Overslaan en naar de inhoud gaan

GHDHA 210323 wbf ook in HB niet aansprakelijk, betrokkenheid onbekend gebleven bestuurder komt niet vast te staan

GHDHA 210323 wbf ook in HB niet aansprakelijk, betrokkenheid onbekend gebleven bestuurder komt niet vast te staan

in vervolg op:
RBROT 031121 wbf niet aansprakelijk, dat een onbekend gebleven bestuurder bij het ongeval betrokken is geweest komt niet vast te staan

1
De zaak in het kort

1.1
Appellant vordert schadevergoeding van het Waarborgfonds, stellende dat hij door een niet nader aangeduide vrachtwagen met onbekende bestuurder is aangereden. Van deze aanrijding zijn geen getuigen of ander bewijs dat de aanrijding heeft plaatsgevonden zoals door appellant gesteld. Het Waarborgfonds heeft de vordering van appellant daarom afgewezen.

(...red. LSA LM)

3
Feitelijke achtergrond

3.1
Het hof gaat uit van de volgende vaststaande feiten:
a. Op 6 november 2019 heeft omstreeks 06:35 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de snelweg A4 richting de Botlektunnel. Bij dit verkeersongeval (verder: het ongeval) was de door [appellant] bestuurde auto van het merk Citroën, type C5, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), betrokken en (in ieder geval) een rode vrachtwagen. Als gevolg van dit verkeersongeval heeft [appellant] schade geleden. [appellant] heeft samen met de bestuurder van de rode vrachtwagen, [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ), een aanrijdingsformulier ingevuld. Op dat formulier is onder de kop Zichtbare schade aan voertuig A ingevuld: "deuk, kras linker portier spiegel kapot" . Achter de kop "Aansprakelijkheid" is het volgende vermeld: "vrachtwagen 1 heeft achterkant aangetikt, auto is gedraaid en vrachtwagen 2 heeft aangereden". Op het formulier is verder vermeld dat [appellant] reed met een snelheid van 60 km per uur.

De politie heeft ter plaatse een proces-verbaal van het ongeval opgemaakt. In dit proces-verbaal is, voor zover relevant, het volgende vermeld:

Toedracht

Voertuig A: ( ... ) [auto [appellant] , hof]

Voertuig B: ( ... )[auto [bestuurder] , hof]

Beide voertuigen reden in de zelfde richting op de A 15 thv 48.6 in de richting van Spijkenisse. Voertuig A reed op de 3e rijbaan toen deze geraakt werd door een vrachtwagen die op de 2e rijbaan reed. Hierdoor heeft voertuig A een draai gemaakt waardoor deze op de 1e rijbaan terecht kwam. Voertuig B reed op dat moment op de 1e rijbaan. Door de draai kwam het voertuig A tegen voertuig B aan die op de le rijbaan reed."

Op 11 november 2019 heeft [appellant] aangifte gedaan bij de politie dat een onbekend gebleven bestuurder van een vrachtwagen is weggereden na betrokken te zijn geweest bij het ongeval zonder dat hij zijn gegevens heeft achtergelaten. In het proces-verbaal van de aangifte is, voor zover relevant, het volgende vermeld.

"( ... ) Op 06 november 2019 omstreeks 06:35 uur reed ik alleen in mijn auto op de snelweg A4 richting de Botlektunnel A 15. Toen ik net door de Beneluxtunnel was gereden reed ik op de rechter baan. Ik zag dat een zandauto op de rechter baan wilde invoegen. Ik liet de zandauto voor mij invoegen. Ik wilde zelf opschuiven naar de linker baan. Toen ik met invoegen bezig was voelde ik aan mijn linker achterzijde een harde tik. Ik zag en voelde dat mijn auto aangereden was door een vrachtwagen. Ik zag en voelde dat mijn auto draaide en ik zag dat ik omgedraaid op de rijbaan van de A15 terecht kwam. Ik zag dat er hierna een rode vrachtwagen mijn auto aanreed. Ik zag dat ik in de verkeerde rijrichting op de snelweg terecht was gekomen. Ik schrok hier enorm van. De rode vrachtwagen is gestopt en heeft samen met de politie een schadeformulier ingevuld. De eerste vrachtwagen. Dus die mijn auto in eerste instantie aan mijn linker achterzijde heeft aangereden is kennelijk opzettelijk na het ongeval doorgereden. De bestuurder van deze vrachtwagen heeft zich niet kenbaar gemaakt en heeft ook geen gegevens van zijn vrachtwagen achter gelaten. Ik kan u helaas niets vertellen, over deze vrachtwagen. Ik heb hier niets van gezien. ( ... )"

Op 18 november 2019 heeft een expert van DEKRA Automotive in opdracht van DAS Rechtsbijstand de schade aan de auto van [appellant] vastgesteld op € 1.865,--, op basis van totaal verlies. In dit rapport, is voor zover relevant, het volgende vermeld:

"--- SCHADEGEGEVENS -----------------------------------------------------------

Schade bev. zich : L. ZIJDE Eerdere schade: ONBEKEND

Stootrichting : 9 uur ( ... .)

