is [verzoekster] , op dat moment 47 jaar, betrokken geraakt bij een verkeersongeval in de Velsertunnel (A22). De door [verzoekster] bestuurde personenauto werd van achteren aangereden door een personenauto die in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen verzekerd was bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
Medische gegevens
2.2.
[verzoekster] is na het ongeval niet gezien door een ambulance of op de Spoedeisende Hulp. Zij heeft op 26 april 2019 wel direct contact gehad met haar huisarts. [verzoekster] meldt dat zij diezelfde avond en de periode daarna klachten ontwikkelde van onder andere hoofdpijn, nekpijn, rugpijn, misselijkheid, duizeligheid, prikkelgevoeligheid en verminderde concentratie. Zij kreeg ook steeds meer last van angst en pijn aan het staartbeentje. [verzoekster] heeft meerdere keren contact gezocht met haar huisarts.
2.3.
In de daarop volgende jaren volgde een groot aantal behandelingen en consulten, zoals behandelingen bij een psycholoog, een ergotherapeut, een fysio- en manueeltherapeut, een orthopedisch chirurg, een anesthesioloog-pijnspecialist, een osteopaat en een lichaamsgerichte (trauma)therapeut.
2.4.
Op 21 februari 2024 is [verzoekster] door haar huisarts verwezen naar de Stichting Revalidatiegeneeskunde Nederland (SRN) met de volgende begeleidende tekst:
“In verleden fors ongeval. Nekproblemen over gehouden (Whiplash) Veel FT, ergo, psychologie gehad, komt er niet uit. Wil, met de pijn, normaal kunnen functioneren. Kunnen jullie haar wat bieden?”
[verzoekster] is in maart 2024 bij SRN gestart met een interdisciplinair medisch specialistisch revalidatietraject.
Arbeidsgegevens
2.5.
[verzoekster] heeft zich na het ongeval drie maanden ziek gemeld voor haar werk als technisch manager op het gebied van kwaliteitssystemen. Zij heeft daarna haar uren weer opgebouwd tot veertig uur per week in februari 2020. Haar arbeidsovereenkomst eindigde in juli 2023 wegens een reorganisatie.
Verloop schaderegeling
2.6.
De schade van [verzoekster] is na het ongeval door Achmea Personenschade op basis van een SVI-verzekering in behandeling genomen. Achmea Personenschade heeft het dossier van [verzoekster] op 15 juli 2021 gesloten. Op 20 december 2021 heeft de toenmalige belangenbehartiger van [verzoekster] zich gemeld bij Allianz, die de schaderegeling heeft opgestart.
2.7.
In mei 2022 nam de huidige advocaat van [verzoekster] de behandeling van het dossier over van de vorige belangenbehartiger. Bij brief van 13 juli 2022 heeft hij aan Allianz voorgesteld om gezamenlijk een bezoek te brengen aan [verzoekster] . Daarnaast heeft hij verzocht om het opstarten van een orthopedische expertise.
2.8.
In november 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over het verrichten van een deskundigenonderzoek door orthopedisch chirurg drs. A.M.J. Burgers (hierna: Burgers).
2.9.
Bij brief van 28 november 2022 heeft [verzoekster] Allianz verzocht ook een neurologische en psychiatrische expertise op te starten, als de klachten en/of het causaal verband door Allianz worden betwist.
2.10.
Allianz heeft [verzoekster] bij brief van 3 februari 2023 het volgende bericht:
“Bijgaand zenden wij u de reactie van onze medisch adviseur ten aanzien van het medisch causaal verband. Naar wij aannemen spreekt de inhoud voor zich.
Voor een tijdelijke periode van enkele maanden (de medisch adviseur stelt 6 weken) kunnen wij het medisch causaal verband erkennen. Acht u een medische expertise nog nodig? Uw reactie zien wij met belangstelling tegemoet.”
2.11.
Daarna zijn partijen overeengekomen deskundigenonderzoeken te laten verrichten door psychiater dr. P.L. Remijnse (hierna: Remijnse) en neuroloog dr. J.P. ter Bruggen (hierna: Ter Bruggen).
De deskundigenonderzoeken
Orthopedisch chirurg
2.12. Op 19 juni 2023 is het definitieve rapport van orthopedisch chirurg Burgers gereed gekomen. Burgers heeft bij de totstandkoming van zijn rapport kennisgenomen van een door hem opgevraagd huisartsenjournaal van huisarts Korst van twee jaar vóór de aanrijding.
Dat document was eerder bij (de medisch adviseur van) Allianz niet bekend.
Psychiater
2.13.
