Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 051124 Assistent-teamleider vult volgens wg-er na bedrijfsongeval formulier verkeerd in; Verzoek ontbinding wordt afgewezen

RBROT 051124 Assistent-teamleider vult volgens wg-er na bedrijfsongeval formulier verkeerd in; Verzoek ontbinding wordt afgewezen

2De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.

[persoon A] is vanaf 14 juli 2007 bij CLdN in dienst. De functie van [persoon A] is assistent-teamleider met een salaris van € 5.198,25 bruto per maand, exclusief 8,6% vakantietoeslag. Daarnaast ontvangt [persoon A] een vaste ploegentoeslag van € 1.088,72 bruto per maand en een structurele overwerkvergoeding van gemiddeld € 722,- bruto per maand.

2.2.

Op 27 juni 2023 heeft zich een bedrijfsongeval voorgedaan. [persoon A] heeft, in zijn functie van assistent-teamleider, een intern schadeformulier ingevuld. Hij heeft op dit formulier ingevuld dat het ongeval is veroorzaakt door een technische fout bij de translifter. [persoon A] heeft een kopie van het formulier aan de betrokken medewerker, de heer [persoon C] , gegeven en [persoon C] later per WhatsApp onder meer geschreven dat hij hem heeft ‘ingedekt’.

2.3.

CLdN verzoekt de arbeidsovereenkomst met [persoon A] te ontbinden. Primair omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond). Subsidiair omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair op grond van een combinatie van omstandigheden die in de wet zijn genoemd waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (i-grond). CLdN verwijt [persoon A] dat hij het schadeformulier bewust onjuist heeft ingevuld, dat hij een kopie aan [persoon C] heeft gegeven en dat hij [persoon C] heeft ‘ingedekt’. CLdN verwijt [persoon A] ook dat hij een jaar later, toen hij door CLdN op deze gedragingen werd aangesproken, onjuiste of tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en dat hij geen blijk geeft van zelfinzicht.

2.4.

[persoon A] is het niet eens met het verzoek en vindt dat het moet worden afgewezen. Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, verzoekt [persoon A] CLdN te veroordelen om een transitievergoeding van € 43.995,- bruto te betalen. [persoon A] heeft een tegenverzoek ingesteld, inhoudende de veroordeling van CLdN om hem weer aan het werk te stellen in zijn eigen functie, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag. [persoon A] is op 7 juni 2024 op non-actief gesteld en heeft sindsdien niet meer gewerkt. CLdN vindt dat zij geen transitievergoeding aan [persoon A] hoeft te betalen. Zij heeft eerst gevraagd om haar de mogelijkheid te geven het verzoek in te trekken als de kantonrechter tot toekenning van een transitievergoeding zou komen, maar tijdens de zitting heeft zij de voorwaardelijkheid van haar verzoek ingetrokken.

De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden

2.5.

De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan namelijk alleen worden ontbonden als aan de voorwaarden voor opzegging is voldaan (artikel 7:671b lid 2 BW). Dat is hier niet het geval, omdat de redelijke grond ontbreekt (artikel 7:669 lid 1 BW). Hierna wordt uitgelegd waarom.

Onvoldoende gebleken van verwijtbaar handelen

2.6.

De kantonrechter oordeelt dat onvoldoende gebleken is van verwijtbaar handelen. Van verwijtbaar handelen in een geval als dit kan naar haar oordeel pas dan sprake zijn, als vast staat dat de werknemer (i) welbewust en (ii) met het doel om de werkgever te schaden, onjuiste informatie heeft opgenomen in een document dat (iii) bedoeld is om tot bewijs van de oorzaak van een ongeval te dienen. Aan geen van deze drie elementen is hier voldaan.

2.6.1.

