RBDHA 170725 delay bij bicepspeesruptuur; vdo traumachirurg; kosten voor verzoeker, in debet gesteld; beroep op GOMA afgewezen
RBDHA 170725 delay bij bicepspeesruptuur; vdo traumachirurg; kosten voor verzoeker, in debet gesteld; beroep op GOMA afgewezen
2De beoordeling
Inleiding
2.1.
Op 24 augustus 2022 heeft [verzoeker] zich gemeld bij de Spoedeisende Hulp van het (door RdGG geëxploiteerde) Reinier de Graaf Gasthuis met pijnklachten aan zijn rechter elleboog, opgelopen diezelfde dag tijdens zijn werkzaamheden als installateur van zonnepanelen. Nadat op 25 augustus 2022 een echo van de elleboog van [verzoeker] was gemaakt, bestond er een verdenking van een (volledige) bicepspeesruptuur. [verzoeker] is vervolgens op 1 september 2022 in het Reinier de Graaf Gasthuis geopereerd. Tijdens die operatie trof de chirurg geen peesruptuur aan, waarna de ingreep is beëindigd.
Na aanvullend onderzoek bleek toch sprake te zijn van een ruptuur van de pees in de rechter elleboog van [verzoeker] . Vervolgens heeft op 30 september 2022 bij Bergman Clinics een hersteloperatie aan de elleboog plaatsgevonden. Bij brief van 13 maart 2023 heeft [verzoeker] het Reinier de Graaf Gasthuis aansprakelijk gesteld in verband met medisch onzorgvuldig handelen. Volgens [verzoeker] (1) is de eerste operatie aan de bicepspees te lang uitgesteld, (2) is de chirurg tijdens die operatie onvoldoende zorgvuldig te werk gegaan en (3) had aan hem eerder een antibioticum gegeven moeten worden. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het Reinier de Graaf Gasthuis (Centramed) heeft aansprakelijkheid afgewezen. [verzoeker] heeft vervolgens het onderhavige verzoekschrift ingediend. Hij wenst een onderzoek door een onafhankelijk deskundige om nadere duidelijkheid te krijgen over het medisch handelen van het Reinier de Graaf Gasthuis.
Het verzoek, de persoon van de deskundige en de vraagstelling
2.2.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de datum van indiening van het verzoekschrift, de vóór 1 januari 2025 geldende artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing zijn.
2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] in de gegeven omstandigheden recht heeft op en belang heeft bij een voorlopig deskundigenbericht over de vraag of het Reinier de Graaf Gasthuis medisch verwijtbaar jegens hem heeft gehandeld. Het verzoek kan dan ook worden toegewezen.
2.4.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de benoeming van prof. dr. J.C. Goslings als deskundige. Goslings heeft de rechtbank op 2 juli 2025 desgevraagd laten weten dat hij bereid en in staat is om in deze zaak als deskundige op te treden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van Goslings tot deskundige.
2.5.
Ook over de aan de door de deskundige te stellen vragen zijn partijen het eens. Die vragen zijn opgenomen in het e-mailbericht van de advocaat van [verzoeker] van 27 februari 2025.
2.6.
De rechtbank zal bepalen dat [verzoeker] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige moet doen toekomen. [verzoeker] heeft aan de rechtbank nog verzocht te bepalen dat het nadere beeldmateriaal (de rechtbank begrijpt: beelden van de voorafgaand aan de operatie van 1 september 2022 gemaakte echo) direct door het Reinier de Graaf Gasthuis aan de deskundige wordt gezonden. Ter zitting is echter gebleken dat niet duidelijk is of dit beeldmateriaal (nog) beschikbaar is. De rechtbank gaat aan dit verzoek daarom voorbij. Overigens is het ook de vraag in hoeverre dit beeldmateriaal relevant is. Vast staat namelijk dat op basis van die echo een verdenking bestond van een volledige bicepspeesruptuur.
(Voorschot op de) kosten van het onderzoek
2.7.
De deskundige heeft de rechtbank laten weten dat hij ervan uitgaat dat hij 10 à 12 uur nodig heeft voor het onderzoek, tegen een uurtarief van € 250 exclusief btw. De rechtbank zal voor de begroting uitgaan van de (maximaal) genoemde 12 uur. Dit komt neer op een kostenopgave van € 3.630 inclusief btw. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze kostenopgave en hebben daartegen geen bezwaar gemaakt. De kostenopgave komt de rechtbank ook niet onredelijk voor. De rechtbank zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige daarom vaststellen op een bedrag van € 3.630 inclusief btw.
2.8.
In geschil is wie het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek moet voldoen. Volgens [verzoeker] moeten de kosten door partijen elk voor de helft worden gedragen zoals bij een onderzoek op grond van aanbeveling 23 van de Gedragscode Openheid medische incidenten (hierna: GOMA). Op grond van deze aanbeveling had in dit geval volgens [verzoeker] gezamenlijk een deskundigenonderzoek gevraagd moeten worden waarbij de kosten worden gedeeld, omdat sprake is van een blijvend verschil van inzicht op medisch gebied. RdGG is het hier niet mee eens. Zij voert aan dat in deze procedure uitgangspunt is dat de verzoekende partij het voorschot betaalt en dat er geen grond is daarvan af te wijken. In dat verband wijst RdGG erop dat niet vaststaat dat er een fout is gemaakt en zij aansprakelijk is. RdGG betwist ook dat dit een geval is waarin volgens de GOMA een expertise moet worden gevraagd; daarvoor waren de verwijten van [verzoeker] kort gezegd te weinig uitgekristalliseerd en te weinig onderbouwd.