Op 19 juni 2023 heeft psychiater Remijnse [verzoekster] onderzocht. De bevindingen van zijn onderzoek zijn neergelegd in een definitief rapport van 18 juli 2023. Daarin is het volgende vermeld, voor zover van belang:
“Beschouwing en conclusie
Het gaat om een 51 -jarige gescheiden vrouw met twee dochters in de puberleeftijd, werkzaam als leidinggevende manager in de technische sector. (..) De psychiatrische voorgeschiedenis vermeldt ADHD, geconstateerd door de huisarts in 2016. Daarnaast een succesvolle behandeling voor posttraumatische-stressstoornis (PTSS) in 2019/2020. (..)
De huidige klachten bestaan vooral uit pijn in nek en hoofd evenals pijn ter hoogte van het staartbeen. Pijnklachten zijn sterk gerelateerd aan (intensieve) cognitieve inspanning tijdens werkdagen en gaan dan gepaard met moeite om de langdurige focus te houden. (..)
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de anamnese acht ik het gehele verhaal van betrokkene volledig plausibel en consistent in zichzelf en met alle meegezonden gegevens. (..) De essentie van deze casus is toch vooral de aanwezigheid van pijnklachten van het bewegingsapparaat die grotendeels werkgerelateerd is. Hoewel deze lichamelijke klacht evident voorop staat en betrokkene hierdoor invoelbare lijdensdruk ervaart, kwalificeert het geheel m.i. niet voor een somatisch symptoomstoornis conform DSM-5. (..)
Evenmin kan er in deze casus gesproken worden van een stemmingsstoornis (..) Voorts is er niet sprake (meer) van een PTSS (..). Het is zeker aannemelijk dat betrokkene enkele jaren geleden wel voldeed aan de criteria hiervan (afgaand op de correspondentie en haar eigen verhaal hierover) maar deze is duidelijk in remissie geraakt door een adequate behandeling rond 2019/2020. (..) Concluderend kan ik al met al geen psychiatrische stoornis vaststellen in deze casus.”
Neuroloog en neuropsycholoog
2.14.
Op 21 juni 2023 heeft neuroloog Ter Bruggen [verzoekster] onderzocht. Ter Bruggen heeft op 9 augustus 2023 een conceptrapport aan [verzoekster] toegestuurd, die daarop op 17 augustus 2023 heeft gereageerd. Ter Bruggen heeft dit conceptrapport toegezonden aan klinisch neuropsycholoog prof. dr. H.A.M. Middelkoop (hierna: Middelkoop) en hem gevraagd een neuropsychologische expertise te verrichten.
Op 1 december 2023 heeft Middelkoop zijn hulponderzoek verricht. De bevindingen van dit hulponderzoek zijn neergelegd in een conceptrapport van 6 maart 2024, dat is voorgelegd aan [verzoekster] . Na ontvangst van de reactie van [verzoekster] heeft Middelkoop op 18 maart 2024 een aan Ter Bruggen gericht rapport opgesteld.
In dit rapport is het volgende vermeld, voor zover van belang:
“Vraag 1:
Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn?
Antwoord:
(..)
Al met al is er bij betrokkene in overeenstemming met de (hetero)anamnese sprake van enkele geobjectiveerde momenten van cognitieve disfunctie, met name op het gebied van aandacht/concentratie, werkgeheugen en handelingstempo, die secundair zijn aan de door betrokkene ervaren klachten van pijn en energieverlies. Er is echter geen sprake van primaire cognitieve functiestoornissen, noch van non-cognitieve psychopathologie.
Vraag 2:
Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van het doorgemaakte ongeval op 26-04-2019?
Antwoord:
Ik acht het niet aannemelijk dat de bij betrokkene aangetoonde milde cognitieve stoornis wordt veroorzaakt door een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval op 26-04-2019. Deze conclusie baseer ik op (1) het dossier en de uitkomsten van het neurologisch onderzoek (..), (2) de afwezigheid van bewustzijnsverlies, uitwendig (hoofd)letsel en amnesie gerelateerd aan het ongeval, (3) de atypische ontwikkeling en beloop van de posttraumatische restklachten, en (4) de door u vastgestelde diagnose van WAD (graad 1-2) (..) die het bijkomende posttraumatische, chronisch geworden pijnsyndroom en de energetische beperkingen met secundaire, milde cognitieve disfunctie het best verklaart. (..)”
2.15.
Neuroloog Ter Bruggen heeft het (op 20 maart 2024 ontvangen) rapport van Middelkoop vervolgens in zijn eigen conceptrapport van 21 maart 2024 verwerkt.
2.16.