Van een welbewuste actie van [persoon A] om het formulier verkeerd in te vullen, is niet gebleken. [persoon A] heeft uitgelegd dat hij ‘on the job’ heeft geleerd om het formulier zo in te vullen, dat daarop vermeld wordt wat volgens hem de oorzaak van een incident kan zijn geweest. CLdN heeft bevestigd dat er geen protocol is over de manier waarop deze formulieren moeten worden ingevuld. Zij kan [persoon A] dus niet verwijten dat hij het formulier in strijd met duidelijke, geldende voorschriften heeft ingevuld. De formulering ‘indicated cause’ wijst er ook niet op dat op dit formulier alleen een vastgestelde oorzaak mag worden opgenomen. Een indicatie is naar algemeen spraakgebruik niet meer dan een aanname, een mogelijkheid. [persoon A] heeft uitgelegd waarom hij aannam dat de oorzaak van het ongeval een technische fout was. Dat is in elk geval de verklaring van [persoon C] geweest. Of [persoon A] vervolgens is afgegaan op een verklaring van de technische dienst, of vanwege eerdere bevindingen over technische mankementen aan translifters in de veronderstelling is geweest dat dit zou kunnen kloppen, vindt de kantonrechter niet doorslaggevend in deze beoordeling. Het gaat erom of sprake is geweest van een opzettelijke actie van [persoon A] en dat blijkt hier niet uit. Aangenomen moet worden dat mogelijk sprake is geweest van een vergissing, maar dat levert geen (ernstig) verwijtbaar handelen op. [persoon A] heeft hiernaast een aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat de stuurman - die de Nederlandse taal niet machtig is - ook heeft aangegeven dat er sprake was van een technische fout. Niet gebleken is dat [persoon A] de stuurman welbewust onjuist heeft laten verklaren.

2.6.2.

Ook is niet gebleken dat [persoon A] als doel heeft gehad om CLdN schade toe te brengen. Hij heeft ter zitting uitgelegd dat hij met het woord ‘indekken’ niet bedoeld heeft om ervoor te zorgen dat [persoon C] niet zou kunnen worden aangesproken door CLdN of om [persoon C] te helpen met een mogelijke schadeclaim, maar dat hij [persoon C] , die na het ongeval naar het ziekenhuis was gebracht en erg was geschrokken, gerust heeft willen stellen. De kantonrechter vindt die verklaring niet onaannemelijk. [persoon A] is geen jurist en zal zijn woorden niet hebben afgewogen zoals de gemachtigden, of iemand met een managementfunctie dat zal doen.

2.6.3.

Tot slot vindt de kantonrechter van (groot) belang dat het hier gaat om een intern schadeformulier, dat niet bedoeld is om te dienen als bewijs in een eventuele (letsel)schadezaak. CLdN heeft ter zitting toegelicht dat dit formulier wordt doorgestuurd naar de claimsafdeling en dat het door die afdeling gebruikt wordt als ‘bron van gegevens’. Zij heeft ook bevestigd dat het formulier niet bedoeld is voor extern gebruik. Daarom valt niet in te zien waarom het onjuist invullen van een formulier als dit tot schade voor CLdN zou kunnen leiden. CLdN heeft een uitgebreid onderzoek laten uitvoeren waarvan rapport is opgemaakt en daar is vervolgens een andere mogelijke schadeoorzaak uit gekomen dan de ‘indicated cause’ op het interne formulier. Op welke manier het formulier dat [persoon A] heeft ingevuld dan nog van enig nut zou kunnen zijn, ziet de kantonrechter niet in. Dit alles klemt te meer nu het formulier kennelijk een jaar lang onopgemerkt is gebleven binnen CLdN.

2.6.4.

Dat [persoon A] een kopie van het formulier aan [persoon C] heeft verstrekt, maakt dit niet anders. Het doel van het formulier en de waarde daarvan blijven hetzelfde.

2.7.

