Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 080125 erfverharding met cementafval omgeving Goor; omkeringsregel n.v.t.; Eternit 75% aansprakelijk voor peritoneaal mesothelioom

RBOVE 080125 erfverharding met cementafval omgeving Goor; omkeringsregel n.v.t.; Eternit 75% aansprakelijk voor peritoneaal mesothelioom

2Waar gaat het over?

In 2019 is bij [eiser] de diagnose maligne mesothelioom van het buikvlies gesteld. In dit geschil staat de vraag centraal of de oorzaak van de ziekte van [eiser] gelegen is of kan zijn in blootstelling aan asbestcementafval, dat Eternit vóór 2000 aan derden in de omgeving van Goor heeft uitgegeven ter verharding van wegen, paden en erven. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om, kort gezegd, te bepalen of en, zo ja, hoe groot de kans is dat het peritoneaal mesothelioom van [eiser] is veroorzaakt door asbestblootstelling. Op basis van het deskundigenbericht komt de rechtbank, onder toepassing van de rechtsregel van de proportionele aansprakelijkheid, tot het oordeel dat de schade van [eiser] als gevolg van zijn ziekte voor 75% voor rekening van Eternit komt en voor 25% voor zijn eigen rekening. De rechtbank licht hieronder toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3De verdere beoordeling van het geschil

3.1.

De rechtbank heeft overwogen dat, waar asbestblootstelling niet de enige oorzaak van het ontstaan van peritoneaal mesothelioom is en dit mesothelioom (met name) ontstaat bij blootstelling aan hoge concentraties asbest, het geenszins vaststaat dat het peritoneaal mesothelioom van [eiser] (enkel) is of kan zijn veroorzaakt door asbestblootstelling.

Verder is overwogen dat de rechtbank aanleiding ziet de rechtsregel van de proportionele aansprakelijkheid toe te passen en een deskundigenbericht te gelasten.

3.2.

In het laatste tussenvonnis heeft de rechtbank prof. dr. ir. Heederik tot deskundige benoemd en hem de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:

a. acht u het aannemelijk dat blootstelling aan asbeststof in het milieu tot peritoneaal mesothelioom kan leiden?

b. hoe groot schat u in het algemeen de kans in dat de door [eiser] gestelde blootstelling aan asbest in de omgeving van Goor peritoneaal mesothelioom heeft veroorzaakt? Indien u geen percentage kunt geven, acht u dan de kans zeer gering, gering of groter dan gering? Als de kans gering wordt geacht, binnen welke bandbreedte schat u dan de kans in? U wordt verzocht toe te lichten hoe u tot uw oordeel bent gekomen.

c. indien u van mening bent dat wat betreft het peritoneaal mesothelioom sprake is van een alternatieve oorzaak of alternatieve oorzaken (anders dus dan asbestblootstelling): kunt u toelichten welke alternatieve oorzaak of oorzaken dat is/zijn, of in het geval van [eiser] een alternatieve oorzaak aanwezig is en op basis waarvan u dat heeft vastgesteld? Wilt u per alternatieve oorzaak betreffende de aard en de omvang van het risico zoveel mogelijk verwijzen naar de literatuur of richtlijnen op basis waarvan u van mening bent dat sprake is van een risicofactor? U wordt verzocht hierbij de medische voorgeschiedenis van [eiser] en zijn familie te betrekken.

d. kent u het artikel van Faig et al “Changing Pattern in Malignant Mesothelioma Survival”? Is dit artikel relevant in verband met voormelde vraagstelling en, zo ja, in welk opzicht. U wordt verzocht om de reactie van de medisch adviseur van Eternit in uw overwegingen te betrekken.

e. heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de verdere beoordeling van deze zaak?

het deskundigenrapport

3.3.