Neuroloog Ter Bruggen heeft in dat conceptrapport de IWMD vraagstelling beantwoord en daarnaast het volgende in zijn Beschouwing geschreven, voor zover van belang:
“Er is sprake van een whiplash syndroom, na een acceleratie-deceleratie letsel, door een HET in de zin van een aanrijding van achteren. Ze heeft deze aanrijding ook als traumatisch ervaren. Ik zou dit classificeren als een WAD, whiplash associated disorder graad 1-2. Er is geen sprake van een bijkomend postcommotioneel syndroom, omdat bewustzijnsverlies en amnesie (geheugenverlies) (zowel anterograad als posttraumatische) ontbreken.
Een whiplash komt met name voor bij een acceleratie-deceleratie verkeersletsel, vooral bij een letsel van achteren, maar ook een zijdelings letsel kan een whiplash veroorzaken (MayoClinics). (..)
Het postwhiplashsyndroom moet worden gezien als een chronisch pijnsyndroom zonder neurologisch substraat. (..)
Uiteindelijk is een chronisch onbegrepen pijnsyndroom ontstaan, zonder neurologisch substraat, met als persisterende klachten: overprikkelbaarheid, afname aandacht en concentratie, nekpijn na langer belasten, aanvalsgewijze hoofdpijn occipitaal, (..).
(..)
Op het recente NPO van 20-03-2024 is er sprake van enkele geobjectiveerde momenten van cognitieve disfunctie, met name op het gebied van aandacht/concentratie, werkgeheugen en handelingstempo, die secundair zijn aan de door betrokkene ervaren klachten van pijn en energieverlies. Er is echter geen sprake van primaire cognitieve functiestoornissen, noch van non-cognitieve psychopathologie. Hieruit concludeer ik dat het milde cognitief deficit bestaat, niet trauma gerelateerd is.”
2.17. Op 21 maart 2024 heeft neuroloog Ter Bruggen zijn conceptrapport verzonden aan de medisch adviseurs van partijen. In zijn begeleidende brief heeft hij het volgende geschreven:
“Eventuele vragen of een reactie naar aanleiding van het conceptrapport ontvangen wij graag binnen 4 weken (sluitingsdatum: 18-04-2024). (..) Indien wij geen bericht van u hebben ontvangen binnen deze termijn van 4 weken, gaan wij ervan uit dat u akkoord bent met de conceptrapportage en zullen wij overgaan tot het verzenden van de definitieve rapportage.”
2.18.
Allianz heeft binnen de gestelde termijn van vier weken geen aanvullende vragen gesteld.
2.19.
In het voorjaar van 2024 hebben partijen gediscussieerd over de wens van Allianz om alsnog aanvullende vragen te stellen aan neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop en om hen aanvullende medische informatie te verstrekken, te weten eerdergenoemd huisartsenjournaal van twee jaar vóór de aanrijding en het rapport van psychiater Remijnse van 18 juli 2023.
2.20.
Op 4 september 2024 heeft [verzoekster] Allianz een termijn van een week gegeven om aanvullende vragen te stellen, onder de voorwaarden dat de vragen tegelijkertijd worden gesteld en geen aanvullende informatie meer wordt opgestuurd of melding wordt gemaakt van de beschikbaarheid daarvan. Allianz is daarmee niet akkoord gegaan.
3Het deelgeschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt - samengevat - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van deelgeschil in de zin van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
I. voor recht verklaart dat de laatst aangeleverde concepten van de rapportages van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop als definitieve rapportages dienen te worden beschouwd, en dat Allianz niet meer in de gelegenheid wordt gesteld om nog aanvullende vragen te stellen en/of aanvullende informatie aan deze deskundigen voor te houden;
II. voor recht verklaart dat sprake is van een (juridisch) causaal verband tussen enerzijds het door [verzoekster] op 26 april 2019 overkomen verkeersongeval en anderzijds
- het door neuroloog Ter Bruggen geduide chronisch pijnsyndroom, met als persisterende klachten: overprikkelbaarheid, afname aandacht en concentratie, nekpijn na langer belasten en aanvalsgewijze hoofdpijn occipitaal;
- -
het door neuropsycholoog Middelkoop geduide milde cognitief deficit;
- -
de door psychiater Remijnse geduide tijdelijke PTSS;
III. de kosten van het deelgeschil begroot op € 8.966,10 (inclusief btw) en Allianz veroordeelt tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met het griffierecht.
3.2.
Aan deze verzoeken legt [verzoekster] het volgende, samengevat, ten grondslag.
3.2.1.