Het verwijt van CLdN aan het adres van [persoon A] dat hij een jaar later tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd, is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van verwijtbaar handelen die ontbinding rechtvaardigt. Dat [persoon A] zich bij het eerste gesprek de naam [naam] niet direct wist te herinneren, is gelet op het tijdsverloop niet opmerkelijk. Dat hij enkele dagen later wel stellig was over de naam, is ook niet vreemd; die naam zal hem in de tussengelegen tijd weer te binnen zijn geschoten. De discussie of [naam] iets zou hebben gezegd over de oorzaak, of alleen over een foutmelding op de translifter waarna [persoon A] de aanname heeft gedaan dat dit de oorzaak van het ongeval zou kunnen zijn, of wellicht een opmerking over eerdere foutmeldingen, is er naar het oordeel van de kantonrechter een die te veel op de komma wordt gevoerd. [persoon A] is ervan overtuigd dat [naam] iets heeft gezegd over een foutmelding en daarover heeft hij vrij consequent verklaard. Op geen enkel moment is [persoon A] 180 graden gedraaid in zijn verklaring en dat is toch wel nodig om [persoon A] het verwijt te maken dat hij steeds iets anders verklaart. Dat zijn verklaring mogelijk berust op een vergissing of een onjuiste interpretatie, maakt dit niet anders.

2.8.

De verwijten die CLdN [persoon A] maakt, zijn dus, ook in samenhang bezien, onvoldoende om te oordelen dat sprake is van verwijtbaar handelen, laat staan van ernstig verwijtbaar handelen, dat maakt dat van CLdN niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

Onvoldoende gebleken van een verstoorde arbeidsverhouding

2.9.

De kantonrechter oordeelt dat onvoldoende gebleken is van een verstoorde arbeidsverhouding die maakt dat van CLdN in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. CLdN legt aan deze grondslag dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag als aan haar primaire verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond. Hiervoor is overwogen dat [persoon A] onvoldoende een verwijt kan worden gemaakt. CLdN stelt dat zij door het handelen van [persoon A] het vertrouwen in hem is kwijtgeraakt, maar dat is dus gebaseerd op haar eigen onjuiste beoordeling van de gedragingen van [persoon A] . De kantonrechter is van mening dat deze ontslaggrond beperkt moet worden uitgelegd, in die zin dat als een verstoring van de arbeidsverhouding voortvloeit uit het handelen van de werkgever, niet gezegd kan worden dat daardoor in redelijkheid niet van haar gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In dit geval is ook nog eens sprake van een puur eenzijdige beleving van de verstoring; [persoon A] heeft verklaard dat hij een streep onder dit alles kan zetten en weer gewoon in zijn functie aan het werk kan, en ook niets liever wil. De arbeidsovereenkomst wordt gelet op het voorgaande ook niet op deze grond ontbonden.

Geen cumulatiegrond

2.10.

Omdat onvoldoende gebleken is van verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding, is ook geen sprake van een combinatie van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW. Daarom wordt de arbeidsovereenkomst ook niet op deze grond ontbonden.

Tegenverzoeken van [persoon A]

2.11.

Omdat het verzoek van CLdN wordt afgewezen hoeft het voorwaardelijk tegenverzoek van [persoon A] betreffende het toekennen van een transitievergoeding niet te worden behandeld.

2.12.

Nu er geen sprake is van een redelijke grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, is er geen reden om de op non-actiefstelling nog langer te handhaven. CLdN moet [persoon A] weer te werk stellen. Dat verzoek wijst de kantonrechter toe. Zij matigt - ambtshalve - de door [persoon A] gevraagde dwangsom tot een bedrag van € 250,- per dag, omdat de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze lagere dwangsom komt ongeveer overeen met het brutoloon van [persoon A] per werkdag. Dit zou een (meer dan) voldoende prikkel moeten zijn voor CLdN om aan de veroordeling te voldoen; [persoon A] heeft niet uitgelegd waarom een (nog) hogere dwangsom nodig is. De dwangsom wordt verschuldigd als CLdN [persoon A] niet uiterlijk op de vierde werkdag na deze beschikking weer te werk stelt.

CLdN moet de proceskosten betalen

2.13.

De proceskosten komen voor rekening van CLdN, omdat haar verzoek wordt afgewezen. De kantonrechter begroot de kosten die CLdN aan [persoon A] moet betalen op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad

2.14.

Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. ECLI:NL:RBROT:2024:12481