In zijn rapport heeft de deskundige onder meer het volgende geschreven:

“(…)

A. Acht u het aannemelijk dat blootstelling aan asbeststof tot peritoneaal mesothelioom kan leiden?

Het leidt geen twijfel dat blootstelling aan asbeststof tot mesothelioom, en zowel pleuraal als peritoneaal mesothelioom kan leiden. Organisaties als de Wereldgezondheidsorganisatie, de European Chemical Agency en de Gezondheidsraad in Nederland beschouwen de relatie tussen asbestblootstelling en mesothelioom, waaronder (…) peritoneaal mesothelioom, als een causale relatie. (…) De kans dat zich mesothelioom ontwikkelt neemt toe met toenemende (cumulatieve) blootstelling. Het risico op mesothelioom is beduidend groter bij blootstelling aan crocidoliet en amosiet (blauw en bruin asbest).

B. Hoe groot schat u in het algemeen de kans in dat de door [eiser] gestelde blootstelling aan asbest in de omgeving van Goor peritoneaal mesothelioom heeft veroorzaakt? Indien u geen percentage kunt geven, acht u dan de kans zeer gering, gering of groter dan gering? Als de kans gering wordt geacht, binnen welke bandbreedte schat u dan de kans in? U wordt verzocht toe te lichten hoe u tot uw oordeel bent gekomen.

(…) Er zijn geen aanwijzingen dat de heer [eiser] beroepsmatig blootgesteld is geweest. Zijn woonplaats was het grootste deel van zijn leven [plaats] , ongeveer [omschrijving] van Goor. Uit zijn uitgebreide levensbeschrijving blijkt dat hij door specifieke verblijfslocaties in de regio; door wandelingen gedurende zijn schoolperiode, maar ook later, door werklocaties of specifieke werkbezoeken in de regio Goor, zeer regelmatig en over een lange periode van tientallen jaren, regelmatig in gebieden of zeer nabij gebieden verbleef waar zich asbesthoudend afval van Eternit bevond. Gezien het brede gebruik van afval van Eternit rond Goor, is het mogelijk en waarschijnlijk dat dhr [eiser] langdurig, vanaf jonge leeftijd, is blootgesteld geweest aan blootstellingsniveaus zoals door TNO gemeten in de regio Goor, maar duidelijk verhoogd ten opzichte van achtergrondniveaus in Nederland. Een relevant aspect is nog dat afval afkomstig van Eternit blauw asbest (crocidoliet) heeft bevat, de asbestsoort die tot een aanzienlijk hoger risico op mesothelioom leidt, ook tot een hoger risico op het ontstaan van peritoneaal asbest. Blootstelling aan (blauw) asbest vanaf jonge leeftijd verhoogt de kans op het optreden van mesothelioom. De leeftijd van eerste blootstelling aan asbest mede bepaalt het risico.

Het absolute risico op pleuraal of peritoneaal mesothelioom voor omwonenden op basis van deze blootstelling, is laag (…) Maar het risico van milieublootstelling op ontwikkeling van mesothelioom is duidelijk verhoogd ten opzichte van het achtergrondrisico.

  • -

    Het onderzoek rond Goor heeft laten zien dat zich gevallen hebben voorgedaan, 11 gevallen zeker en 4 waarschijnlijk (samen 15), over een periode van 15 jaar bij vrouwen zonder duidelijke beroepsmatige blootstelling. (…) zou een vergelijkbaar aantal mannelijke mesothelioompatiënten door milieublootstelling worden verwacht. (…)

  • -

    Als wordt uitgegaan van onderzoeken naar omgevingsblootstelling aan asbest en mesothelioom dan is op basis van verschillende onderzoeken een relatief risico gevonden van 4,6 in de regio Goor en respectievelijk 4 en 5,33 in twee meta-analyses en de waarnemingen uit de studie onder peritoneaal mesothelioom patiënten van Consonni (met een relatief risico van 4,12) (…)

  • -

    Als uitgaande van deze relatief risico’s de veroorzakingswaarschijnlijkheid wordt berekend dat bij een mesothelioompatiënt met omgevingsblootstelling aan asbest, de ziekte is veroorzaakt door diezelfde asbestblootstelling, dan ligt deze, voor pleuraal of peritoneaal mesothelioom, uitgaande van een relatief risico van 4 of hoger in de hiervoor beschreven studies, boven de 75%. Dit betekent dat de kans dat peritoneaal mesothelioom niet is veroorzaakt door de omgevingsblootstelling aan asbest ongeveer 25% is. Dit is dus de kans dat dat Dhr. [eiser] een zogenaamde “spontane” of “niet verklaarde” vorm van peritoneaal heeft ontwikkeld.