Neuroloog Ter Bruggen heeft op 21 maart 2024 zijn conceptrapport, waarin de bevindingen van het hulponderzoek van neuropsycholoog Middelkoop zijn verwerkt, verzonden aan de medisch adviseurs van partijen en hen de mogelijkheid geboden om aanvullende vragen te stellen. Hoewel Allianz daaraan tal van keren actief is herinnerd door zowel de deskundigen als door [verzoekster] , heeft Allianz niet gereageerd. Allianz heeft de mogelijkheid tot het stellen van aanvullende vragen daardoor verspeeld. Nog meer uitstel zou de zaak wederom vertragen, wat niet in het belang is van [verzoekster] . [verzoekster] vraagt de rechtbank daarom om vast te stellen dat de meest recente conceptrapporten van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop als definitief dienen te worden beschouwd en dat deze (mede) kunnen dienen als basis voor een afwikkeling van de letselschadezaak van [verzoekster] .
3.2.2.
[verzoekster] stelt dat het ongeval op 26 april 2019 aanhoudende (pijn)klachten en PTSS-klachten heeft veroorzaakt. Uit de medische behandelinformatie en uit de rapportages van de door beide partijen benoemde deskundigen volgt volgens [verzoekster] dat de hiervoor onder 3.1. sub II opgesomde klachten in causaal verband (in de zin van conditio sine qua non) staan met het ongeval. Zo heeft neuroloog Ter Bruggen vastgesteld dat sprake is van een whiplash associated disorder (WAD) graad 1-2. Daaruit is een postwhiplashsyndroom ontstaan dat volgens Ter Bruggen moet worden gezien als een chronisch pijnsyndroom zonder neurologisch substraat met persisterende (pijn)klachten. Neuropsycholoog Middelkoop heeft vastgesteld dat de energetische beperkingen van [verzoekster] met secundaire, milde cognitieve disfunctie daarvan het gevolg zijn. Verder heeft psychiater Remijnse vastgesteld dat de lichamelijke klachten van [verzoekster] evident voorop staan en zij hierdoor invoelbare lijdensdruk ervaart. Volgens psychiater Remijnse is het gehele verhaal van [verzoekster] volledig plausibel en consistent. Hij heeft ook tijdelijke PTSS bij [verzoekster] aannemelijk geacht.
In aanvulling op deze bevindingen stelt [verzoekster] dat vóór het ongeval geen sprake was van een chronisch pijnsyndroom, mild cognitief deficit of PTSS, dat deze klachten door het ongeval (een achteropaanrijding) veroorzaakt kunnen worden en dat een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt.
3.3.
Allianz vindt dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen. Allianz stelt in haar verweer voorop dat het probleem in deze zaak is dat er bij [verzoekster] geen medische ongevalsgerelateerde afwijkingen zijn gediagnosticeerd die de gestelde klachten kunnen verklaren. Wel blijkt [verzoekster] , aldus Allianz, bekend met diverse pre-existente en ongevalsvreemde problematiek. In een poging helderheid te krijgen over wat nu een gevolg is van de aanrijding, hebben er op gezamenlijk verzoek verschillende expertises plaatsgevonden. Over de rapportages van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop voert Allianz, samengevat, het volgende aan.
3.3.1.
Allianz betwist dat zij haar recht op hoor en wederhoor heeft verspeeld. Neuroloog Ter Bruggen heeft zijn rapport (terecht) nog niet definitief gemaakt, zodat het ook niet als zodanig heeft te gelden. Allianz heeft nog verschillende relevante en noodzakelijke vragen aan Ter Bruggen. Daarvoor dient Ter Bruggen eerst het huisartsenjournaal van huisarts Korst van twee jaar vóór de aanrijding nagezonden te krijgen. Met dat huisartsenjournaal - dat orthopedisch chirurg Burgers heeft opgevraagd en waarover Ter Bruggen ten tijde van zijn onderzoek niet beschikte - is namelijk pas voor het eerst duidelijk geworden welke pre-existente en ongevalsvreemde problematiek er (allemaal) bij [verzoekster] speelt. Ter Bruggen zal moeten beoordelen of hij op basis daarvan aanleiding ziet om de inhoud van zijn rapport aan te passen. Naast het huisartsenjournaal moet het definitieve rapport van psychiater Remijnse ook aan Ter Bruggen worden gestuurd. Voor de beeldvorming van Ter Bruggen is immers van belang om ervan op de hoogte te zijn dat de gestelde pijnklachten aan het bewegingsapparaat van [verzoekster] volgens psychiater Remijnse grotendeels werk gerelateerd zijn en dat psychiater Remijnse geen psychiatrische stoornis bij [verzoekster] kan vaststellen. Ter Bruggen zal dan ook moeten worden gevraagd of het niet mogelijk is dat de gestelde aanhoudende klachten voortkomen uit het werk van [verzoekster] in plaats van uit de aanrijding. Verder wil Allianz Ter Bruggen nog vragen stellen over de door hem gestelde diagnose.
