Overslaan en naar de inhoud gaan

GHDHA 090925 uitzendkracht verricht schilderwerkzaamheden op brug en wordt aangereden door doorrijdende scooter; inlener en uitzendbureau hoofdelijk aansprakelijk

GHDHA 090925 uitzendkracht verricht schilderwerkzaamheden op brug en wordt aangereden door doorrijdende scooter; inlener en uitzendbureau hoofdelijk aansprakelijk

in vervolg op:
RBROT 060522 bewijsopdracht voor formele en informele wg-er tzv ongeval met doorrijdende bromfiets tijdens werkzaamheden op fietspad

en
RBROT 300623 ongeval tijdens wzh op fietspad; van opzet of bewust roekeloos handelen is niet gebleken

 

3Feitelijke achtergrond

3.1

[geïntimeerde] heeft met LS Uitzendbureau een arbeidsovereenkomst gesloten. LS Uitzendbureau heeft [geïntimeerde] uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor MC Contracting.

3.2

Op 16 oktober 2020 hebben [geïntimeerde] en zijn collega’s werkzaamheden voor MC Contracting verricht op de [locatie] , gelegen tussen [stad 1] en [stad 2] . De werkzaamheden bestonden uit het schilderen van de brugleuning en het monteren en demonteren van de leuning op het fietspad van de brug. Om ongeveer 12:15 uur heeft [geïntimeerde] daar een ongeval gehad.

3.3

[geïntimeerde] is met een ambulance naar de afdeling SEH van het [ziekenhuis] in [stad 1] gebracht.

3.4

[geïntimeerde] is aldaar gezien door de KNO-arts en de afdeling chirurgie. De chirurg heeft naar aanleiding daarvan aan de huisarts van [geïntimeerde] geschreven:

“Conclusie

Aanrijding waarbij:

- Uitgebreide aangezichtstrauma waarbij laceratie neustip, septumfractuur en os nasale fractuur

- Occulte schedelbasisfractuur wv CT CWK nog volgt

- Contusie schouder en knie links (…)

Anamnese niet mogelijk, gezien taalbarriere.

Vriend die vertaalt: Is aangereden, ging heel snel. Is niet buiten bewustzijn geweest”.

3.5

In het door de politie opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2022 (hierna: het proces-verbaal van bevindingen) staat vermeld:

“Melding Operationeel Centrum Rotterdam

Op vrijdag 16 oktober 2020, omstreeks 12.15 uur ging ik, verbalisant (...) naar de [provinciale weg] te [stad 2] ter hoogte van hectometerpaal 2.0. Hier zou op het fietspad van de [locatie] , komende vanuit de richting [stad 2] en gaande in die van [stad 1] , een persoon door een scooter zijn aangereden waarbij de scooter zonder te stoppen (…) was weggereden. (…)

Situatie ter plaatse

Ter plaatse gekomen zag ik, dat een persoon gekleed in een oranje reflecterende jas omringd door andere personen, eveneens gekleed in oranje reflecterende jassen, stond die gewond was aan zijn gelaat. Ik zag dat het gelaat van de man op meerdere plaatse[n] bloedde. Een van de omstanders verklaarde dat de persoon met het bebloede gelaat was aangereden door een scooter, dat de man die was aangereden hierdoor ten val was gekomen op het wegdek en dat de scooter was weggereden zonder te stoppen in de richting van [stad 1] . Een ambulance werd ontboden in verband met de verwondingen van het slachtoffer. (…)

Het slachtoffer was genaamd: (…) [geïntimeerde] (...).

(…)

Hierop heb ik in dit proces-verbaal van bevindingen de gebruikelijke tekst van dit verkeersongeval hieronder opgenomen:

Betrokkene 2: [geïntimeerde] (voetganger) (…)

Betrokkene 1: Scooter met mannelijke bestuurder, kenteken en gegevens bestuurder onbekend gebleven.