  • -

    Omdat aan de hand van de blootstellingshistorie de blootstelling van dhr [eiser] niet simpel valt te kwantificeren, is een gedetailleerder analyse niet mogelijk. (…) De blootstellingsperiode van dhr [eiser] omvat tientallen jaren, en was vermoedelijk intermitterend. Over zijn gehele leven genomen is de verwachting dat zijn blootstelling van een vergelijkbare ordegrootte is als in de gepubliceerde risicoanalyse is beschreven voor de omwonenden van het risicogebied Goor en daarmee ook het risico op mesothelioom. Hierbij moet worden opgemerkt dat de onderzoekers aangeven dat de blootstelling van omwonenden om meerdere redenen waarschijnlijk is onderschat (…).

C. Indien u van mening bent dat wat betreft het peritoneaal mesothelioom sprake is van een alternatieve oorzaak of alternatieve oorzaken (anders dus dan asbestblootstelling): kunt u toelichten welke alternatieve oorzaak of oorzaken dat is/zijn, of in het geval van [eiser] een alternatieve oorzaak aanwezig is en op basis waarvan u dat heeft vastgesteld? Wilt u per alternatieve oorzaak betreffende de aard en de omvang van het risico zoveel mogelijk verwijzen naar de literatuur of richtlijnen op basis waarvan u van mening bent dat sprake is van een risicofactor? U wordt verzocht hierbij de medische voorgeschiedenis van [eiser] en zijn familie te betrekken.

(…) In de recente evaluatie van de European Chemical Agency uit 2021 (…) wordt gecon-cludeerd dat, hoewel al jaren wordt gespeculeerd over andere oorzaken van peritoneaal mesothelioom, hiervoor geen sterk bewijs is. Dezelfde conclusie wordt getrokken door het IARC (een onderdeel van de Wereld Gezondheidsorganisatie) te Lyon, Frankrijk. De conclusies uit het artikel in Productie 19 [8] over alternatieve oorzaken van mesothelioom zijn niet terug te vinden in genoemde consensusdocumenten van internationale organisaties (…). Van belang is dat het zogenaamde populatie attributieve fractie door asbest blootstelling, het deel van de patiënten dat vermeden kan worden als de asbestblootstelling wordt geëlimineerd, hoog is, voor zowel pleuraal als peritoneaal mesothelioom. (…) Verder is, mochten alternatieve oorzaken een eventuele rol spelen, de kans dat deze oorzaken een rol hebben gespeeld niet goed te kwantificeren. (…) Gezien de sterke relatie tussen asbestblootstelling en mesothelioom zal de kans tussen eventuele andere oorzaken klein zijn. (…) Verder moet opgemerkt worden dat bij een individu niet met zekerheid is vast te stellen of sprake is van asbest gerelateerd of “spontaan” of “onverklaard” mesothelioom. Uitspraken hierover zijn altijd gebaseerd op kansrekening.

D. Kent u het artikel van Faig et al “Changing Pattern in Malignant Mesothelioma Survival”? Is dit artikel relevant in verband met voormelde vraagstelling en, zo ja, in welk opzicht. U wordt verzocht om de reactie van de medisch adviseur van Eternit in uw overwegingen te betrekken.

Het artikel van Faig[10] was mij tot voor kort niet bekend en wordt ook niet genoemd of besproken in het recente consensusdocument van ECHA of eerdere consensusdocumenten. Dat is verklaarbaar omdat het primaire doel van deze studie is om de overleving van mesothelioompatiënten te onderzoeken. Het onderzoek is niet gericht op een risicoanalyse of afleiden van grenswaarden. Echter, de onderzoekers doen ook uitspraken over verschillen in het voorkomen van pleuraal en peritoneaal mesothelioom in relatie tot mogelijke oorzakelijke factoren (…). Hiervoor is de studie echter niet ontworpen en als gevolg daarvan heeft de studie voor dit aspect een aantal ernstige methodologische beperkingen. (…)

Derhalve geven, meerdere resultaten van deze studie een vertekend beeld dat indruist tegen de wetenschappelijke consensus en kunnen de gevonden verbanden niet, zoals door de auteurs onterecht wordt gesteld, eenduidig worden geïnterpreteerd.

E. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de verdere beoordeling van deze zaak?

Nee, er zijn geen aanvullende bevindingen. (…)”

In het kader van het verschaffen van achtergrondinformatie en in antwoord op vragen van partijen heeft de deskundige onder meer geschreven:

“(…)

Deze diagnoseproblematiek zorgt ervoor dat oudere informatie over het vóórkomen van mesothelioom minder betrouwbaar kan zijn dan recentere cijfers.

(…)

Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw verschijnen risicoanalyses die hebben geleid tot grenswaarden voor de blootstelling aan asbest in de werkomgeving. (…) Er is sinds die tijd sprake van een continue aanscherping van grenswaarden op basis van steeds beter onderbouwde inzichten in de relatie asbest en ziekte. (…) Dit stelt ook de rond Eternit gevonden omgevingsconcentraties in een ander daglicht; de verhoogde niveaus in de omgeving hangen met een hoger risico samen dan eerder verondersteld.

(…)

Relevant is de studie van Consonni e.a., uit 2019 waarin voor het eerst een duidelijke kwantitatieve relatie tussen hoogte van de asbestblootstelling (uitgedrukt als cumulatieve blootstelling in vezels/ml - jaar) en het risico op peritoneaal mesothelioom wordt beschreven. De 227 peritoneaal mesothelioom gevallen zijn gediagnosticeerd tussen 2000 en 2015 (…) De resultaten van de studie laten zien dat het risico op mesothelioom gestaag toeneemt met toenemende cumulatieve blootstelling uitgedrukt in vezeljaar. De studie laat zien dat ook relatief lage blootstelling aan asbest tot een verhoogd risico op peritoneaal mesothelioom kan leiden. (…) Deze niveaus wijken niet of weinig af van niveaus die in geval van omgevingsblootstelling kunnen worden gerealiseerd na langdurige blootstelling.

(…)

Een duidelijk hoger risico door blootstelling aan crocidoliet asbest is ook gevonden voor peritoneaal mesothelioom.

(…)

De studie van Consonni e.a., geeft drie gevallen van peritoneaal mesothelioom met alleen milieublootstelling. (…) de mannelijke peritoneaal mesothelioom gevallen met milieublootstelling hadden op grond van een vergelijking met controles een 4,12 maal verhoogde kans op peritoneaal mesothelioom (…). Samenvattend laten deze waarnemingen zien dat peritoneaal mesothelioom voorkomt onder personen met alleen milieublootstelling en een aanwijzing bestaat dat omgevingsblootstelling leidt tot een verhoogde kans op de ontwikkeling van peritoneaal mesothelioom.

(…)

In het onderzoek rond Goor is het risico op mesothelioom zoals in het deskundigenadvies aangegeven op basis van het onderzoek vanuit het Erasmus UMC 4,6 maal hoger in vergelijking met het Nederlandse achtergrond risico. (…) Uitgaande van deze relatieve risico’s ligt de veroorzakingswaarschijnlijkheid door omgevingsblootstelling aan asbest bij een omwonende met (peritoneaal of pleuraal) mesothelioom uitgaande van de relatief risico van 4 of hoger, rond of boven de 75% (tussen de 75% en 81% op basis van de gegevens) (…)

asbest is op dit moment de enige oorzaak van mesothelioom gebleken waarvoor voldoende bewijs bestaat (op basis van toxicologisch en medisch, epidemiologisch onderzoek) om tot het oordeel causale factor te komen.

(…)

Een kwantitatieve analyse wordt voor mesothelioom in de regel niet uitgevoerd als blootstelling is aangetoond. (…)

De rapportage is duidelijk over alternatieve oorzaken. Er zijn er meerdere in de literatuur gesuggereerd. Er is onvoldoende bewijs om tot het oordeel te komen dat deze oorzaken ook causaal geassocieerd zijn met mesothelioom.

