RBZWB 260423 doodslag, veroordeling voor kosten levensonderhoud, affectieschade en shockschade voor partner en voor kinderen daarenboven aantasting in de persoon
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 260423 doodslag, veroordeling voor kosten levensonderhoud, affectieschade en shockschade voor partner en voor kinderen daarenboven aantasting in de persoon
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, een van de zwaarste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte is naar de woning van [slachtoffer] gegaan waar hij woonde met zijn vrouw [vrouw van slachtoffer] en hun twee kinderen [kind van slachtoffer 1] en [kind van slachtoffer 2] . Verdachte zocht op de bewuste avond telefonisch contact met [vrouw van slachtoffer] , met wie hij een relatie had gehad. Verdachte wilde [vrouw van slachtoffer] zien, maar zij had aangegeven dat verdachte die avond niet welkom was. Toch ging verdachte naar de woning en belde hij meermaals op verschillende momenten bij de woning aan. [slachtoffer] opende de deur waarna een schermutseling ontstond. Verdachte heeft hierbij zes steekletsels toegebracht waardoor hij een abrupt einde heeft gemaakt aan het leven van [slachtoffer] .
Verdachte heeft hierdoor het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, van [slachtoffer] ontnomen en heeft hierdoor een groot en onherstelbaar verlies en veel verdriet toegebracht aan de nabestaanden en iedereen die [slachtoffer] lief had. Het leven van de nabestaanden zal sinds die nacht van 25 december 2021 nooit meer hetzelfde zijn. Namens [vrouw van slachtoffer] , [kind van slachtoffer 1] en [kind van slachtoffer 2] en door de zus van [slachtoffer] is tijdens de zitting de impact van het overlijden van [slachtoffer] indringend verwoord.
De zus van [slachtoffer] gaf aan zij een gezin waren van vijf personen. Haar oudere broer, vader en moeder zijn in de afgelopen jaren overleden. Dit was telkens een natuurlijke dood waar ze vrede mee kan hebben. Met het overlijden van haar jongste broer – [slachtoffer] – kan ze geen vrede hebben nu zijn overlijden een gevolg is van een laffe daad. Het slachtoffer werd door heel veel mensen geliefd. Hij stond altijd klaar om anderen te helpen. Ook zijn kinderen die hem nog steeds heel hard nodig hebben zullen hem de rest van hun leven moeten missen.
[vrouw van slachtoffer] gaf aan dat haar man een lieve, zorgzame, vrolijke man was die voor iedereen klaar stond. In het gezin was hij de spil om wie alles draaide. Door zijn gewelddadige overlijden is niet alleen zijn leven beëindigd, maar is ook het leven van [vrouw van slachtoffer] en haar kinderen kapot gemaakt. Ze draagt nu alleen de zorg voor de kinderen waardoor ze niet toekomt aan haar eigen verdriet. De stress uit zich inmiddels ook lichamelijk. De kerstperiode was altijd een fijn tijd met lichtjes, versieren, feest, rust en vrede. Dat is nu voor altijd zwart en donker voor haar terwijl de wereld om haar heen doorgaat. De 10 jaar met het slachtoffer waren de beste jaren van haar leven en dat is nu voorgoed voorbij.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad en zich uitsluitend als slachtoffer heeft opgesteld.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit of een ander geweldsfeit met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportages van [psychiater 1] en [psycholoog] . Uit deze rapportages komt naar voren dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid. Omdat er geen goed zicht op de diagnostiek en doorwerking is gekomen en verdachte zich beroept op noodweer, kan een passend interventieadvies niet gegeven worden. De deskundigen hebben in overweging te geven om verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
Naar aanleiding hiervan is verdachte onderzocht bij het PBC. De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van het PBC van 7 februari 2023 dat is opgesteld door [psychiater 2] en [GZ-psycholoog] . De deskundigen zien bij verdachte geen aanwijzingen voor psychiatrische problematiek in engere zin, zoals een angst-, stemmings- of psychiatrische stoornis. Evenmin worden er aanwijzingen gezien voor een ontwikkelingsstoornis als ADHD of autisme. Wel is er sprake van een licht verstandelijke beperking. Deze diagnose wordt gesteld op basis van een vanaf zijn geboorte vertraagd verlopen ontwikkeling, de gemeten intelligentie en beperkingen in het adaptief functioneren.
Verdachte lijdt weliswaar aan een verstandelijke beperking – licht van ernst – wat hem maakt tot een emotioneel en sociaal wat beperkte man, met name op het gebied van inzicht en overzicht, maar dit heeft nooit geleid tot grote problemen in het functioneren. Ook zijn er geen aanwijzingen voor bijkomende psychopathologie op het gebied van de impulsbeheersing en de agressieregulatie. Hoe verdachte is gekomen tot het ten laste gelegde waarbij hij ernstig agressief is geworden, laat zich naar de mening van de deskundigen niet (deels) verklaren vanuit de geconstateerde psychopathologie. Zij onthouden zich dan ook van een advies over de mate van toerekenbaarheid van verdachte. Er kan ook geen uitspraak worden gedaan over een pathologisch gedreven recidiverisico. De deskundigen zien dan ook geen noodzaak om verdachte te behandelen om de kans op recidive te verminderen.