3.3.2.
Allianz kan ermee instemmen om het rapport van neuropsycholoog Middelkoop als definitief te beschouwen, als de rechtbank van oordeel is dat er geen causaal verband bestaat tussen ‘het door Middelkoop geduide mild cognitief deficit’ en het ongeval. Als de rechtbank anders oordeelt, heeft te gelden dat het rapport van neuropsycholoog Middelkoop nog niet als definitief kan worden beschouwd, dat ook hij het huisartsenjournaal van twee jaar vóór de aanrijding en het rapport van psychiater Remijnse nagezonden moet krijgen en dat Allianz nog in de gelegenheid moet worden gesteld om aanvullende vragen te stellen. Neuroloog Ter Bruggen moet van een eventueel gewijzigd rapport van Middelkoop kennisnemen en beoordelen of dit hem aanleiding geeft om zijn conceptrapport aan te passen, aldus Allianz.
3.3.3.
Op basis van de nu voorhanden liggende stukken, waaronder de verschillende (ontwerp)deskundigenrapporten, kan volgens Allianz geen (juridisch) causaal verband worden aangenomen tussen “het door Ter Bruggen geduide chronisch pijnsyndroom met aanhoudende klachten” en de aanrijding, noch tussen “het door Middelkoop geduide mild cognitief deficit” en de aanrijding.
Allianz kan op basis van het definitieve rapport van psychiater Remijnse erkennen dat het mogelijk is dat [verzoekster] in het verleden voldeed aan de criteria van PTSS, maar van belang is dat deze sinds 2019/2020 weer volledig in remissie is. Psychiater Remijnse heeft geen enkele psychiatrische stoornis en/of enige beperkingen bij [verzoekster] vastgesteld. Er kan dan ook louter worden gesproken van een PTSS van 26 april 2019 tot 2019/2020, aldus Allianz.
3.3.4.
Allianz voert tot slot verweer tegen de opgevoerde kosten deelgeschil en de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Behandeling in deelgeschil
4.1.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. In verband hiermee moet de rechtbank eerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.2.
Het deelgeschil ziet op de beantwoording van twee vragen: 1) de vraag of de rapportages van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop definitief zijn geworden en of partijen hieraan gebonden zijn en 2) de vraag naar het (juridisch) causaal verband tussen de door [verzoekster] geuite klachten en het ongeval op 26 april 2019. Dergelijke vragen kunnen in een deelgeschilprocedure aan de rechter worden voorgelegd. Met een oordeel hierover kan de ontstane impasse tussen partijen worden doorbroken en kunnen de onderhandelingen in principe worden voortgezet. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek inhoudelijk zal bespreken.
De rapportages van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop
4.3.
Niet in geschil is dat het rapport dat neuroloog Ter Bruggen op 21 maart 2024 heeft opgesteld en waarin de onderzoeksbevindingen van neuropsycholoog Middelkoop zijn verwerkt, kwalificeert als een conceptrapport. De vraag is of dit rapport, zoals [verzoekster] stelt maar Allianz betwist, definitief is geworden omdat niet binnen de daarvoor gestelde termijn van vier weken (eindigend op 18 april 2024) een reactie is gegeven of vragen zijn gesteld. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij licht dit hierna toe.
4.3.1.
Na het verstrijken van de termijn heeft Allianz de wens geuit om het definitieve rapport van psychiater Remijnse voor te leggen aan neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop, met de aanvullende vraag of dit aanleiding geeft om hun visie te wijzigen. Op 23 mei 2024 heeft [verzoekster] dat geweigerd, maar daarbij heeft zij Allianz wel in overweging gegeven aanvullende vragen te stellen aan Ter Bruggen en Middelkoop. Ook daarna heeft [verzoekster] Allianz meerdere keren laten weten geen bezwaar te hebben tegen aanvullende vragen. Partijen konden het echter niet eens worden of daarbij het rapport van psychiater Remijnse en het huisartsenjournaal van huisarts Korst van twee jaar vóór de aanrijding moesten worden verstrekt.
4.3.2.
