Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 060924 rug en CANS-klachten sjorder; geen toepassing arbeidsrechtelijke omkeringsregel; wg-er proportioneel aansprakelijk voor 20% schade

RBROT 060924 rug en CANS-klachten sjorder; verband met werk te onzeker en onbepaald; geen toepassing arbeidsrechtelijke omkeringsregel
- rug en CANS-klachten sjorder; wg-er proportioneel aansprakelijk voor 20% schade

in vervolg op:
RBROT 070423 Benoeming orthopeed t.a.v. chronische nek- en rugklachten ihkv werkgeversaansprakelijkheid

RBROT 161222 beslissing over aard, frequentie en methodiek wzh sjorder zeecontainers; uitlating mbt deskundige vanwege rug- en nekklachten irt werk

RBROT 150722 chronische nek- en rugklachten sjorder; verjaring tijdig gestuit; Wn-er dient specificatie wzh te geven;
- geen sprake van overgang van onderneming na faillissement eerdere werkgever

2De beoordeling

Wat is de situatie?

2.1.

[eiser] (55 jaar) heeft vanaf zijn twintigste in de haven gewerkt. Eerst werkte hij bij Oceana B.V. als sjorder. Nadat dit bedrijf failliet ging heeft hij vanaf 1 januari 1997 steeds onder leiding en toezicht van Matrans gewerkt. Hij werkte daar eerst als assistent-voorman en later als voorman. Hij hield zich deels bezig met aansturende en voorbereidende taken en deels met het vastzetten en losmaken van ladingen van zeeschepen. Op 21 mei 2013 is hij arbeidsongeschikt geworden. Hij is niet meer hersteld en op 31 augustus 2016 arbeidsongeschikt uit dienst gegaan. Hij is nu nog steeds volledig arbeidsongeschikt.

Wat eist [eiser] ?

2.2.

[eiser] eist dat de kantonrechter Matrans veroordeelt om alle materiële en immateriële schade aan hem te betalen die hij lijdt en heeft geleden door zijn fysieke klachten. Volgens hem zijn die klachten namelijk het gevolg van zijn werkzaamheden voor Matrans. Hij vraagt een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Dat wil zeggen dat de omvang van de schade in een andere procedure wordt vastgesteld. [eiser] eist verder dat Matrans wordt veroordeeld om € 20.000,- aan hem te betalen, als voorschot op de schade.

Het oordeel van de rechter

2.3.

De kantonrechter veroordeelt Matrans om 20% van de schade van [eiser] te betalen. Ze verwijst [eiser] daarvoor naar de schadestaatprocedure. Zij veroordeelt Matrans verder ook om het voorschot van € 20.000,- aan [eiser] te betalen. In dit vonnis legt de kantonrechter dit oordeel uit.

Het causale verband is te onzeker voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel

2.4.

[eiser] wil dat Matrans zijn schade vergoedt. Uit de wet volgt dat [eiser] als werknemer dan moet bewijzen dat hij die schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden (artikel 7:658 BW). Dit kan voor een werknemer moeilijk zijn; zeker wanneer het gaat om gezondheidsschade die niet van de een op de andere dag, maar langzamerhand is ontstaan. Daarom is in de rechtspraak de arbeidsrechtelijke omkeringsregel ontwikkeld. Die regel heeft de kantonrechter beschreven in het tussenvonnis van 15 juli 2022. De regel houdt kort gezegd in dat ervan uit wordt gegaan dat gezondheidsschade het gevolg is van de werkzaamheden, als [eiser] bewijst dat hij heeft gewerkt in omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid en zijn klachten daardoor kunnen zijn veroorzaakt.

2.5.

Zoals de kantonrechter in het genoemde tussenvonnis al heeft beschreven is er geen ruimte om deze omkeringsregel toe te passen als het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is. Er moet dus sprake zijn van een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid.1 De kantonrechter oordeelt dat de mate van waarschijnlijkheid in dit geval onvoldoende is.

2.6.