Gevangenisstraf
Vanwege de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 jaar. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Vrijheidsbeperkende maatregel
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank geen vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod met de weduwe en kinderen van [slachtoffer] voor een periode van vijf jaar, opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens deze personen, nu hiervan in de afgelopen 16 maanden ook geen sprake is geweest.
7
De benadeelde partijen
De nabestaanden van [slachtoffer] hebben via hun raadsman mr. F.J.M. Hamers een vordering als benadeelde partij ingediend. De rechtbank stelt vast dat de gebeurtenis van 25 december 2021 een enorme impact heeft gehad op alle betrokkenen en tot groot verdriet heeft geleid. Dit zal op geen enkele wijze kunnen worden gecompenseerd. De rechtbank benadrukt dit omdat de beoordeling van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen een juridische beoordeling is die onmogelijk ook de mate van verdriet van de nabestaanden om het gemis van hun man, vader en broer tot uitdrukking kan brengen.
De rechtbank zal eerst het toepasselijke juridische kader schetsen, waarna de vorderingen afzonderlijk zullen worden beoordeeld.
7.1
Juridisch kader
Materiële schade
Artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geeft in samenhang met artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces. De schadeposten die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding aan een nabestaande zijn schade door het wegvallen van inkomen van degene die is overleden, de kosten van lijkbezorging, bedragen voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat (affectieschade), shockschade en de schade die als erfgenaam kan worden gevraagd.
Artikel 6:108, tweede lid, van het BW bepaalt dat degene die verantwoordelijk is voor de dood van een ander verplicht is de kosten van lijkbezorging te vergoeden aan degene die deze kosten heeft betaald.
Affectieschade
Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel en nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel of overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De rechtbank benadrukt dat deze vergoeding een symbolisch karakter heeft, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van de naasten. De kring van gerechtigden die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade is in het Besluit vergoeding affectieschade uitdrukkelijk beperkt tot (pleeg/stief)ouders en kinderen, echtgenoten en geregistreerd partners.
Shockschade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade, sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2201 en HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2241). Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
7.2
De vordering van [vrouw van slachtoffer]
De benadeelde partij [vrouw van slachtoffer] , de weduwe van [slachtoffer] , vordert een vergoeding van € 447.162,34 waarvan € 382.162,34 aan materiële schade, € 60.000,- aan immateriële schade (shockschade en affectieschade) en € 5.000,- aan nader te onderbouwen schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële kosten
Gederfd levensonderhoud
De omvang van het gederfde levensonderhoud is berekend door rekenkundig adviesbureau Laumen Expertise en gemotiveerd onderbouwd in een rapport. Er is bij de berekening gebruik gemaakt van standaardbedragen van het NIBUD en er is steeds uitgegaan van minimumbedragen. De verdediging heeft de vordering niet betwist. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de berekeningen in het rapport. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor deze materiële schade ter hoogte van € 372.294,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Haarwerk
Door de benadeelde is € 300,- gevorderd voor een haarwerk. Op basis van de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze kosten niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Eigen risico zorgverzekering
Er is een bedrag van € 750, - gevorderd in verband met het eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023. Voor 2022 is hierin een bedrag van € 155,39 begrepen in verband met het haarwerk. Nu het causaal verband voor het haarwerk onvoldoende vast staat, geldt dat uiteraard ook voor het daarmee verband houdende bedrag aan eigen risico. Voor het eigen risico over 2023 ontbreekt een onderbouwing. Dit betekent dat alleen het eigen risico over 2022 tot een bedrag van (€ 375,- minus € 155,39 =) € 219,61 voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van deze kosten niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verhuiskosten
Door de benadeelde is in totaal € 5.597,08 gevorderd aan verhuiskosten. Deze kosten zijn onderverdeeld in verschillende posten, te weten verbouwspullen (€ 1.076,56), keukenapparatuur en vloer (€ 4.503,02) en inschrijfgeld voor huurwoning (€ 17,50). Uit de producties die hiervoor zijn overgelegd leidt de rechtbank af dat er een bedrag van € 389,- voor een droger is betaald. Voorts is er een bedrag van € 109,- betaald aan Coolblue. Niet duidelijk is geworden waar dit laatste bedrag op ziet. Ook ter zitting kon dit niet worden verduidelijkt. Ten slotte is er bij de uitgaven een bedrag van € 12,13 mee berekend aan verschillende versnaperingen. Deze kosten tot een totaal van € 510,13, zal de rechtbank afwijzen. Niet kan worden vastgesteld dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De overige verhuiskosten staan wel in voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De verhuiskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 5.086,95.
