RBOVE 070525 achteropaanrijding; rb benoemt neuroloog, neuropsycholoog en verzekeringsarts. aanvullende vraag t.z.v. "low-speed accident"
- Meer over dit onderwerp:
RBOVE 070525 achteropaanrijding; rb benoemt neuroloog, neuropsycholoog en verzekeringsarts. aanvullende vraag t.z.v. "low-speed accident"
- rb volgt neuroloog die opdracht wil weigeren als rb niet de NVN-vraagstelling aan de neuropsycholoog voorlegt
2. De feiten
2.1 Op 24 april 2019 is [verzoekster] betrokken geraakt bij een verkeersongeval, waarbij de auto waarin zij passagier was van achteren is aangereden door een andere auto. Achmea heeft, als WAM-verzekeraar van het aansprakelijke voertuig, de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Partijen zijn het er niet over eens of de huidige klachten van [verzoekster] het gevolg zijn van het verkeersongeval.
3. Het geschil
3.1. Het verzoek van [verzoekster] strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen ter beantwoording van de in het verzoekschrift opgenomen vraagstelling ten aanzien van - kort gezegd - het causaal verband tussen het verkeersongeval op 24 april 2019 en de klachten van [verzoekster], met benoeming van een neuroloog, neuropsycholoog en een verzekeringsarts als deskundigen.
3.2. Achmea verzet zich niet tegen het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht en het benoemen van de neuroloog. Wel verzet Achmea zich tegen het benoemen van een neuropsycholoog en verzekeringsarts. Achmea vindt dat de neuroloog moet bepalen of een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden. Ook vindt Achmea het benoemen van een verzekeringsarts prematuur en zij is niet bekend met de door [verzoekster] voorgestelde persoon. Daarom verzoekt zij om een andere verzekeringsarts te benoemen. Verder maakt Achmea geen bezwaar tegen het voorleggen van de IWMD-vraagstelling aan de deskundigen, maar zij verzoekt wel om een aanvullende vraag voor te leggen aan de neuroloog.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Het verzoek
4.1. De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 jo 203 Rv (zoals geldend tot 1 januari 2025 en van toepassing op het verzoek van [verzoekster]) in beginsel moet worden toegewezen, mits het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. De rechter die op het verzoek dient te beslissen komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Dit is alleen anders als [verzoekster] geen belang bij het verzoek heeft, zoals bedoeld in artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW), of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van recht of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] voldoende concrete feiten heeft gesteld, die toewijzing van het verzoek rechtvaardigen. Ook heeft [verzoekster] voldoende onderbouwd dat zij een belang heeft bij haar verzoek. De rechtbank zal dan ook het verzoek tot het bevelen van een deskundigenonderzoek door een neuroloog, neuropsycholoog en verzekeringsarts toewijzen, met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen.
De volgorde van de deskundigen
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek van [verzoekster] tot het benoemen van een neuroloog kan worden toegewezen. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook toe.
4.4. Achmea maakt bezwaar tegen het verzoek van [verzoekster] tot het benoemen van een neuropsycholoog. Achmea vindt dat de neuroloog moet bepalen of een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden, maar dit levert naar het oordeel van de rechtbank geen afwijzingsgrond op: Gelet hierop zal het verzoek van [verzoekster] tot het benoemen van een neuropsycholoog worden toegewezen.
4.5. Achmea vindt het benoemen van een verzekeringsarts prematuur. Volgens Achmea moet eerst worden vastgesteld of en welke klachten en/of diagnose(s) door de neuroloog en neuropsycholoog worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit eveneens geen afwijzingsgrond op. Bovendien zal met dit verweer van Achmea rekening worden gehouden bij het bepalen van de volgorde van de deskundigenonderzoeken, zoals de rechtbank hierna zal overwegen.
4.6. Ten aanzien van de volgorde van de deskundigenonderzoeken begrijpt de rechtbank uit de discussie tussen partijen dat partijen het erover eens zijn dat de neuroloog eerst onderzoekt en rapporteert, daarna de neuropsycholoog en vervolgens de verzekeringsarts. Ook vinden partijen het opportuun dat de neuroloog input levert op het concept-rapport van de neuropsycholoog en de deskundigen kennis nemen van de bevindingen van de deskundige die voor hun heeft gerapporteerd. De rechtbank volgt partijen daarin en zal dan ook bepalen dat de neuroloog eerst dient te rapporteren aan de rechtbank, waarbij hij [verzoekster] in de gelegenheid stelt van haar blokkeringsrecht gebruik te maken en waarbij partijen een periode van vier weken wordt geboden om te reageren op het concept-rapport (concept-fase). Vervolgens zal de neuropsycholoog rapporteren, waarbij ook zij [verzoekster] in de gelegenheid stelt van haar blokkeringsrecht gebruik te maken en waarbij partijen eveneens een periode van vier weken wordt geboden om te reageren op het concept-rapport (concept-fase). Naar aanleiding van de rapportage van de neuropsycholoog, zal de neuroloog aanvullend rapporteren waarbij dan wederom de mogelijkheid tot het inroepen van het blokkeringsrecht wordt geboden en een concept-fase van vier weken wordt ingelast. Tot slot zal de verzekeringsarts rapporteren, na kennisname van de rapporten van de neuroloog en de neuropsycholoog.