(…)

(…) IARC (WHO), de European Chemical Agency en de Gezondheidsraad (…) Alle drie deze organisaties gaan in hun evaluaties er vanuit dat alle vormen van mesothelioom, dus zowel pleuraal als peritoneaal mesothelioom, causaal zijn geassocieerd aan asbest blootstelling en dus worden veroorzaakt door asbestblootstelling.

(…)

Vanuit epidemiologisch perspectief zijn er twee relevante parameters; de populatie attributieve fractie en de veroorzakingswaarschijnlijkheid. Deze parameters worden vaak verwisseld en dat gebeurt op veel andere plaatsen in de aangeleverde opmerkingen van Dhr [naam]. (…)

In aanvulling, het is onjuist om te spreken over afwezigheid van een statistisch verband voor peritoneaal mesothelioom en het wonen in het risicogebied rond Goor. Er is geen onderzoek uitgevoerd naar een (statistisch significant) verband, dat is iets anders dan afwezigheid van een verband.

(…)

(…) risicoanalyse voor het risicogebied rond Goor (…). De uitkomsten van deze risicoanalyse zijn geëxtrapoleerd naar omwonenden uit het risicogebied van Goor met een blootstelling vanaf het eerste levensjaar en een levenslange blootstellingsduur (…). De risicoberekeningen zijn daarmee van toepassing op dhr [eiser] met de gemaakte opmerkingen over zijn specifieke blootstellingspatroon (intermitterend en langdurig) en de algemene opmerkingen dat de inschatting van 0,003 vezeljaar per jaar blootstelling volgens de onderzoekers een onderschatting van de werkelijke blootstelling is.

(…)

De bijdrage van crocidoliet aan het afval in de omgeving van Goor was ongeveer naar schatting 23% en dit vergroot het risico op mesothelioom aanzienlijk ten opzichte van de situatie op en rond bedrijven waar de bijdrage van amosiet en crocidoliet aan de totale hoeveelheid asbest geringer was en ten opzichte van het Nederlandse achtergrond risico. (…)”

standpunt [eiser]

3.4.1.

Volgens [eiser] heeft de deskundige een overtuigend rapport geschreven. Daarin heeft hij helder beschreven dat niet relevant is welk deel van de bevolking wordt getroffen door mesothelioom, maar hoe groot de kans is dat iemand met mesothelioom die ziekte heeft gekregen door blootstelling aan asbest. De medische geschiedenis van [eiser] is in het rapport niet besproken, maar dat doet niet af aan het rapport, omdat in die medische geschiedenis geen kanker voorkomt en omdat alternatieve oorzaken voor mesothelioom onbekend zijn. [eiser] heeft erop gewezen dat het niet zo is dat hij moet aantonen dat het verband tussen de blootstelling aan asbest in het milieu en zijn ziekte absoluut zeker is; voldoende is dat er met redelijke mate van zekerheid een causaal verband is.

Verder beroept hij zich op de omkeringsregel. De door Eternit geschonden norm (geen gevaarlijke stoffen in het milieu brengen) is bedoeld om te beschermen tegen het specifieke gevaar van schade aan de gezondheid. Dit gevaar heeft zich hier verwezenlijkt. Daarmee is, behoudens tegenbewijs, gegeven dat het mesothelioom van [eiser] is veroorzaakt door blootstelling aan asbest. Het is om die reden aan Eternit om voldoende aannemelijk te maken dat zijn mesothelioom niet het gevolg is van blootstelling aan asbest in het milieu.

3.4.2.

Gelet op het vorenstaande verzoekt [eiser] de rechtbank terug te komen van het oordeel dat het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid dient te worden toegepast: er is immers geen andere mogelijke oorzaak dan de asbestblootstelling. Subsidiair heeft hij betoogd dat het feit dat de kans dat zijn ziekte door asbestblootstelling veroorzaakt is zeer groot is (de facto meer dan 75%) en andere mogelijke oorzaken niet bekend zijn, betekent dat in juridische zin kan worden uitgegaan van een volledig causaal verband. In dat kader heeft hij gesteld dat niet kan worden ingezien dat het onaanvaardbaar is dat Eternit als de partij die een zeer aanzienlijk verwijt treft de gehele schade moet dragen en niet kan profiteren van de wetenschappelijke onmogelijkheid om een één op één verband aan te tonen tussen milieublootstelling aan asbest en dit specifieke geval van mesothelioom.