Er is geen discussie over dat er sprake is van schade bij [eiser] . In het vorige tussenvonnis heeft de kantonrechter een orthopedisch chirurg als deskundige benoemd. Deze deskundige heeft vastgesteld dat er sprake is van klachten aan de nek, rug, schouder en heup. De kantonrechter heeft de deskundige gevraagd hoe waarschijnlijk het is dat deze klachten het gevolg zijn van de werkzaamheden die in het tussenvonnis van 16 december 2022 zijn vastgesteld. Ze heeft de deskundige gevraagd dat aan te geven op de door partijen voorgestelde schaal ‘zeer waarschijnlijk – waarschijnlijk – mogelijk waarschijnlijk – zeer onwaarschijnlijk’. De deskundige komt tot het oordeel dat de klachten ‘mogelijk waarschijnlijk’ zijn veroorzaakt door de werkzaamheden. De kans dat [eiser] deze klachten zonder zijn werkzaamheden voor Matrans ook had gekregen, noemt de deskundige ook ‘mogelijk waarschijnlijk’.

2.7.

De kantonrechter stelt vast dat de deskundige het causale verband niet zeer onwaarschijnlijk noemt, maar ook niet waarschijnlijk. Het causale verband is dus in een bepaalde mate waarschijnlijk die onvoldoende is om te komen tot waarschijnlijkheid. In het omvangrijke rapport heeft de deskundige zijn strijd om tot een waarschijnlijkheidsoordeel te komen tot uitdrukking gebracht. Hij heeft daarbij toegelicht waarom volgens hem niet gezegd kan worden dat het causale verband waarschijnlijk is. Hij heeft dit uitgesplitst voor de diverse klachten.

Nek- en schouderklachten

2.8.

De deskundige beschrijft ten eerste dat het onduidelijk is waardoor de nekklachten van [eiser] worden veroorzaakt. Het kan veroorzaakt worden door slijtage van gewrichten in de nek (cervicale spondylose), een vernauwing in het wervelkanaal (cervicale myelopathie) of door complicaties van de bij hem uitgevoerde operatie (laminectomie). De deskundige durft geen harde uitspraken te doen over de oorzaak van de nekpijn die [eiser] ervaart. Dat komt omdat nooit een duidelijk verband is aangetoond in onderzoeken. Zo beschrijft de deskundige dat enerzijds slijtage bij 26-70% van de patiënten als primaire pijnbron wordt gezien. Anderzijds benoemt hij dat 50% van de 40-plussers slijtage heeft, zonder enige klacht daarvan te ervaren.

2.9.

Net zo goed is onbekend wat de invloed van zware fysieke werkzaamheden is op het ontstaan van deze klachten. Volgens de deskundige blijken weinig onderwerpen in de geneeskunde zo controversieel als de oorzaken, diagnostiek en behandeling van nekklachten. Hij licht dat als volgt toe: “fysieke belasting bleek een significante factor te zijn in het ontstaan van chronische nek-en rugpijn maar niet de enige. Uit een recente multivariabele analyse blijkt dat sociaaleconomische status, beroepsomstandigheden, psychologische en leefstijlkenmerken zoals een lage opleiding, alleen wonen, werkeloosheid, roken, alcoholgebruik, overgewicht, psychiatrische klachten etc. eveneens factoren zijn die bijdragen tot het krijgen van chronische pijn in de nek, schouders, en rug. (…) Door deze nog steeds niet goed begrepen complexe mengeling van biologische en psychosociale factoren blijft de kennis over de oorzaak en gerichte behandeling van deze chronische nekpijnklachten onbevredigend met alle invaliderende gevolgen van dien zoals ook bij [eiser] het geval is.”

2.10.

De kantonrechter begrijpt dat er dus een dubbele onzekerheid is. Onduidelijk is in hoeverre werkomstandigheden de reden zijn van degeneratie en vervolgens is onduidelijk of die degeneratie leidt tot nekklachten. Door al deze slagen die de deskundige om de arm houdt oordeelt de kantonrechter dat het verband tussen de gezondheidsschade en de werkomstandigheden te onzeker en te onbepaald is om de arbeidsrechtelijke omkeringsregel te hanteren. Omdat de schouderklachten volgens de deskundige voortvloeien uit de nekklachten, geldt hiervoor hetzelfde.