Aangrijppunt : Links achter

Schadeoorzaak ( ... ) : Aanrijding met voertuig"

Op 5 maart 2020 heeft (de gemachtigde van) [appellant] een e-mail met een omschrijving van het ongeval aan Waarborgfonds gezonden met de vraag of het Waarborgfonds kan bevestigen dat [appellant] recht heeft op schadevergoeding. Bij deze e-mail was een getuigenverklaring van [bestuurder] gevoegd, waarin [bestuurder] het volgende verklaart:

"Ich befuhr die A 15 Richtung Rotterdam.

Plötzlich schlug ein PKW von links vor meinen LKW, dass ich nicht bremsen konnte. De PKW-Fahrer behauptete von einem anderen LKW von der linken ausseren Spur angefahren worden zu sein."

Op 24 maart 2020 heeft het Waarborgfonds per e-mail aan [appellant] laten weten dat de schade op basis van de verstrekte gegevens niet in behandeling kan worden genomen, omdat er onvoldoende bewijs is dat een onbekend of onverzekerd motorrijtuig betrokken is geweest bij het ongeval en of deze bestuurder aansprakelijk is voor de schade van [appellant] .

Op 8 mei 2020 heeft de gemachtigde van [appellant] per e-mail foto's van de schade aan de auto van [appellant] naar het Waarborgfonds gestuurd, gewezen op de bewijskracht van een proces-verbaal van politie en aan het Waarborgfonds verzocht om de schade van [appellant] alsnog in behandeling te nemen.

Bij e-mail van 19 mei 2020 heeft het Waarborgfonds aan [appellant] per e-mail laten weten dat zij, ook op basis van de foto's die [appellant] aan het Waarborgfonds had gestuurd, de schade niet in behandeling zou nemen wegens onvoldoende bewijs voor betrokkenheid en aansprakelijkheid van de onbekend gebleven bestuurder van het motorvoertuig. Het Waarborgfonds schreef:

"Om een beroep te kunnen doen op het Waarborgfonds Motorverkeer dient de betrokkenheid van een onbekend motorvoertuig alsmede de aansprakelijkheid van de bestuurder daarvan aangetoond te zijn.

Alleen de verklaring van uw cliënt is hiervoor, zoals aangegeven, onvoldoende. Ook als deze verklaring is opgetekend in een proces-verbaal. Het blijft daarmee immers een optekening van de verklaring van uw cliënt. De politieagent in kwestie geeft enkel weer wat uw cliënt hem heeft verteld.

Ter aanvulling op de verklaring van uw cliënt heeft u een getuigenverklaring van de bestuurder van de vrachtwagen toegezonden. Uit deze verklaring blijkt dat deze bestuurder het 'eerste' ongeval niet zelf heeft waargenomen. De bestuurder geeft in zijn verklaring immers aan dat uw relatie beweerde dat hij eerder door een andere vrachtwagen was aangereden.

Ter aanvulling op de verklaring van uw cliënt wijst u nu op de foto's van de schade aan de auto van uw cliënt. U stelt dat de schaafschade aan de linker achterzijde door de onbekend gebleven vrachtauto zou zijn veroorzaakt. Dit kan evenwel uit de foto's niet worden afgeleid. Op de foto's is enkel zichtbaar dat er sprake is van schade. Wanneer deze schade precies is ontstaan blijkt niet uit de foto's."

4
Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft het Waarborgfonds gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. voor recht verklaart dat het Waarborgfonds aansprakelijk is voor de schade die [appellant] geleden heeft als gevolg van het ongeval,
ii. voor recht verklaart dat het Waarborgfonds gehouden is om de schade die [appellant] geleden heeft als gevolg van het ongeval te vergoeden,
iii. het Waarborgfonds veroordeelt tot vergoeding van de door [appellant] geleden schade als gevolg van het ongeval, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met wettelijke rente daarover,
iv. het Waarborgfonds veroordeelt in de kosten van de procedure.

4.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5
Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren of grieven tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert hetzelfde als bij de rechtbank.

5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van [appellant] op het volgende:
[appellant] is van mening dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat
- niet in voldoende mate is komen vast te staan dat een onbekend gebleven bestuurder betrokken was bij het ongeval (grief 1) en
- de toedracht en daarmee de aansprakelijkheid van de onbekend gebleven bestuurder niet meer kan worden vastgesteld (grief 2).

Verder is [appellant] van mening dat de rechtbank ten onrechte zijn bewijsaanbod om een deskundige te benoemen heeft gepasseerd.