Dat partijen in een impasse zijn geraakt over het al dan niet toesturen van aanvullende informatie en er maanden later door Allianz nog geen vragen zijn gesteld, kan niet tot het oordeel leiden dat Allianz haar mogelijkheid heeft verspeeld om alsnog op de conceptrapporten te reageren. Daarvoor ontbreekt een juridische grondslag. Anders dan [verzoekster] ter zitting betoogde, biedt de brief van neuroloog Ter Bruggen van 21 maart 2024, waarin hij schreef dat het conceptrapport een definitieve vorm zou krijgen als er niet binnen vier weken zou worden gereageerd, die grondslag niet. Ter Bruggen was op de hoogte van de discussie tussen partijen over het complementeren van het medisch dossier en heeft na het verstrijken van de door hem gestelde termijn ook geen aanleiding gezien om zijn rapport van 21 maart 2024 als definitief te beschouwen en over te gaan tot het verzenden van de definitieve rapportage. Dat Allianz haar vragen inmiddels niet alsnog heeft gesteld, is overigens mede aan [verzoekster] te wijten omdat zij er niet mee instemde dat Allianz nadere stukken aan de deskundige zou verstrekken.
Anders dan [verzoekster] stelt heeft het rapport van 21 maart 2024 dus zijn ontwerpstatus behouden.
4.4.
Dit betekent dat naar aanleiding daarvan door Allianz nog mag worden gereageerd en vragen mogen worden gesteld aan neuroloog Ter Bruggen.
4.5.
Allianz kan ermee instemmen dat het rapport van neuropsycholoog Middelkoop als definitief wordt beschouwd, in het geval de rechtbank oordeelt dat geen causaal verband bestaat tussen ‘het door Middelkoop geduide mild cognitief deficit’ en het ongeval. Zoals hieronder zal worden toegelicht kan de rechtbank op dit moment geen oordeel geven over het al dan niet bestaan van dat causaal verband. De rechtbank komt daarmee ook toe aan de vraag of Allianz nog mag reageren op en nadere vragen mag stellen aan neuropsycholoog Middelkoop.
4.6.
De rechtbank leidt uit het rapport van neuropsycholoog Middelkoop af dat hij alleen [verzoekster] in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op zijn conceptrapport van 6 maart 2024. Middelkoop heeft die gelegenheid niet aan Allianz geboden. Reeds daarom moet Allianz nog de mogelijkheid krijgen te reageren op het rapport van Middelkoop en hem aanvullende vragen te stellen. Verder geldt dat in het conceptrapport van neuroloog Ter Bruggen de bevindingen van het hulponderzoek van neuropsycholoog Middelkoop zijn verwerkt en een eventuele aanpassing van dit conceptrapport, bijvoorbeeld op de gestelde diagnose, invloed kan hebben op de uitkomst van het neuropsychologisch onderzoek, zodat het rapport van neuropsycholoog Middelkoop van 18 maart 2024 ook om die reden niet als definitief kan worden beschouwd.
Het verstrekken van het huisartsenjournaal van twee jaar vóór de aanrijding
4.7.
Verder volgt de rechtbank Allianz in haar standpunt dat het voor de vraag naar het causaal verband van belang is dat aan neuroloog Ter Bruggen het huisartsenjournaal van huisarts Korst van twee jaar vóór de aanrijding wordt verstrekt. Daarin komt een mogelijk relevante medische voorgeschiedenis naar voren. Over dit huisartsenjournaal beschikte Ter Bruggen bij zijn onderzoek (kennelijk) niet, maar mogelijk was hij wel bekend met de pre-existente problematiek volgend uit het verstrekte medische dossier van [verzoekster] . Ter Bruggen kan bij de toezending van het huisartsenjournaal (onder meer) worden gevraagd of hij daarin aanleiding ziet om de inhoud van zijn conceptrapport op basis daarvan aan te passen. Het voorgaande geldt ook voor neuropsycholoog Middelkoop.
4.8.
Met het oog op een voortvarende schadeafwikkeling geeft de rechtbank partijen uitdrukkelijk in overweging om een termijn van maximaal vier weken na de datum van deze beschikking aan te houden voor het toesturen van het huisartsenjournaal, het stellen van vragen en/of het geven van een reactie naar aanleiding van de conceptrapporten van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop. De rechtbank geeft partijen verder in overweging om beide deskundigen op de hoogte te stellen van deze beschikking.
Het verstrekken van het definitieve rapport van psychiater Remijnse
4.9.
Voor het verstrekken van het rapport van psychiater Remijnse van 18 juli 2023 aan neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop ziet de rechtbank onvoldoende grond in wat Allianz heeft aangevoerd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.9.1.