3.4.3.

[eiser] heeft zijn eis gewijzigd en vordert nu dat de rechtbank voor recht verklaart dat Eternit aansprakelijk is voor zijn schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en, uitvoerbaar bij voorraad, Eternit veroordeelt tot betaling van € 63.370,- als voorschot op het smartengeld en € 7.052,- als voorschot op de vermogensschade, met veroordeling van Eternit in de proceskosten. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij inmiddels aanzienlijk langer ziek is dan de meeste mesothelioompatiënten, dat de gevolgen van zijn ziekte hem steeds meer parten beginnen te spelen en dat zijn fysieke en psychische klachten bovendien een negatief effect hebben op de relatie met zijn echtgenote.

standpunt Eternit

3.5.1.

Volgens Eternit is de kans dat [eiser] peritoneaal mesothelioom is veroorzaakt door asbestblootstelling zo gering dat in redelijkheid geen procentueel deel van zijn schade voor vergoeding in aanmerking komt. De percentages die de deskundige heeft genoemd zijn niet juist en gebaseerd op onvoldoende deugdelijke, althans onvoldoende op het specifieke geval van [eiser] toe te passen onderzoeken, documenten, redeneringen en inschattingen. De deskundige gaat te veel uit van onderzoeken bij mensen met pleuraal mesothelioom. De Pan 2005 studie is daarbij ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Het is onbegrijpelijk hoe de deskundige tot een percentage van 75% is gekomen. Hij schrijft immers zelf dat het in Goor bij niet beroepsmatig blootgestelden om een risico op peritoneaal mesothelioom gaat dat niet met 4,12, maar met 1,5 verhoogd is in vergelijking met de rest van Nederland. Het relatieve risico van 4,12 dat Consonni e.a. heeft genoemd is bovendien statistisch niet significant vanwege de beperkte hoeveelheid gevallen van peritoneaal mesothelioom die in het onderzoek zijn meegenomen. Eternit heeft ter zake verwezen naar het rapport van haar medisch adviseur, dr. [naam] . Peritoneaal mesothelioom komt volgens Eternit zo weinig voor dat in redelijkheid zeer terughoudend moet worden omgegaan met toekenning van enige schadevergoeding.

3.5.2.

Eternit heeft verder aangevoerd dat de omkeringsregel hier geen toepassing vindt. Deze regel is aan de orde in de bewijsleveringsfase, waarin de causaliteit aan de orde is.

Als het causaal verband niet vaststaat, kan er sprake zijn van alternatieve causaliteit of een onzekere samenloop. In dat geval kan een benadeelde nog een beroep doen op proportionele aansprakelijkheid. Daarmee is dan de fase van vaststelling van het causaal verband verlaten en de fase van schadebegroting ingegaan. Nu de rechtbank heeft overwogen dat zij de rechtsregel van de proportionele aansprakelijkheid gaat toepassen, is bewijslevering niet meer mogelijk en is het dus een gegeven dat het causale verband tussen blootstelling aan asbest in het milieu en het mesothelioom van [eiser] niet vast staat. De fase waarin de omkeringsregel kan worden toegepast, is voorbij. [eiser] heeft verder geen verkeers- of veiligheidsnorm genoemd die Eternit geschonden zou hebben. Als de deskundige niet ten onrechte tot uitgangspunt had genomen dat [eiser] in de omgeving van Goor woonde, had hij in het kader van de veroorzakingswaarschijnlijkheid geen percentage kunnen vaststellen, althans slechts een percentage van maximaal 33%.

het oordeel van de rechtbank

3.6.1.