2.9.
De rechtbank volgt [verzoeker] niet in zijn betoog dat bij de beslissing over de vraag wie (het voorschot op) de kosten van de deskundige moet betalen, aangesloten moet worden bij aanbeveling 23 GOMA. De gedragscode ziet immers op het buitengerechtelijk onderhandelingstraject en niet op deze procedure, waarbij als hoofdregel geldt dat de verzoeker het voorschot betaalt. Ook als het zo zou zijn dat in dit geval een expertise op grond van 23 GOMA aangewezen was, betekent dat niet zonder meer dat in deze procedure de kosten ook voor de helft voor rekening van RdGG komen. RdGG heeft terecht aangevoerd dat de GOMA juist ziet op het buitengerechtelijke traject waarbij rechtsbijstand door een advocaat niet nodig is en proceskosten worden voorkomen.
2.10.
De rechtbank is het overigens ook niet met [verzoeker] eens dat in dit geval sprake is van een situatie waarin op grond van de gedragscode een expertise had moeten worden gevraagd. Zoals door RdGG toegelicht is een expertise op grond van aanbeveling 23 GOMA aan de orde bij een geschil met (medisch onderbouwde) standpunten van beide partijen over een of meer aspecten van de medische behandeling, waarover een expert de doorslag kan geven. Dat betekent dat in beginsel mag worden verwacht dat de discussie al is toegespitst op een of meer concrete punten waarover de medisch adviseurs over en weer tot verschillenede conclusies komen, ook nadat zij kennis hebben genomen van elkaars standpunten. Daarvan was in dit geval geen sprake. Dat betekent dat niet kan worden gezegd dat RdGG op oneigenlijke gronden heeft geweigerd om aan een gezamenlijke expertise mee te werken, nog daargelaten of dat gevolgen zou moeten hebben voor de beslissing over de betaling van het voorschot in deze procedure.
2.11.
Omdat nog niet duidelijk is dat RdGG een fout heeft gemaakt ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde hoofdregel. Het voorschot op de kosten van de deskundige moet dus door [verzoeker] worden gedeponeerd. Omdat [verzoeker] met een toevoeging procedeert, geldt echter dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de griffier zal worden betaald aan de deskundige ten laste van ’s Rijks kas en dat dit bedrag voorlopig in debet zal worden gesteld (artikel 199 lid 3 Rv oud). Dit neemt niet weg dat de kosten van het deskundigenonderzoek uiteindelijk door één van partijen gedragen zullen moeten worden (vgl. artikel 205 lid 2 Rv oud). In dit verband heeft RdGG dat als uit het deskundigenrapport zal blijken dat medisch onzorgvuldig is gehandeld, zij de kosten van het onderzoek zal dragen.
Slotopmerkingen
2.12.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.13.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
3De beslissing
De rechtbank:
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
-
Staat het u vrij om dit onderzoek te verrichten, in die zin dat u niet in een persoonlijke of zakelijke relatie staat tot de bij dit onderzoek betrokken patiënt, zorgverleners en het ziekenhuis?
-
Beschikt u over voldoende gegevens om de casus te beoordelen? Zo nee, wilt u dan aangeven welke informatie u nog wenst te ontvangen?
-
Wilt u op basis van het (medisch) dossier een beknopte chronologische beschrijving geven van het beloop van de klachten van betrokkene, van de gestelde diagnose, van de geneeskundige behandelingen en het resultaat van die behandelingen?
-
A. Kunt u aangeven of naar uw oordeel bij de behandeling van betrokkene in het Reinier de Graaf Gasthuis in de periode van 24 augustus 2022 tot 30 september 2022 is gehandeld volgens de op dat moment geldende professionele standaard? Wilt u daarbij ingaan op de volgende aspecten:
- de onderzoeksresultaten van het beeldvormend onderzoek;
- de tijd tussen het stellen van de diagnose en het uitvoeren van de operatie;
- de operatie van 1 september 2022, en concreet het besluit tot het beëindigen van de ingreep;
- de gekozen plaats van de incisie;
B. Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven in hoeverre dat niet is gebeurd en hoe er anders had moeten worden gehandeld? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten, waar mogelijk met verwijzing naar literatuur en richtlijnen?
5. Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan een vergelijking maken tussen de situatie zoals thans is ontstaan en de situatie indien wel conform de professionele standaard zou zijn gehandeld ten aanzien van:
a. het beloop voor betrokkene;
b. de beperkingen van betrokkene en de mate van de beperkingen;
c. de in de toekomst eventueel te verwachten verbeteringen of verslechteringen van de huidige toestand van het op uw vakgebied geconstateerde letsel.
6. Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan het percentage blijvende invaliditeit als gevolg van dit handelen bepalen? Kunt u daarbij ook aangeven wat het percentage blijvende invaliditeit zou zijn geweest indien wel conform de professionele standaard zou zijn gehandeld?
3.2.
benoemt tot deskundige:
prof. dr. J.C. Goslings
traumachirurg (etc. red. LSA LM) Rechtbank Den Haag 17 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:17948