6
Beoordeling in hoger beroep

6.1
Voor zover hier relevant volgt uit artikel 25 WAM dat een benadeelde recht op schadevergoeding tegen het Waarborgfonds geldend kan maken als:
- aansprakelijkheid voor de door een motorrijtuig veroorzaakte schade vaststaat en
- niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is.

6.2
Dit betekent dat [appellant] dient te bewijzen dat een ongeval met een motorrijtuig (de niet nader aangeduide vrachtwagen) heeft plaatsgevonden en dat de onbekend gebleven bestuurder van die vrachtwagen aansprakelijk is voor die aanrijding.

6.3
Naar het oordeel van het hof is [appellant] niet in dit bewijs geslaagd. [appellant] zelf is immers de enige die stelt dat een aanrijding met een onbekend gebleven vrachtwagen heeft plaatsgevonden. Andere getuigen van deze door [appellant] gestelde aanrijding zijn er niet. [bestuurder] heeft niet waargenomen dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen [appellant] en een andere vrachtwagen dan de zijne. Hij verklaart slechts dat hij dit van [appellant] heeft vernomen.

6.4
Dat in het proces-verbaal van aangifte wordt gesproken van een aanrijding met een andere vrachtwagen, maakt niet dat van de juistheid van die verklaring van [appellant] moet worden uitgegaan. Op basis van dat proces-verbaal kan slechts worden vastgesteld dat voorshands is bewezen dat [appellant] dit heeft tegen de politie heeft verklaard.

6.5
Weliswaar is [appellant] consistent geweest in zijn verklaring dat op 6 november 2019 sprake is geweest van twee aanrijdingen (eerst een met een niet nader aangeduide vrachtwagen en later met de rode vrachtwagen bestuurd door [bestuurder] ) en volgt uit het schaderapport van Dekra dat het aangrijppunt van de schade zich linksachter bevindt, terwijl de schade van de aanrijding met de vrachtwagen bestuurd door [bestuurder] zich blijkens het schadeformulier ter hoogte van het linker voorportier bevindt, dit maakt nog niet dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 6 november 2019 een aanrijding heeft gehad met twee vrachtauto's. Het staat immers niet vast dat de door Dekra geconstateerde schade het gevolg is van de door [appellant] gestelde aanrijding met de niet nader aangeduide vrachtwagen. Gelet op het feit dat over die vrachtwagen verder niets bekend is, is niet te verwachten dat een ongevallenspecialist aan de hand van foto's van de auto van [appellant] kan vaststellen dat de schade is ontstaan door een aanrijding met de niet nader aangeduide vrachtwagen. Voor een deskundigenbericht ziet het hof geen aanleiding.

6.6
Nu niet is komen vast te staan dat op 6 november 2019 sprake is geweest van een aanrijding met een niet nader aangeduide vrachtwagen, kan de vordering van [appellant] niet worden toegewezen.

6.7
Maar ook als de door [appellant] geclaimde schade wel het gevolg is van een aanrijding op 6 november 2019 met een niet nader aangeduide vrachtwagen, staat daarmee nog niet vast dat de onbekende bestuurder van die vrachtwagen daarvoor ook aansprakelijk is. Op [appellant] rust de stelplicht en de bewijslast van de aansprakelijkheid van de onbekend gebleven bestuurder. Welke fout die bestuurder heeft gemaakt, heeft [appellant] niet gesteld. [appellant] heeft blijkens het proces-verbaal van aangifte verklaard dat hij toen hij aan het invoegen was, een harde tik hoorde. Gelet op het bepaalde in artikel 54 RVV is niet uit te sluiten dat [appellant] zelf een verkeersfout heeft gemaakt: bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals het van rijstrook wisselen, dienen immers voorrang te verlenen aan het overige verkeer. De enkele omstandigheid dat [appellant] in zijn memorie van grieven heeft toegelicht dat hij met zijn verklaring bedoelde dat hij slechts een begin van uitvoering heeft gemaakt (te weten het aangeven van richting, gevolgd door het kijken in de binnen- en buitenspiegels en de dode hoek), maar nog niet was begonnen met insturen maakt dit niet anders. Dat [appellant] meent dat hijzelf niet aansprakelijk is, is niet voldoende om aansprakelijkheid van de onbekende bestuurder aan te nemen. Dit geldt temeer omdat de omstandigheid dat [appellant] blijkens het aanrijdingsformulier ten tijde van de aanrijding 60 km reed op de snelweg vragen oproept. Niet is uit te sluiten dat ook deze - lage - snelheid van [appellant] een rol heeft gespeeld bij het veroorzaken van de gestelde aanrijding met de onbekend gebleven vrachtwagen. Ook om deze reden kan de vordering van [appellant] niet worden toegewezen.

6.8
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. ECLI:NL:GHDHA:2023:422