De neurologische en psychiatrische onderzoeken zijn op hetzelfde moment in gang gezet zonder dat partijen besproken en bedoeld hebben om het daaruit voortvloeiende deskundigenbericht van psychiater Remijnse voor te leggen aan neuroloog Ter Bruggen, of andersom. De uitkomsten van de psychiatrische expertise geven bovendien geen reden om deze aan neuroloog Ter Bruggen voor te houden. Psychiater Remijnse concludeert namelijk dat [verzoekster] vooral beperkingen heeft door pijnklachten van het bewegingsapparaat die grotendeels werk gerelateerd zijn. Zoals Remijnse zelf al in zijn rapport aangeeft, gaat hij als psychiater niet over het stellen van beperkingen in fysieke functies, maar is dit aan de somaticus, zoals de neuroloog, die in dit geval al een eigen beoordeling heeft gemaakt.
4.9.2.
Daarnaast hebben de psychiater en de neuropsycholoog elk hun eigen vakgebied waarin zij gespecialiseerd zijn. De vaststelling van psychiater Remijnse dat geen sprake is van een psychiatrische stoornis, kan dus los bestaan van de bevindingen van neuropsycholoog Middelkoop die na zijn onderzoek heeft vastgesteld dat [verzoekster] weliswaar geen primaire cognitieve functiestoornissen heeft, maar wel enkele geobjectiveerde momenten van cognitieve disfunctie laat zien. Het staat Allianz vrij, zoals eerder overwogen, om neuroloog Ter Bruggen en/of neuropsycholoog Middelkoop te vragen om een (nadere) toelichting op hun beschouwingen, maar het strekt, gelet op het voorgaande, te ver om hen ter beoordeling het rapport van psychiater Remijnse voor te leggen.
4.10.
De rechtbank concludeert dat de onder 3.1. sub I verzochte verklaring voor recht dan ook op dit punt zal worden toegewezen en voor het overige zal worden afgewezen.
Juridisch causaal verband
4.11.
In dit deelgeschil ligt ook het verzoek van [verzoekster] aan de rechtbank voor om het (juridisch) causaal verband vast te stellen tussen enerzijds het ongeval op 26 april 2019 en anderzijds de onder 3.1. sub II opgesomde klachten (chronisch pijnsyndroom, mild cognitief deficit en PTSS).
4.12.
Wat betreft het chronisch pijnsyndroom en mild cognitief deficit heeft [verzoekster] haar verzoek onderbouwd met een verwijzing naar de, in gezamenlijke opdracht opgestelde, conceptrapporten van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop. Partijen zijn aan de conclusies van deze deskundigen echter nog niet gebonden. Zoals hierboven is overwogen is het namelijk nog mogelijk dat die conclusies worden gewijzigd naar aanleiding van de toezending van voornoemd huisartsenjournaal en/of de reactie van Allianz op de conceptrapporten en de beantwoording van nadere vragen die zij de deskundigen zal stellen. Dit betekent dat de rechtbank op basis van de huidige voorhanden zijnde, objectieve medische gegevens geen bindende eindbeslissing kan geven over het juridisch causaal verband tussen “het door Ter Bruggen geduide chronisch pijnsyndroom met aanhoudende klachten” en de aanrijding, noch tussen “het door Middelkoop geduide mild cognitief deficit” en de aanrijding. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
4.13.
Het juridisch causaal verband tussen de gestelde tijdelijke PTSS-klachten en het ongeval op 26 april 2019 kan wél worden aangenomen. Partijen zijn het erover eens dat deze klachten bestonden en gerelateerd kunnen worden aan het ongeval. Zoals uit het rapport van psychiater Remijnse naar voren komt en ter zitting is besproken betreft het de periode vanaf 26 april 2019 tot het moment dat de behandeling bij de GZ-psycholoog is gestopt. Uit de stukken blijkt dat dit op 8 april 2020 is geweest. Vanaf dat moment is de PTSS in remissie geraakt. De rechtbank zal de verzochte verklaring voor recht op dit punt toewijzen.
Slotsom
4.14.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het verzoek van [verzoekster] gedeeltelijk toewijsbaar is. De overige verweren van Allianz behoeven geen bespreking meer.
Kosten deelgeschil
4.15.
De rechtbank moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de deelgeschilprocedure begroten. Alleen als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, hoeven de kosten van de procedure niet te worden begroot. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake, zodat de rechtbank de kosten die [verzoekster] voor deze procedure heeft gemaakt, zal begroten.
4.16.
Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking nemen. Daarbij moet de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
4.17.
[verzoekster] maakt in het verzoekschrift aanspraak op € 8.966,10 inclusief btw aan (advocaat)kosten, te vermeerderen met het betaalde bedrag van € 320,- aan griffierecht. Voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift worden achttien uren in rekening gebracht. Daarnaast worden in het verzoekschrift acht uren begroot voor de te besteden tijd na indiening van het verzoekschrift. In totaal gaat het dan om 26 uren, waarbij van een uurtarief van € 285,- exclusief btw is uitgegaan, vermeerderd met 21% btw.