De persoon van de te benoemen deskundigen
4.7. Partijen zijn het erover eens dat neuroloog dr. W.B. Gunning als deskundige kan worden benoemd. Hij heeft zich bereid verklaard een benoeming als deskundige te aanvaarden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van dr. W.B. Gunning als deskundige,
4.8. Achmea maakt geen bezwaar tegen de door [verzoekster] aangedragen neuropsycholoog dr. M. Blokhorst als deskundige. Zij heeft zich bereid verklaard een benoeming als deskundige te aanvaarden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van dr. M. Blokhorst als deskundige.
4.9. Partijen zijn het niet eens over de persoon van de te benoemen verzekeringsarts. Partijen hebben de selectie van een deskundige overgelaten aan de rechtbank. De rechtbank heeft daartoe contact opgenomen met dr. A. Wolters. Dr. A. Wolters heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en in staat en bereid te zijn in deze zaak een deskundigenbericht uit te brengen. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking gemotiveerd bezwaar te maken tegen het voornemen van de rechtbank om dr. A. Wolters als deskundige te benoemen. Voor het geval partijen geen gebruik maken van deze gelegenheid, benoemt de rechtbank nu voor alsdan dr. A. Wolters als deskundige.
De vraagstelling
4.10. Wat betreft de aan de deskundigen voor te leggen vraagstelling zijn partijen het er over eens dat aan alle drie deskundigen de IWMD-vraagstelling zal worden voorgelegd (productie 6.5. bij het verzoekschrift).
4.11. Ter zitting heeft Achmea verzocht en onderbouwd waarom zij voor de neuroloog een vraag toegevoegd wil hebben. De aanvullende vraag luidt: ‘Kunt u aangeven of de IWMD- vraagstelling anders zal worden beantwoord als uitgegaan zou worden van een 'low speed accident"?' Deze vraag ziet op de feitelijke toedracht van het verkeersongeval zoals die volgens Achmea heeft plaatsgevonden en die afwijkt van de door [verzoekster] geschetste feitelijke toedracht. Volgens Achmea is sprake geweest van een 'low speed accident'. [verzoekster] heeft dit betwist. De rechtbank volgt Achmea hierin. Het komt de rechtbank voor dat het debat in de bodemzaak gebaat is bij het kunnen beschikken over een mening van de deskundige over een alternatieve feitelijke toedracht (die van een low speed accident), nu die toedracht in dit stadium immers tussen partijen nog ter discussie staat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze uitbreiding geen nadelen. De uitbreiding komt namelijk niet in de plaats van de vragen waarover partijen het eens zijn, maar vult deze aan. Bovendien doet zich het nadeel dat [verzoekster] ziet - namelijk dat de vraag volgens [verzoekster] te sturend zou zijn voor de deskundige - niet voor. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de neuroloog professioneel genoeg is om vanuit zijn deskundigheid op de aanvullende vraag antwoord te geven, voor zover hij zich daartoe in staat acht, zonder zich daardoor in de richting van een partijstandpunt te laten sturen. Met inachtneming van het bovenstaande zal de rechtbank de hierna te vermelden vraagstelling dan ook voorleggen aan de neuroloog.
4.12. De neuroloog dr. W.B. Gunning heeft verzocht om aan de neuropsycholoog dr. M. Blokhorst binnen de IWMD-vraagstelling de NVN-standaardvraagstelling voor te leggen (zoals is opgenomen in de NVN richtlijn functieverlies 2020). Daarbij heeft hij te kennen gegeven dat hij anders niet bereid is om als deskundige te worden benoemd. Dr. M. Blokhorst heeft hiermee ingestemd. De rechtbank ziet aanleiding om de deskundigen hierin te volgen en is voornemens om aan de neuropsycholoog de NVN-standaardvraagstelling voor te leggen. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking gemotiveerd bezwaar te maken indien en voor zover zij hiertegen bezwaar hebben.
Het voorschot
4.13. De neuroloog, dr. W.B. Gunning, zal na ontvangst van het procesdossier, dat [verzoekster] aan hem dient toe te sturen, de kosten van het onderzoek begroten. De rechtbank zal deze begroting aan partijen toesturen. Partijen krijgen vervolgens een termijn van twee weken om eventuele bezwaren gemotiveerd kenbaar te maken. Indien partijen niet of niet tijdig reageren, zal de rechtbank het voorschot conform de begroting vaststellen. Indien (een van) partijen tijdig bezwaar maken tegen de begroting, zal daarop afzonderlijk worden beslist.