Overige materiële kosten
De benadeelde partij vordert daarnaast de volgende bedragen: de kosten van het expertiserapport (€ 1.815,-), medische verschotten (€ 125,-), medicatie (€ 17,44), hulpverlening (€ 456,-) en reiskosten (€ 129,82) en kosten lijkbezorging (€ 450,00).
Deze kosten – van in totaal € 2.993,26 – staan in voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte en zullen derhalve worden toegewezen.
Affectieschade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij tot de kring van gerechtigden behoort. Het gevorderde bedrag van € 20.000,- is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en is door de verdediging niet betwist. Dit bedrag zal door de rechtbank worden toegewezen.
Shockschade
De benadeelde partij heeft gezien hoe haar echtgenoot er aan toe was kort nadat hij door verdachte meerdere keren was gestoken en overleed. Deze confrontatie heeft een hevige emotionele schok teweeggebracht. Uit de namens de benadeelde partij verstrekte medische gegevens blijkt dat zij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, wat een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is. Zij is hiervoor met EMDR-therapie behandeld en staat momenteel op de wachtlijst voor een vervolgbehandeling binnen de specialistische GGZ.
De rechtbank leidt uit het verslag van de huisarts en psycholoog af dat de psychische schade is ontstaan als gevolg van het feit en stelt dan ook vast dat er sprake is van geestelijk letsel waardoor de benadeelde partij in haar persoon is aangetast. Hiermee staat in voldoende mate vast dat de benadeelde partij shockschade heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit. De hoogte van de geleden shockschade moet worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Gelet hierop en gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 30.000,- toewijsbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nader te onderbouwen schade
Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van toekomstige schade, te weten een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren, nu dit niet is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.3
De vordering van [kind van slachtoffer 1]
De benadeelde partij [kind van slachtoffer 1] , zoon van [slachtoffer] , vordert een vergoeding van € 110.850,- waarvan € 25.850,- aan materiële schade en € 80.000,- aan immateriële schade (shockschade, affectieschade en schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze) en € 5.000,- aan nader te onderbouwen schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden
Materiële kosten
Gederfd levensonderhoud
De omvang van het gederfde levensonderhoud is berekend door rekenkundig adviesbureau Laumen Expertise en gemotiveerd onderbouwd in een rapport. Er is bij de berekening gebruik gemaakt van standaardbedragen van het NIBUD en er is steeds uitgegaan van minimumbedragen. De verdediging heeft de vordering niet betwist. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de berekeningen in het rapport. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor de materiële schade ter hoogte van € 25.850,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Affectieschade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, de minderjarige zoon van [slachtoffer] , tot de kring van gerechtigden behoort. Het gevorderde bedrag van € 20.000,- is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en is door de verdediging niet betwist. Dit bedrag zal door de rechtbank worden toegewezen.
Shockschade
De benadeelde partij heeft gezien hoe zijn vader er aan toe was kort nadat hij door verdachte meerdere keren was gestoken en overleed. Deze confrontatie heeft een hevige emotionele schok teweeggebracht. Te meer nu de benadeelde partij pas vijf jaar oud was toen het feit gebeurde. Uit de namens de benadeelde partij verstrekte medische gegevens blijkt dat de benadeelde partij kenmerken van een posttraumatische stressstoornis vertoont. Er is sprake van een gedragsverandering. Er wordt gezocht naar passende hulp, maar dit is tot op heden niet gelukt. De rechtbank leidt uit het verslag van de huisarts af dat de psychische schade is ontstaan als gevolg van het feit en stelt dan ook vast dat er sprake is van geestelijk letsel waardoor de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. Hiermee staat in voldoende mate vast dat de benadeelde partij shockschade heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit. De hoogte van de geleden shockschade moet worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Gelet hierop en gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 30.000,- toewijsbaar.
Aantasting in de persoon op andere wijze
Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede gezien de verwijzingen naar wetenschappelijke artikelen, worden vastgesteld dat er in zijn algemeenheid sprake is van een mogelijkheid dat het wegvallen van een vaderfiguur gevolgen heeft voor de ontwikkeling en het zelfvertrouwen van een kind. En dus ook dat daardoor schade kan ontstaan. Dat is echter onvoldoende om op basis daarvan aan elk kind dat een vader verliest in een situatie als deze, een min of meer vaststaand bedrag toe te kennen voor toekomstige schade.