De rechtbank neemt de bevindingen en de conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare. De deskundige heeft een uitgebreid rapport geschreven, waarin hij zijn conclusies goed gedocumenteerd heeft onderbouwd. Hij is daarbij ingegaan op de van de zijde van (de medisch adviseur van) Eternit genoemde bezwaren en heeft die naar het oordeel van de rechtbank overtuigend weerlegd. Duidelijk is dat er, behoudens de door de deskundige aangehaalde en in zijn overwegingen gebruikte studie van Consonni e.a., weinig onderzoeken zijn geweest naar de relatief weinige gevallen van peritoneaal mesothelioom. De deskundige kan dan ook niet worden verweten dat hij zijn conclusies grotendeels heeft moeten baseren op gegevens uit onderzoeken naar gevallen van pleuraal mesothelioom. Eternit heeft, gezien de toelichting van de deskundige, niet onderbouwd dat de door hem gebruikte gegevens niet relevant zijn voor gevallen van peritoneaal mesothelioom. De aan de Pan 2005 studie klevende epidemiologische gebreken zijn door de deskundige uitvoerig en overtuigend uiteengezet. Voorts heeft de deskundige er nadrukkelijk op gewezen dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen veroorzakingswaarschijnlijkheid (hoe groot is de kans dat iemand met peritoneaal mesothelioom die ziekte heeft opgelopen door blootstelling aan asbest) en de kans dat iemand (spontaan) wordt getroffen door peritoneaal mesotheli-oom. Anders dan Eternit stelt heeft de deskundige tot slot niet ten onrechte tot uitgangspunt genomen dat [eiser] in de omgeving van Goor woonde: hij schrijft immers dat aan de hand van de blootstellingshistorie van [eiser] (over een lange periode van tientallen jaren wandelen en voor werk en recreatie verblijven in Goor en omgeving) de verwachting is dat zijn blootstelling aan asbest van een vergelijkbare ordegrootte is als beschreven voor omwonenden van het risicogebied Goor.

3.6.2.

Uit het rapport van de deskundige rijst een ander beeld op dan de rechtbank op basis van de tot het tussenvonnis van 8 november 2023 overgelegde producties voor ogen had. De deskundige heeft beschreven dat bij iemand met mesothelioom nooit met zekerheid is vast te stellen of sprake is van een asbest gerelateerd mesothelioom, dat blootstelling aan asbest weliswaar niet de enige oorzaak is van het ontstaan van het peritoneaal mesothelioom maar wel de enige bekende oorzaak en dat peritoneaal mesothelioom niet alleen kan ontstaan bij blootstelling aan hoge concentraties asbest, maar ook bij langdurige blootstelling aan lage concentraties asbest, met name als het gaat om crocidoliet (zoals bij Eternit) of amosiet.

3.6.3.

De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 8 november 2023 voorshands geoordeeld dat sprake is van een geval waarin niet kan worden vastgesteld of de schade (het peritoneaal mesothelioom van [eiser] ) is veroorzaakt door een normschending van Eternit (het aan derden uitgeven van voor de gezondheid schadelijk asbestcementafval) dan wel door iets dat voor risico van [eiser] zelf komt (of door een combinatie van beide oorzaken), en waarin de kans dat de schade is veroorzaakt door de normschending niet zeer klein noch zeer groot is. Zij heeft vervolgens de deskundige benoemd om zich te laten voorlichten over de grootte van de kans dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door blootstelling aan asbest in het milieu (wat een gevolg zou zijn van de normschending van Eternit). Uit het rapport van de deskundige blijkt dat die kans op 75% moet worden geschat. Hoewel er geen andere oorzaak van peritoneaal mesothelioom dan asbestblootstelling bekend is, schat de deskundige de kans dat [eiser] peritoneaal mesothelioom een spontane of onverklaarde oorzaak kent, toch nog in op 25%. De conclusie is dus dat er, anders dan [eiser] meent, wel degelijk meerdere oorzaken kunnen zijn.

3.6.4.

