RBROT 090725 KG; Afwijzing vordering tot inschrijving als kandidaat NIVRE-expert; eisers staan (nog) niet te goeder naam en faam bekend
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 090725 KG; Afwijzing vordering tot inschrijving als kandidaat NIVRE-expert; eisers staan (nog) niet te goeder naam en faam bekend
in relatie tot:
RBROT 060125 KG; 3 jaar EVR-registratie letselschadebureau vanwege telefonische mededelingen aan cl t.z.v. aanpassen medische informatie
1De gronden van de beslissing
1.1.
[eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] zijn werkzaam als belangenbehartigers van letselschadeslachtoffers. Zij deden dit vanuit [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]), maar zijn begin dit jaar gaan werken voor het op 24 januari 2025 opgerichte [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]).
1.2.
Op 27 november 2023 heeft aansprakelijkheidsverzekeraar Allianz Benelux N.V. (hierna: Allianz) [bedrijf 2] en haar voormalig indirect enig aandeelhouder en bestuurder, [naam 3], geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister (EVR). Volgens Allianz hebben [bedrijf 2] en [naam 3] een beleid gevoerd dat erop was gericht om medische informatie achter te houden en/of aan te passen teneinde, ten onrechte, schadevergoeding te verkrijgen. De registratie is ingegaan op 17 augustus 2023 en geldt voor een termijn van drie jaar. Een vordering tot ongedaanmaking van de registratie is bij vonnis in kort geding van 6 januari 2025 door de voorzieningenrechter in deze rechtbank afgewezen.
1.3.
Het NIVRE is een beroeps- en brancheorganisatie voor schade-experts. In haar kwaliteitsregister schrijft zij schade-experts in uit verschillende branches, waaronder de branche personenschade. Inschrijving in het register als kandidaat register-expert is mogelijk na registratie als aspirant en, daaropvolgend, afronding van de NIVRE Basisopleiding, die wordt verzorgd door het opleidingsinstituut NIBE-SVV.
1.4.
[eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] hebben het NIVRE in november 2024 verzocht om registratie als aspirant register-expert. Vervolgens hebben zij bij [bedrijf 2] via NIBE-SVV een inhouse-traject gevolgd dat inhoudelijk gelijk is aan de NIVRE Basisopleiding. In februari 2024 heeft het NIVRE de verzoeken van eisers tot registratie als aspirant afgewezen, omdat zij werkzaam zijn geweest bij een letselschadekantoor dat niet van onbesproken gedrag is ([bedrijf 2]). Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij [eiser 1] en [eiser 2] hun verzoek tot inschrijving als aspirant hebben gewijzigd in een verzoek tot inschrijving als kandidaat register-expert. Het NIVRE heeft in de bezwaren van eisers geen aanleiding gezien om haar beslissingen te herzien.
1.5.
In dit kort geding vorderen eisers dat de voorzieningenrechter het NIVRE veroordeelt tot inschrijving van [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] als kandidaat register-experts in het register. Volgens [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] is de weigering van het NIVRE om daartoe over te gaan onrechtmatig, omdat die weigering niet kan worden gegrond op persoonlijke gedragingen van eisers, er geen objectieve integriteitsbezwaren bestaan en de weigering voor eisers disproportionele gevolgen heeft. Het NIVRE voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
1.6.
De vordering van eisers wordt afgewezen. Dat wordt als volgt toegelicht.
1.7.
Vooropgesteld wordt dat ieder verzoek tot inschrijving in het register als aspirant dan wel kandidaat register-expert individueel en inhoudelijk door het NIVRE moet worden beoordeeld. Het NIVRE wordt niet gevolgd in haar stelling dat zij bij de beoordeling van dit soort verzoeken volledige vrijheid heeft. Onder omstandigheden kan een weigering tot inschrijving in het register jegens de desbetreffende verzoeker onrechtmatig zijn. Anders dan eisers betogen doet zich dat hier echter niet voor.
1.8.
De bestuurder van het NIVRE, [naam 2], heeft tijdens de zitting toegelicht dat de verzoeken van [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] individueel en inhoudelijk door het NIVRE zijn beoordeeld. Dit blijkt ook uit de overgelegde correspondentie van het NIVRE aan eisers, ondanks dat de afwijzingsgronden voor iedere eiser hetzelfde zijn. De belangrijkste inhoudelijke afwijzingsgrond betreft een beroep op artikel 6.1 aanhef en onder c van het Huishoudelijk Reglement van het NIVRE. Daarin staat:
“De voor inschrijving in aanmerking komende personen omschreven in art. 6.1 Statuten dienen in ieder geval te voldoen aan de volgende vereisen:
(…)
c. de persoon dient, naar het oordeel van het Bestuur, te goeder naam en faam bekend te staat in de uitoefening van zijn beroep;”
1.9.
Dat [bedrijf 2] en [naam 3] niet te goeder naam en faam bekend staan, volgt uit de registratie in het EVR. Voor [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] geldt dat zij hun recente relevante werkervaring vrijwel volledig bij [bedrijf 2] hebben opgedaan. [naam 3] bepaalde het beleid, in ieder geval voor wat betreft het bij opdrachtgevers (en indirect bij aansprakelijkheidsverzekeraars) in rekening te brengen kosten. Die kosten waren relatief hoog. Ook voor werkzaamheden die waren verricht door medewerkers met weinig ervaring werd een hoger dan marktconform tarief in rekening gebracht. Dat eisers mogelijk geen invloed hadden op dat beleid neemt niet weg dat zij onder de naam van [bedrijf 2] actief waren en dat het door [bedrijf 2] gevoerde beleid nog steeds op eisers afstraalt. De omstandigheid dat eisers begin dit jaar bij [bedrijf 2] zijn vertrokken en voor een andere organisatie, [bedrijf 1], zijn gaan werken, maakt niet dat het NIVRE op dit moment gehouden is om eisers als kandidaat register-experts in te schrijven. Hoewel voorshands aannemelijk is [bedrijf 1] geen één-op-één voortzetting van [bedrijf 2] betreft en de intenties van eisers goed lijken te zijn, doet de situatie dat eisers te goeder naam en faam bekend staan zich nu (nog) niet voor. Eisers hebben tot begin dit jaar bij [bedrijf 2] gewerkt en zijn daardoor nog niet voldoende in de gelegenheid geweest om hun intenties waar te maken en daarmee ook een goede naam te verwerven. Tegen die achtergrond is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk dat het bestuur van het NIVRE van mening is dat dat eisers nu (nog) niet te goeder naam en faam bekend staan. NIVRE handelt in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig jegens eisers door zich op die afwijzingsgrond te beroepen.
1.10.
Een belangenafweging valt in het nadeel van eisers uit. Daarbij is mede van belang dat eisers niet afhankelijk zijn van een inschrijving in het register om te kunnen functioneren als letselschade-experts. Het ontbreken van een inschrijving is immers niet voldoende voor een absolute weigering van verzekeraars om zaken met eisers te doen. Verzekeraars zijn in beginsel gehouden om declaraties voor door eisers verrichtte werkzaamheden in personenschadezaken te voldoen, mits deze de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets doorstaan. Rechtbank Rotterdam 9 juli 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:10757