Rugklachten

2.11.

Volgens [eiser] is dit verband voor de rugklachten zekerder. De kantonrechter maakt dat uit het deskundigenrapport echter niet op. De deskundige concludeert namelijk dat bij het causale verband ten aanzien van de rugklachten zich ‘vergelijkbare problemen’ voordoen. Uit de toelichting maakt de kantonrechter hetzelfde op. De deskundige beschrijft dat er sprake is van aspecifieke rugklachten. Die klachten zijn volgens hem “een symptoom, geen diagnose, zonder aantoonbare weefselschade. Naast een trauma kunnen degeneratie, infecties, systeemziektes zoals diabetes, overgewicht, genetische factoren en mechanische overbelasting zoals bij een fysiek zwaar beroep aspecifieke rugklachten veroorzaken. Daarnaast kunnen ook psychosociale factoren een rol kunnen spelen waardoor het in de dagelijkse praktijk een uitdaging blijft om de oorzaak van aspecifieke rugklachten vast te stellen.”

2.12.

Een van de mogelijke oorzaken is dus degeneratie. Mechanische overbelasting is erkend als een belangrijke factor die kan leiden tot deze degeneratie, maar dit kan ook worden veroorzaakt “door een trauma, infecties, ziektes als diabetes, overgewicht en genetische factoren”. Daarbij is bovendien volgens de deskundige onduidelijk waarom de een met degeneratieve rugafwijkingen wel rugklachten en de ander geen rugklachten krijgt.

2.13.

De deskundige schrijft dat “geschat wordt dat 37% van de lage rugklachten te maken heeft met arbeid-gerelateerde risicofactoren. Dit risico wordt hoger geschat bij mannen die vaker zware lichamelijke arbeid verrichten zoals bij betrokkene. In sommige studies vond men bewijs dat deze activiteiten leiden tot het ontstaan van lage rugklachten. In 2011 concludeerden anderen dat deze relatie niet te vinden was wat een stevig debat uitlokte.” Hij sluit af met de volgende conclusie: “Het bewijs voor de relatie zwaar lichamelijk arbeid, degeneratieve afwijkingen en chronische rugklachten blijft conflicterend.”

2.14.

De kantonrechter concludeert dat ook voor de rugklachten geldt dat het verband met de werkomstandigheden te onzeker en te onbepaald is om de omkeringsregel te hanteren. De tegenstrijdige wetenschappelijke uitkomsten vormen onvoldoende basis voor de deskundige om te spreken van een waarschijnlijk verband. Die brengt de kantonrechter tot eenzelfde oordeel.

Heupklachten

2.15.

[eiser] stelt naar aanleiding van het deskundigenrapport zelf dat niet gesteld kan worden dat er sprake is van een causaal verband tussen zijn heupklachten en zijn werkzaamheden bij Matrans. De kantonrechter ziet geen aanleiding om anders te oordelen.

Conclusie: het causale verband is niet bewezen

2.16.

De kantonrechter concludeert dat het verband tussen de gezondheidsklachten en de werkomstandigheden te onbepaald is om de arbeidsrechtelijke omkeringsregel te hanteren. Dat leidt ertoe dat de gewone bewijsregels van toepassing zijn en dat [eiser] dus moet bewijzen dat er sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het werk. Uit het voorgaande volgt dat hij daar onvoldoende in is geslaagd, gezien de onzekerheden die uit het rapport van de deskundige volgen.

Matrans is proportioneel aansprakelijk

2.17.

De kantonrechter laat de wetenschappelijke onduidelijkheid over de oorzaak van nek- en rugklachten niet volledig voor rekening van [eiser] komen. Matrans heeft namelijk wel haar zorgplicht geschonden en de kans dat de gezondheidsklachten van [eiser] hierdoor zijn veroorzaakt is niet zeer klein. Gezien de overige omstandigheden van deze zaak oordeelt de kantonrechter dat Matrans proportioneel aansprakelijk is. De kantonrechter werkt dat hierna uit.

Matrans heeft haar zorgplicht geschonden

2.18.