4.18.
Allianz voert aan dat het aantal bestede uren voor het opstellen van het 31 pagina’s tellende verzoekschrift onredelijk is. Daarbij wijst Allianz erop dat in totaal negen pagina’s volledig zijn overgenomen uit het door [verzoekster] in maart 2023 ingediende verzoekschrift om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Daarnaast bevat het verzoekschrift deelgeschil meer dan dertig (lange) citaten, die bij elkaar opgeteld circa dertien pagina’s tellen. De advocaat van [verzoekster] heeft dus slechts circa negen pagina’s ‘nieuw’ en zelf geschreven. Ook de door [verzoekster] opgevoerde tijdbesteding van acht uren na indiening van het verzoekschrift deelgeschil kan volgens Allianz de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Met betrekking tot het uurtarief voert Allianz aan dat een bedrag van € 240,- per uur (exclusief btw) volstaat voor een kwestie als deze.
4.19.
Ter zitting heeft de advocaat van [verzoekster] naar aanleiding van het verweer van Allianz naar voren gebracht dat de rechtbank de opgevoerde tijdsbesteding van achttien uren voor het verzoekschrift kan matigen met vijf uren. De begrote acht uren voor de te besteden tijd na indiening van het verzoekschrift is volgens de advocaat van [verzoekster] echter te weinig gebleken. De daadwerkelijke tijdsbesteding bedroeg elf uren en twaalf minuten. Die tijd is besteed aan de volgende werkzaamheden: twee uren voor de bestudering van het 50 pagina’s tellende verweerschrift van Allianz, 42 minuten voor de bespreking ervan met [verzoekster] , vier uren voor het opstellen van spreekaantekeningen, vier uren tegen 50%-tarief voor de reistijd naar Alkmaar, 90 minuten voor de zitting en een uur voor de correspondentie met [verzoekster] , Allianz en de rechtbank. Dat is in totaal drie uur en twaalf minuten meer dan begroot in het verzoekschrift. De kosten kunnen wat [verzoekster] betreft daarom worden gematigd met
(5 - 3,2 =) één uur en 48 minuten.
4.20.
De rechtbank acht in deze zaak, gezien de complexiteit van het verzoek en de specialisatie en ervaring van de advocaat van [verzoekster] , een uurtarief van € 285,- exclusief btw aanvaardbaar. Dit tarief sluit aan bij de bedragen die in de rechtspraak van de laatste jaren als redelijk worden beschouwd, al zit het wel aan de bovenkant van de gemiddelde ‘praktijkrange’.
Met betrekking tot het aantal (bijgestelde) uren heeft de advocaat van Allianz ter zitting aangevoerd dat zij de door de advocaat van [verzoekster] gegeven toelichting bij die uren begrijpelijk vindt en dat Allianz akkoord is met die uren. De rechtbank gaat daarom uit van een totale tijdsbesteding van 24 uren en 12 minuten.
4.21.
Gelet hierop zullen de redelijke kosten van dit deelgeschil door de rechtbank worden begroot op een totaalbedrag van € 8.345,37 inclusief btw (= 24 uur en 12 minuten x € 285,- x 21% btw). Dit bedrag moet worden vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 320,-, zodat de kosten van dit deelgeschil in totaal € 8.665,37 bedragen.
Allianz zal tot betaling daarvan aan [verzoekster] worden veroordeeld.
Uitvoerbaar bij voorraad?
4.22.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om de beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens Allianz is dat niet mogelijk, nu de aard van de deelgeschilprocedure zich hier tegen verzet. Ter zitting heeft [verzoekster] zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De rechtbank zal deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat.1
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Allianz bij het stellen van vragen of het geven van een reactie naar aanleiding van de conceptrapporten van neuroloog Ter Bruggen en neuropsycholoog Middelkoop niet de gelegenheid heeft om het definitieve rapport van psychiater Remijnse van 18 juli 2023 aan neuroloog Ter Bruggen en/of neuropsycholoog Middelkoop voor te houden,
5.2.
verklaart voor recht dat sprake is van een (juridisch) causaal verband tussen enerzijds het door [verzoekster] op 26 april 2019 overkomen verkeersongeval en anderzijds de door psychiater Remijnse geduide PTSS in de periode vanaf 26 april 2019 tot en met 8 april 2020,
5.3.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 8.665,37 en veroordeelt Allianz tot betaling daarvan aan [verzoekster] ,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af. Rechtbank Noord-Holland 14 februari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:1801
1Dit volgt uit artikel 1019bb Rv.