Volgens [eiser] is het percentage van 75% dusdanig hoog dat in wezen, gelet op het feit dat asbestblootstelling de enige bekende oorzaak van mesothelioom is, kan worden gezegd dat een volledig causaal verband bestaat tussen de normschending van Eternit en zijn schade en dat die schade daarom volledig voor rekening van Eternit moet komen. De rechtbank stelt vast dat, ondanks het feit dat asbestblootstelling de enige bekende oorzaak is, de deskundige de kans dat het peritoneaal mesothelioom van [eiser] is veroorzaakt door blootstelling aan asbest in het milieu op niet meer dan 75% schat. Dit betekent dat de kans dat de ziekte spontaan is ontstaan of een onverklaarde oorzaak heeft, op een toch niet zeer gering percentage van 25% is geschat. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen volledig causaal verband is als door [eiser] betoogd.

3.6.5.

In lijn met het Nefalit-arrest overweegt de rechtbank dat het, mede gelet op de strekking van de geschonden norm - het voorkomen van gezondheidsschade - en de aard van de normschending - het in het milieu brengen van gevaarlijke stoffen - uit overwegingen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de onzekerheid over de mate waarin de normschending van Eternit heeft bijgedragen tot de schade van [eiser] , in zijn geheel op [eiser] af te wentelen. Eveneens onaanvaardbaar, maar nu tegenover Eternit, ook al heeft die tegenover [eiser] onrechtmatig gehandeld, is het echter om de onzekerheid over het causaal verband met de schade van [eiser] geheel voor risico van Eternit te laten komen, in weerwil van de niet zeer kleine kans dat buiten asbestblootstelling in het milieu gelegen omstandigheden die aan [eiser] moeten worden toegerekend (zoals van buiten komende of “spontane” oorzaken), de schade (mede) hebben veroorzaakt. Die laatste omstandigheden kunnen [eiser] weliswaar niet worden verweten, maar komen in de verhouding tot Eternit wel voor zijn risico. Mede gezien de uitgangspunten die aan de artikelen 6:99 en 6:101 BW ten grondslag liggen, zal de rechtbank, nu [eiser] schade heeft geleden die, gegeven de door de deskundige bedoelde kanspercentages, zowel door een onrechtmatig handelen van Eternit als door een aan hem toe te rekenen omstandigheid als hiervoor bedoeld, als door een combinatie daarvan, kan zijn veroorzaakt, zonder dat met voldoende zekerheid is vast te stellen in welke mate de schade van [eiser] door deze omstandigheden of één daarvan is ontstaan, Eternit veroordelen tot vergoeding van de gehele schade van [eiser] , met vermindering van haar vergoedingsplicht in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin de aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot diens schade hebben bijgedragen.

3.6.6.

Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verklaren voor recht dat Eternit voor 75% aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Wat betreft de vorderingen van [eiser] ter zake van het voorschot op de schadevergoeding en het smartengeld overweegt de rechtbank dat Eternit, voor het geval aansprakelijkheid zou worden aangenomen, geen bezwaar heeft tegen de hoogte van de vergoedingen zoals door [eiser] gevorderd. Gelet hierop zal de rechtbank € 7.052,- toewijzen als voorschot op schadevergoeding, ervan uit-gaand dat de werkelijke schade zo hoog zal zijn dat de gedeeltelijke aansprakelijkheid van Eternit niet aan toewijzing van het gevorderde voorschot in de weg staat. Gelet op het norm-bedrag dat door het IAS ter zake wordt gehanteerd (€ 71.180,- in 2024) en het percentage van de schade dat Eternit dient te vergoeden, zal de rechtbank € 53.385,- aan voorschot smartengeld toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

3.6.7.

Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient Eternit de proceskosten van [eiser] te dragen. Die kosten worden begroot op € 131,18 aan explootkosten, € 1.301,- aan griffierecht, € 1.625,- aan deskundigenkosten (75% x € 6.500,- is € 4.875,- minus het al door Eternit betaalde deel van het voorschot ad € 3.250,-) en € 6.677,- (5,5 punten x tarief IV ad € 1.214,- per punt) aan salaris van zijn advocaat, te vermeerderen met de gevorderde nakosten ad € 131,- en wettelijke rente als na te melden. ECLI:NL:RBOVE:2025:46