De kantonrechter oordeelt dat Matrans haar zorgplicht heeft geschonden ten aanzien van [eiser] . De vraag of een werkgever op grond van de op hem rustende zorgplicht de maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, moet beantwoord worden aan de hand van de in de betrokken periode geldende maatstaven. Wanneer concrete voorschriften ontbreken, dient aan de hand van concrete omstandigheden te worden beoordeeld of de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Daarbij is onder meer van belang of het gevaar dat zich heeft gerealiseerd, kenbaar was op het moment dat de veiligheidsmaatregelen werden getroffen.2

2.19.

De kantonrechter oordeelt dat [eiser] zijn werk verrichtte onder fysiek zware omstandigheden. Matrans heeft dat in haar conclusie van antwoord wel met algemene bewoordingen betwist, maar in het bijgevoegde rapport van de leidinggevende van [eiser] staat weergegeven dat het gaat om fysiek relatief zwaar werk. Ook uit de RI&E van Matrans uit 2005 volgt dit. Daar staat namelijk: “Het werk vraagt redelijk zware lichamelijke arbeid. Er wordt veel in gebukte houding gewerkt en het tempo kan hoog zijn. Het vastmaken of losmaken van sjormaterialen, zoals kettingen, touwen, staaldraad en het spannen ervan is vaak zwaar werk, waarbij veel met gedraaide rug in belaste toestand wordt gewerkt.” In het tussenvonnis van 16 december 2022 heeft de kantonrechter bovendien van een groot aantal werkzaamheden al vastgesteld dat ze fysiek belastende aspecten in zich hadden.

2.20.

Het had op de weg Matrans gelegen om in het antwoord in te gaan op de manier waarop zij ten aanzien van [eiser] haar zorgplicht heeft gehandhaafd. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft alleen in het algemeen aangevoerd welk gezondheidsbeleid zij voert, waarbij zij de focus heeft gelegd op interne opleidingen en gevoerd voorlichtingsbeleid. Ze heeft echter niet omschreven welke veiligheidsmaatregelen zij heeft getroffen om [eiser] te beschermen tegen gezondheidsschade en hoe zij erop heeft toegezien dat hij zich hieraan heeft gehouden.

2.21.

In zijn algemeenheid geldt dat de eerste RI&E van Matrans dateert uit 2005. Voor de periode 1997 tot 2005 heeft zij dus in ieder geval geen onderzoek gedaan naar de fysieke belasting van het werk van [eiser] . In 2007 heeft de Arbeidsinspectie dan ook geconstateerd dat dit in strijd is met het Arbeidsomstandighedenbesluit en alsnog moet gebeuren. Dit past in de bredere trend dat de Arbeidsinspectie in die tijd in algemene zin een campagne heeft gevoerd over het verminderen van fysieke belasting in Nederlandse zeehavens. Zij heeft er daarbij onder andere op gewezen dat bij stukgoed sprake is van fysieke overbelasting. De inspectie schrijft: “De inspecteurs hebben de aangetroffen situaties in de overslag van stukgoed als verontrustend slecht gekwalificeerd.”

2.22.

Matrans heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe zij dit advies heeft opgepakt ten aanzien van het werk van [eiser] . Het bedrijf Fysergo heeft in 2009 in opdracht van Matrans ten aanzien van het containersjorren vastgesteld dat dit zwaar en normoverschrijdend werk is. Zij heeft geen onderzoek gedaan naar het sjorren van stukgoed. Ze schrijft daarover: “Het stukgoed sjorren wordt door een kleine groep (3 - 4) vaste medewerkers uitgevoerd. De medewerkers zijn ervaren en hebben vaak van een wat hogere leeftijd. Het is specialistisch werk, dat zeer afwisselend is. De medewerkers vinden het werk niet zwaar. Tijdens de werkplekinventarisatie is het niet mogelijk geweest om het stukgoed sjorren te bekijken. Door de afwisseling van de werkzaamheden lijkt er een gunstig effect op de fysieke belasting. Om deze reden is dit onderzoek verder niet gericht op stukgoed sjorren.” Ook in een later rapport van 2012 is dit niet uitgezocht. Fysergo schrijft daarin wat zij heeft onderzocht: “Alleen het sjorren van zeecontainers, ook wel breedbulk genoemd en dus niet overige sjortaken zoals het sjorren van stukgoed.”

