Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 240724 Nederlands bedrijf aansprakelijk voor aardschokken door mijnbouw in Amazonegebied van Brazilië

RBROT 240724 Nederlands bedrijf aansprakelijk voor aardschokken door mijnbouw in Amazonegebied van Brazilië

Deze zaak houdt verband met aardschokken die in maart 2018 plaatsvonden in bepaalde delen van Maceió, een stad in de (kust)staat Alagoas in het Amazonegebied van Brazilië. Door deze aardschokken is schade ontstaan aan onder meer wegen, woningen en andere gebouwen. Eisers, allen woonachtig in het door de aardschokken getroffen gebied, stellen dat de aardschokken zijn veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten van Braskem SA en vier van haar Nederlandse dochtermaatschappijen (door beweging van de steenzoutlagen in de bodem) en dat zij door deze aardschokken schade hebben geleden. Eisers houden de bedrijven aansprakelijk voor deze schade.

In een eerder vonnis (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBROT:2022:7549) zijn beslissingen genomen over de internationale rechtsmacht van de rechtbank en over de vraag of de zaak moet worden aangehouden in verband met procedures in Brazilië. In dit (eind)vonnis worden beslissingen genomen over het toepasselijk recht, de vraag of eisers voldoende belang hebben bij hun vorderingen, de vraag of sprake is van blokkerend res iudicata (gezag van gewijsde) effect van in Brazilië gemaakte collectieve afspraken over schadevergoeding, de (grondslagen van) aansprakelijkheid van de bedrijven, de vraag of de zaak moet worden aangehouden in verband met procedures in Brazilië en verwijzing naar de schadestaatprocedure. De rechtbank wijst de vorderingen tegen Braskem SA toe. Braskem SA is aansprakelijk voor de schade van eisers, omdat uit een deskundigenrapport blijkt dat de mijnbouwactiviteiten van Braskem SA tot de aardschokken hebben geleid. Eisers konden die vorderingen in Nederland instellen, ook al zijn er in Brazilië collectieve afspraken gemaakt over schadevergoeding en kunnen ze ook daar procederen. Er hoeft niet gewacht te worden op de procedures in Brazilië. In Brazilië kunnen eisers de rechter niet om een oordeel over de aansprakelijkheid vragen en zij hebben belang bij de erkenning daarvan. De rechtbank heeft geen schadevergoedingen vastgesteld, dat moet in een aparte vervolgprocedure (schadestaatprocedure). De vorderingen tegen de Nederlandse dochtermaatschappijen zijn afgewezen. De Nederlandse dochtermaatschappijen hebben feitelijk (vrijwel) niets met de mijnbouwactiviteiten te maken. Het Braziliaanse recht voorziet wel in aansprakelijkheid van de indirecte vervuiler, maar de rechtbank oordeelt dat aan de eisen die dat recht stelt aan de betrokkenheid van de Nederlandse dochtermaatschappijen niet is voldaan. Met dit vonnis is de procedure bij de rechtbank afgelopen. Alle partijen kunnen in hoger beroep. De schadestaatprocedure hoeft daarop niet te wachten en kan alvast beginnen. ECLI:NL:RBROT:2024:6662