4.14. De neuropsycholoog, dr. M. Blokhorst, heeft verklaard dat zij haar met het onderzoek gemoeide kosten begroot op € 2.625,00 exclusief BTW (€ 3.176,25 inclusief BTW). De rechtbank zal de hoogte van het te deponeren voorschot bepalen op dit door de deskundige begrote bedrag.
4.15. De verzekeringsarts, dr. A. Wolters, heeft verklaard dat zij haar met het onderzoek gemoeide kosten begroot op € 5.959,73 inclusief BTW. De begroting bestaat uit de volgende onderdelen:
totaal uren | uurtarief excl BTW | totaal | |
1. Kennis nemen van het procesdossier en voorbereiding van het onderzoek | 4 | 267 | € 1068,00 |
2. Het organiseren en uitvoeren van het onderzoek | 3 | 267 | € 801,00 |
3. Analyse van bevindingen en het opstellen van een conceptrapport waarin beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen |
8 | 267 | € 2136,00 |
4. Verwerken van de reactie(s) van Betrokkene en/of opdrachtgever(s) op het Conceptrapport | 2 | 267 | € 534,00 |
5. Inschakeling kantoorgenoot / bijstand van derde(n)/ medisch secretariele ondersteuning | 4 | 96,60 | € 386,40 |
6. Eventuele overige kosten | - | ||
Totaal exclusief BTW | € 4925,40 | ||
BTW | € 1034,33 | ||
Totaal inclusief BTW | € 5959,73 |
Dr. A. Wolters heeft daarbij opgemerkt: 'Mochten de daadwerkelijk bestede uren lager uitvallen, dan wordt er uiteraard ook minder in rekening gebracht bij u. ' De rechtbank zal de hoogte van het te deponeren voorschot bepalen op dit door de deskundige begrote bedrag.
4.16. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beslissing uit te laten over de hoogte van het te deponeren voorschot van de neuropsycholoog en de verzekeringsarts. Voor het geval partijen van deze gelegenheid geen gebruik maken, zal de rechtbank de hoogte van het voorschot reeds nu voor alsdan bepalen op het door de neuropsycholoog en verzekeringsarts begrote bedrag. Indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing.
4.17. [verzoekster] verzoekt de kosten van de deskundigenberichten neer te leggen bij Achmea omdat zij aansprakelijkheid heeft erkend. Daartegen heeft Achmea geen verweer gevoerd. Daarom zal de rechtbank bepalen dat Achmea het voorschot moet betalen.
Medische informatie
4.18. De relevante medische informatie is bij het verzoekschrift gevoegd. De rechtbank zal bepalen dat [verzoekster] het procesdossier aan de deskundigen moet doen toekomen.
Verplichtingen voor partijen
4.19. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.20. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
Proceskosten
4.21. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Partijen kunnen gemaakte kosten in een eventuele bodemprocedure vorderen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. beveelt een onderzoek door drie deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
5.1.1. bepaalt dat aan de neuroloog en de verzekeringsarts de volgende vragen ter beantwoording worden voorgelegd:
1. DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en aanbeveling 2.2.7 RMSR)
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose (aanbeveling 2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?
Beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18)
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Functieverlies
h. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de Amarican Medical Association (AMA-guides, zesde druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)
i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden (aanbeveling 2.2.14 en aanbeveling 2.2.16 RMSR).
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. OVERIG
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
5.1.2. bepaalt dat aan de neuroloog de volgende aanvullende vraag ter beantwoording zal worden voorgelegd:
a. Kunt u aangeven of de voorgaande vragen anders worden beantwoord als uitgegaan zou worden van een 'low speed accident'?'
5.1.3. bepaalt dat aan de neuropsycholoog de volgende vragen ter beantwoording worden voorgelegd:
a. Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn?
b. Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van een bepaalde (nader te omschrijven) gebeurtenis of aandoening?
c. Zijn er wellicht andere factoren dan dit ongeval dan die bepaalde gebeurtenis of aandoening (al dan niet ermee samenhangend)?
d. Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een ten gevolge van de genoemde gebeurtenis of aandoening ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?
e. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
5.1.4. stelt partijen in de gelegenheid binnen twee weken na de datum van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd bezwaar te maken tegen het voornemen om aan de neuropsycholoog de NVN-standaardvraagstelling voor te leggen en bepaalt dat indien partijen niet of niet tijdig bezwaar maken, aan de neuropsycholoog deze vraagstelling zal worden voorgelegd,
5.2 benoemt tot deskundigen:
1. als neuroloog:
Dr. W.B. Gunning,
(.... red. LSA LM)
2. als neuropsycholoog:
Dr. M. Blokhorst
(.... red. LSA LM)
5.3. is voornemens tot deskundige te benoemen:
3. als verzekeringsarts:
Dr. A. Wolters
(.... red. LSA LM)
etc. red. LSA LM)
Met dank aan Mr. M.J.E.C. Camps, www.letseladvocaat.nl voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBOVE-070525
zie ook NIP: Sectie Neuropsychologie, november 2016; Richtlijn voor neuropsychologische expertise
|