2.23.

Uit het rapport van de leidinggevende van [eiser] blijkt dat het sjorren van stukgoed, waarmee [eiser] zich met name bezighield niet de hoofdactiviteit van Matrans was. Matrans lijkt zich hoofdzakelijk gefocust te hebben op haar zorgplicht te aanzien van het containersjorren en in veel mindere mate op het stukgoed sjorren. Ze heeft onvoldoende onderbouwd hoe zij haar zorgplicht heeft gehandhaafd ten aanzien van deze activiteit. Uit niets blijkt welk onderzoek zij heeft gedaan naar de fysieke belasting die dit fysiek zware werk met zich bracht en welke maatregelen zij naar aanleiding daarvan heeft genomen. In dat opzicht heeft zij haar zorgplicht geschonden (artikel 5.2 en 5.3 Arbeidsomstandighedenbesluit). Aangezien zij niet heeft onderbouwd welke maatregelen zij heeft genomen heeft zij ook niet onderbouwd hoe zij heeft toegezien op naleving van deze maatregelen door [eiser] .

De gezondheidsklachten kunnen door het werk zijn veroorzaakt

2.24.

Dat er een relatie kan zijn tussen de gezondheidsklachten en het werk staat niet ter discussie. Matrans schrijft dit namelijk zelf in het antwoord. “MMS merkt op dat de oorzaak van de klachten van [eiser] zeer wel primair natuurlijke veroudering kan zijn, waarbij het zwaar lichamelijk werk een extra factor kan zijn die bij verergering van de klachten een rol speelt. (…) Zwaar werk is in het algemeen een risicofactor voor het ontstaan van rugklachten. De werkzaamheden kunnen de nek- en rugklachten van [eiser] hebben verergerd, dat is nooit uit te sluiten maar niet bewezen. De enkele blootstelling aan risico’s voor de gezondheid, in de zin van nek- en rugbelastende werkzaamheden, en de aannemelijkheid dat de rugklachten door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt, is echter onvoldoende om een causaal verband tussen de schade en de uitoefening van de werkzaamheden aan te nemen. Het is niet aan te tonen of de klachten van [eiser] al of niet zouden zijn ontstaan indien hij ander, minder nek- en rugbelastend werk zou hebben gedaan. Naar de mening van MMS is het niet bewijsbaar dat de klachten van [eiser] uitsluitend het gevolg zijn van fysieke belasting in de voor MMS verrichte werkzaamheden. Dat neemt niet weg dat iemand met een “slechte rug en nek” die zwaar lichamelijk werk (en vrijwillig overwerk) verricht waarschijnlijk eerder uitvalt dan iemand met een “slechte rug en nek” en minder zwaar werk.”

2.25.

Uit het deskundigenrapport dat hiervoor is besproken volgt ook dat de werkzaamheden van [eiser] kunnen hebben geleid tot zijn klachten. Zo geeft de deskundige aan dat de fysieke belasting een ‘significante factor’ is in het ontstaan van nekklachten en ‘een belangrijke factor’ in het ontstaan van rugklachten. Voor rugklachten geeft de deskundige verder aan dat geschat wordt “dat 37% van de lage rugklachten te maken heeft met arbeid-gerelateerde risicofactoren. Dit risico wordt hoger geschat bij mannen die vaker zware lichamelijke arbeid verrichten, zoals bij betrokkene.” De deskundige komt onder andere door deze bevindingen tot het oordeel dat er ‘mogelijk waarschijnlijk’ een verband is. De kantonrechter concludeert op basis daarvan dat de kans dat de gezondheidsklachten door het werk zijn veroorzaakt niet zeer klein is.

Toepassing van proportionele aansprakelijkheid is gerechtvaardigd

2.26.

