Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 070825 Afghaanse bewakers; o.b.v. art. 7:658 lid 4 BW is kantonrechter bevoegd in zaak tegen inlener (Staat); ook nu wg-er niet in rechte betrokken is

RBDHA 070825 Afghaanse bewakers; o.b.v. art. 7:658 lid 4 BW is kantonrechter bevoegd in zaak tegen inlener (Staat); ook nu wg-er niet in rechte betrokken is

zie voor het vervolg:
RBDHA 020925 staat schendt zorgplicht ex 7:658 lid 4 t.o.v. Afghaanse bewakers en dient transport naar NL te regelen en hen tot asielprocedures toe te laten

en

GHDHA 120925 Schorsing tenuitvoerlegging vonnis waarin de Staat is bevolen Afghaanse ambassadebeveiligers naar NL over te brengen

2De beoordeling van het bevoegdheidsincident

2.1.

De eisers hebben als insteek voor hun vordering tegen de Staat artikel 7:658 lid 4 BW genomen. Dit artikel bepaalt dat de inlener van personen, met wie de inlener geen arbeidsovereenkomst heeft aansprakelijk is voor de schade die deze personen in de uitoefening van hun werkzaamheden lijden. Artikel 7:658 lid 4 BW bepaalt verder dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen op grond van dit artikel(lid).

2.2.

Voor de beslissing over het bevoegdheidsincident is de kantonrechter er vooralsnog, op grond van hetgeen eisers daarover in de inleidende dagvaarding naar voren hebben gebracht en onverlet hetgeen de Staat daar nog als verweer tegenover zal plaatsen, voldoende van overtuigd dat de eisers personen zijn, die artikel 7:658 lid 4 BW bescherming beoogt te bieden. De eisers waren werkzaam als bewakers van de Nederlandse ambassade in [plaats] (Afghanistan), totdat de ambassade door de machtsovername door de Taliban in augustus 2021 werd verlaten. Eisers waren niet in dienst van de Staat, maar van een lokale ‘contractor’, waarmee de Staat een overeenkomst had gesloten. Het bewaken van een ambassade, zeker in het onveilige land, dat Afghanistan ook toen was, behoort tot de uitoefening van het ‘bedrijf’ van de Staat.

2.3.

Artikel 7:658 lid 4 BW is er duidelijk in dat het de kantonrechter is die bevoegd is van desbetreffende vorderingen kennis te nemen. Niettemin trekt de Staat dat in twijfel, zoals uiteengezet in de brief van de gemachtigde van de Staat van 6 augustus 2025, en hij doet dat met een verwijzing naar de parlementaire geschiedenis. Daarbij haalt de Staat de volgende passage aan uit de Memorie van Toelichting:

De voorgestelde bepaling kan tot gevolg hebben dat zowel de werkgever als de inlener bij wie de arbeid wordt verricht, ingevolge artikel 658 aansprakelijk zijn. Zij zijn dan hoofdelijk verbonden (art. 6:102 BW), maar kunnen onderling regres nemen. Het staat hun uiteraard vrij hieromtrent afspraken te maken, bijvoorbeeld in de overeenkomst van opdracht als bedoeld in het voorgestelde artikel 690.

Indien zowel de werkgever als de inlener ingevolge artikel 658 aansprakelijk zijn, kan de kantonrechter op grond van de tweede zin van de voorgestelde bepaling beide zaken behandelen, en behoeft hij de procedure tegen de inlener niet te verwijzen naar de rechtbank 1 .

2.4.

Uit deze tekst leidt de Staat af dat de kantonrechter alleen bevoegd is, althans kan zijn, in het geval een persoon zowel een vordering instelt tegen de (formele) werkgever als tegen de inlener. Als dat niet het geval is zou de kantonrechter de zaak moeten verwijzen naar team Handel van de rechtbank.

2.5.

De kantonrechter leest de geciteerde tekst anders. Het woord ‘kan’ in de tweede geciteerde alinea duidt naar zijn oordeel niet op een discretionaire bevoegdheid om in voorkomend geval beide vorderingen (tegen de werkgever en tegen de inlener) te behandelen, maar duidt erop dat artikel 7:658 lid 4 BW tot gevolg heeft dat beide vorderingen door dezelfde rechter behandeld worden. Zonder deze bepaling zou, in geval van een vordering tegen zowel de werkgever als de inlener, de kantonrechter de vordering tegen de inlener juist moeten verwijzen naar team Handel, omdat die vordering dan niet tot de competentie van de kantonrechter zou behoren. Die onwenselijke situatie heeft de wetgever willen voorkomen.

2.6.

De bevoegdheid van de kantonrechter op grond van artikel 7:658 lid 4 BW staat overigens los van de vraag of de betrokken personen al dan niet zowel de werkgever als de inlener in rechte betrekken. Dat is een keuze van de eisende partij en in dit geval hebben de eisers ervoor gekozen alleen de Staat als inlener in rechte te betrekken. Die keuze mochten zij maken.

2.7.

Uit het voorgaande vloeit aldus voort dat de kantonrechter zich vooralsnog bevoegd acht van de vordering van eisers kennis te nemen en daarover te beslissen en hij zal aldus op het bevoegdheidsincident beslissen.

2.8.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden tot na de mondelinge behandeling op 19 augustus 2025, bijzondere ontwikkelingen daargelaten.

1Kamerstuk 25263, nr. 14, p. 7.

Rechtbank Den Haag 7 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:16307