Er dient geoordeeld te worden op basis van de persoon van elk kind afzonderlijk. Hoe de schade voor de zoon zich zal ontwikkelen kan de rechtbank op basis van hetgeen nu is aangevoerd niet vaststellen. Dat er op dit moment al schade is, staat echter wel vast. De rechtbank zal die schade schatten. Zij stelt de schade vast op een bedrag van € 10.000,-. Verdere behandeling van het overige deel levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nader te onderbouwen schade
Voorts heeft de benadeelde verzocht om vergoeding van toekomstige schade, te weten een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren, nu dit niet is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.4
De vordering van [kind van slachtoffer 2]
De benadeelde partij [kind van slachtoffer 2] , dochter van [slachtoffer] , vordert een vergoeding van € 89.977,- waarvan € 34.977,- aan materiële schade en € 50.000,- aan immateriële schade (affectieschade en schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze) en € 5.000,- aan nader te onderbouwen schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden
Materiële kosten
Gederfd levensonderhoud
De omvang van het gederfde levensonderhoud is berekend door rekenkundig adviesbureau Laumen Expertise en gemotiveerd onderbouwd in een rapport. Er is bij de berekening gebruik gemaakt van standaardbedragen van het NIBUD en er is steeds uitgegaan van minimum bedragen. De verdediging heeft de vordering net betwist. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de berekeningen in het rapport. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor de materiële schade ter hoogte van € 34.977,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Affectieschade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, de minderjarige dochter van [slachtoffer] , tot de kring van gerechtigden behoort. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en is door de verdediging niet betwist. Dit bedrag zal door de rechtbank worden toegewezen.
Aantasting in de persoon op andere wijze
Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede gezien de verwijzingen naar wetenschappelijke artikelen, worden vastgesteld dat er in zijn algemeenheid sprake is van een mogelijkheid dat het wegvallen van een vaderfiguur gevolgen heeft voor de ontwikkeling en het zelfvertrouwen van een kind. En dus ook dat daardoor schade kan ontstaan. Dat is echter onvoldoende om op basis daarvan aan elk kind dat een vader verliest in een situatie als deze, een min of meer vaststaand bedrag voor toekomstige schade toe te kennen.
Er dient geoordeeld te worden op basis van de persoon van elk kind afzonderlijk. Hoe de schade voor de dochter zich zal ontwikkelen kan de rechtbank op basis van hetgeen nu is aangevoerd niet vaststellen. Dat er op dit moment al schade is, staat echter wel vast. De rechtbank zal die schade schatten. Zij stelt de schade vast op een bedrag van € 10.000,-. Verdere behandeling van het overige deel levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nader te onderbouwen schade
Voorts heeft de benadeelde verzocht om vergoeding van toekomstige schade, te weten een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren, nu dit niet is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.5
De vordering van [zus van slachtoffer]
De benadeelde partij [zus van slachtoffer] , vordert een vergoeding van € 23.527,31,- aan materiële schade en € 1.000,- aan nader te onderbouwen schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Kosten van lijkbezorging
Door de benadeelde is in totaal € 7.746,81 gevorderd aan kosten van lijkbezorging. De gestelde schade bestaat uit meerdere posten, te weten uitvaartkosten (€ 5.250,-), kosten grafsteen (€ 2.410,68) en reiskosten (€ 86,13). De gevorderde kosten zijn voldoende onderbouwd en komen op grond van artikel 6:108 van het BW voor vergoeding in aanmerking. De verdediging heeft deze kosten niet betwist. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding toewijzen.
Overige reis- en paarkeerkosten
Door de benadeelde is in totaal € 188,09 gevorderd aan andere reiskosten in verband met het overlijden van haar broer. De verdediging heeft deze kosten niet betwist. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding toewijzen.
Geldlening
Door de benadeelde is in totaal € 15.592,41 gevorderd voor een lening. De benadeelde heeft dit bedrag aan de overledene geleend. Door toedoen van verdachte is overledene niet in staat om zijn verplichting tot terugbetaling na te komen. Deze kosten zal de rechtbank afwijzen. Deze kosten staan niet in voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
Nader te onderbouwen schade
Voorts heeft de benadeelde verzocht om vergoeding van toekomstige schade, te weten een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren, nu dit niet is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.6
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij alle toegekende vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Verder zal over alle toegekende bedragen voor immateriële schadevergoeding en de vergoeding voor inkomstenderving de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop het feit is gepleegd en de schade is ontstaan, te weten 25 december 2021. Voor de overige posten van materiële schadevergoeding zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de factuurdatum. Wanneer de schade van een kostenpost op verschillende data is geleden, zal de rechtbank bij wijze van moderatie de wettelijke rente toewijzen vanaf een datum die (ongeveer) in het midden van de periode is gelegen. De ingangsdata zullen in het dictum worden gespecificeerd.
7.7
Spaarrekening met BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de aan de minderjarige kinderen te betalen immateriële schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van ieder van hen te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en de wettelijke vertegenwoordiger kunnen daarom slechts met toestemming van de kantonrechter hierover beschikken tot hij of zij 18 jaar is. ECLI:NL:RBZWB:2023:2844