De kantonrechter oordeelt op basis van het voorgaande dat Matrans proportioneel aansprakelijk is voor de schade van [eiser] . In de rechtspraak is aanvaard dat aansprakelijkheid van een werkgever ook mogelijk is in gevallen waarin het causaal verband tussen de normschending en de schade niet vaststaat. De werkgever is in die gevallen schadevergoeding verschuldigd in evenredigheid met de kans dat de schade door zijn normschending is veroorzaakt.3 Deze regel is bedoeld voor gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending van de werkgever of door een oorzaak die voor risico van de werknemer zelf komt (of door een combinatie van beide). Daarbij moet de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein maar ook niet zeer groot zijn.4 Deze bijzondere vorm van aansprakelijkheid moet terughoudend worden toegepast en toepassing moet gerechtvaardigd zijn in het concrete geval.5

2.27.

De kantonrechter vindt het in dit geval gerechtvaardigd om deze vorm van aansprakelijkheid toe te passen. Daarbij is van belang dat Matrans haar wettelijke zorgplicht heeft geschonden. Deze norm biedt geen absolute waarborg voor de bescherming van de werknemer, maar heeft wel een ruime strekking.6 Zoals uit het voorgaande is gebleken is de kans niet zeer klein dat de gezondheidsschade van [eiser] hierdoor is veroorzaakt.

2.28.

Verder vindt de kantonrechter van belang dat de gezondheidsschade van [eiser] ernstig is. Hij is al op relatief jonge leeftijd (43 jaar) volledig arbeidsongeschikt geraakt. De klachten die hij ervaart belemmeren hem ernstig in zijn functioneren. Ze maken hem niet alleen arbeidsongeschikt, maar ze hebben ook invloed op zijn dagelijks leven. Zo heeft de deskundige beschreven dat dit ook in kleine praktische zaken tot uitdrukking komt. “Uit angst om pijn te krijgen in de nek en onderrug vermijdt hij het lopen op ongelijk terrein, hardlopen, het asymmetrische dragen van voorwerpen en activiteiten zoals tillen, duwen, trekken of manoeuvreren van bijvoorbeeld een zwaar winkelwagentje of het dragen van een hondenriem. Ook spelen met zijn kinderen, staan op een keukentrap of beklimmen van een ladder ervaart hij als beperkt mogelijk.”

2.29.

Gezien het beschermingskarakter van de norm die Matrans heeft geschonden en het ernstige nadeel dat [eiser] hierdoor mogelijk ondervindt, vindt de kantonrechter hantering van proportionele aansprakelijkheid gerechtvaardigd.

Matrans is voor 20% aansprakelijk voor de schade van [eiser]

2.30.

Omdat Matrans proportioneel aansprakelijk is, wordt zij veroordeeld tot schadevergoeding in evenredigheid met de kans dat de schade door de schending van de zorgplicht is veroorzaakt. De kantonrechter schat dit percentage op 20%. Zij is als volgt tot dit percentage gekomen.

2.31.

De deskundige heeft in zijn rapport geen waarschijnlijkheidspercentage genoemd. Hij heeft zijn oordeel gegeven op de door partijen voorgestelde schaal ‘zeer onwaarschijnlijk, mogelijk waarschijnlijk, waarschijnlijk, zeer waarschijnlijk’. De kantonrechter interpreteert ‘zeer onwaarschijnlijk’ als een kans kleiner dan 10% en ‘zeer waarschijnlijk’ als een kans groter dan 90%. Dat wil getalsmatig zeggen dat ‘waarschijnlijk’ 73% kans inhoudt en ‘mogelijk waarschijnlijk’ ongeveer 37%. De kantonrechter is zich ervan bewust dat dit grote marges zijn. De deskundige heeft echter in zijn rapport veelvuldig tot uiting gebracht dat de oorzaak van dit type gezondheidsklachten een voortdurende discussie is tussen wetenschappers. Uit het rapport volgt dat het waarschijnlijkheidspercentage niet concreter te maken is. De kantonrechter schat dit percentage daarom (artikel 6:97 BW).

2.32.

De kantonrechter hanteert op basis van het voorgaande als getalsmatige uitgangspunt een kans van 37%. Gezien deze grove schatting, de onzekerheid die uit het rapport van de deskundige volgt en het terughoudende karakter van de proportionele aansprakelijkheid, ziet de kantonrechter aanleiding om dit percentage naar beneden af te ronden naar 30%.

2.33.

Verder is van belang dat [eiser] voorafgaand aan zijn werkzaamheden voor Matrans voor Oceana heeft gewerkt. Matrans heeft onbetwist gesteld dat [eiser] daar fysiek zwaardere werkzaamheden verrichtte onder slechte arbeidsomstandigheden. De kantonrechter ziet om die reden aanleiding om de geschatte kans dat de schade door de werkzaamheden bij Matrans is veroorzaakt met 10 procentpunten te verlagen tot 20%. De kantonrechter veroordeelt Matrans daarom om 20% van de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden door de nek- en rugklachten te vergoeden.

2.34.

[eiser] eist dat Matrans ook rente moet betalen over de schadevergoeding, vanaf de dag van de uitval. Deze eis is door Matrans niet betwist en op de wet gebaseerd en wordt daarom toegewezen (artikel 6:119 BW en 6:83 onder b BW). Het gaat dan dus om 21 mei 2013.

2.35.

De kantonrechter ziet nu geen kans om de schade te begroten, aangezien het partijdebat daar niet over is gegaan. Zij verwijst partijen daarvoor dus naar de schadestaatprocedure (artikel 612 Rv).

Matrans moet het voorschot van € 20.000 betalen

2.36.

De kantonrechter veroordeelt Matrans verder om € 20.000,- aan [eiser] te betalen, bij wijze van voorschot. [eiser] heeft namelijk onbetwist gesteld dat hij sinds 2014 ongeveer € 16.000,- inkomensverlies per jaar heeft. Matrans is dus aansprakelijk voor € 3.200,- per jaar (0,2 x 16.000). Alleen de inkomensschade bedraagt naar schatting dus inmiddels al € 32.000,- (10 x 3.200). Daar komen overige materiële en immateriële posten, zoals gezondheidsschade, medische kosten en pensioenschade mogelijk nog bij.

De proceskosten worden gecompenseerd

2.37.

Beide partijen zijn voor een deel in het ongelijk gesteld. [eiser] ging namelijk in deze procedure uit van 100% aansprakelijkheid en Matrans van 0%. Uiteindelijk is het oordeel daartussen uitgekomen. De kantonrechter bepaalt daarom dat de proceskosten worden gecompenseerd (artikel 237 Rv). Dat betekent dat beide partijen de eigen proceskosten moeten betalen.

Beide partijen moeten de helft van het deskundigenonderzoek betalen

2.38.

Met het oog op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat beide partijen de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek moeten betalen. In de eindfactuur heeft de deskundige berekend dat deze kosten € 16.072,39 bedragen. Beide partijen hebben hier geen bezwaren tegen gemaakt. De kantonrechter stelt de kosten daarom op dit bedrag vast.

2.39.

[eiser] heeft tot op heden een voorschot van € 15.689,15 betaald. In het vonnis zijn de kosten namelijk in eerste instantie begroot op € 13.612,50. Door aanvullend onderzoek en uitgebreide vragen heeft [eiser] twee keer een aanvullend voorschot betaald, eerst van € 251,65 en later van € 1.825,-. De reden dat het voorschot niet toereikend is, is dat het tweede aanvullende voorschot een bedrag exclusief btw betreft, terwijl daarover wel btw betaald moet worden.

2.40.

De kantonrechter beveelt [eiser] om het aanvullende (btw-)bedrag van € 383,24 rechtstreeks aan de deskundige te betalen. Wanneer [eiser] niet vrijwillig betaalt, kan de deskundige dit bedrag met dit vonnis op hem verhalen (artikel 199 lid 2 Rv).

2.41.

Matrans wordt op haar beurt veroordeeld om de helft van de deskundigenkosten aan [eiser] te betalen. Dat betreft dus een bedrag van € 8.036,19. ECLI:NL:RBROT:2024:8945

1Vergelijk Conclusie A-G Valk 17 juli 2020, ECLI:NL:PHR:2020:714, 3.6-3.8

2Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721, 4.2.2

3Hoge Raad 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092, 3.13

4Hoge Raad 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8349, 4.2

5Hoge Raad 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, 3.8

6Hoge Raad 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223, 4.3