Betrokkene 2 was bezig met werkzaamheden aan het fietspad op de [provinciale weg] op de [locatie] te [stad 2] en werd tijdens zijn werk aangereden door een scooter en kwam hierdoor ten val waardoor hij letsel op aan zijn gelaat. De bestuurder van de scooter is na dit verkeersongeval doorgereden (…).

Betrokkene 2 is door de ambulancedienst vervoerd naar het (…) ziekenhuis voor controle”.

4Procedure bij de kantonrechter

4.1

[geïntimeerde] heeft MC Contracting en LS Uitzendbureau (hierna samen: MC Contracting cs) gedagvaard en gevorderd:

  1. te verklaren voor recht dat MC Contracting cs hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van het arbeidsongeval dat zich op 16 oktober 2020 heeft voorgedaan en wel op grond van de artikelen 7:658 lid 2 BW, 7:658 lid 4 BW en 7:611 BW;

  2. MC Contracting cs hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van de door hem geleden schade als gevolg van het arbeidsongeval van 16 oktober 2020, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

  3. MC Contracting cs te veroordelen in de kosten van het geding.

4.2

MC Contracting cs hebben verweer gevoerd en gevorderd de vorderingen van [geïntimeerde] af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van de procedure.

4.3

Bij vonnis van 6 mei 2022 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde] op 16 oktober 2020 ernstig aangezichtsletsel heeft opgelopen en aldus schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De kantonrechter heeft MC Contracting cs in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij aan hun zorgplicht hebben voldaan en dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzettelijk of bewust roekeloos handelen door [geïntimeerde] . Op 28 september 2022 en 29 maart 2023 zijn daartoe ten overstaan van de kantonrechter getuigen gehoord.

4.4

Bij eindvonnis van 30 juni 2023 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat MC Contracting cs hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van het ongeval dat zich op 16 oktober 2020 heeft voorgedaan, en MC Contracting cs hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de door hem daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat, en MC Contracting cs veroordeeld in de proceskosten.

5Vorderingen in hoger beroep

5.1

MC Contracting vordert in hoger beroep het vonnis te vernietigen en – zo maakt het hof op – de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.

5.2

[geïntimeerde] vordert het hoger beroep van MC Contracting af te wijzen, het vonnis te bekrachtigen, met veroordeling van MC Contracting in de kosten van het hoger beroep.

6Beoordeling in hoger beroep

Omvang van het hoger beroep

6.1

MC Contracting heeft geen grieven gericht tegen het vonnis van 6 mei 2022. Dit betekent dat tussen partijen vaststaat dat [geïntimeerde] op 16 oktober 2020 een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor MC Contracting cs en hij daarbij ernstig aangezichtsletsel heeft opgelopen.

6.2

De grieven van MC Contracting richten zich in feite tegen de waardering door de kantonrechter van de verklaringen die de getuigen hebben afgelegd. MC Contracting betoogt dat de kantonrechter ten onrechte geconcludeerd heeft dat MC Contracting haar zorgplicht heeft geschonden (grief 1), dat daarbij ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten de verklaringen die de getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) hebben afgelegd (grief 2), en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] door een scooter is aangereden (grief 3) en het ongeluk niet het gevolg is van bewust roekeloos handelen door [geïntimeerde] (grief 4).

Toedracht van het ongeval

6.3

Het hof stelt voorop dat nu vaststaat dat [geïntimeerde] als werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden (zoals hiervoor onder 6.1 is overwogen), MC Contracting ingevolge art. 7:658 lid 4 j° lid 2 BW daarvoor aansprakelijk is tenzij zij aantoont dat zij de in art. 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Op MC Contracting rust ook de bewijslast van de toedracht van het ongeval voor zover zij zich wil beperken tot het bewijs van het nakomen van op de aard van het ongeval toegespitste verplichtingen (HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432).

6.4

Voor wat betreft de toedracht van het ongeval heeft MC Contracting in eerste aanleg aangevoerd dat [geïntimeerde] zich buiten het afgezette beveiligde werkterrein begaf, daar (uit baldadigheid) op de vangrails van de [locatie] is geklommen, hij daarop is uitgegleden, op de brug ten val kwam, met letsel als gevolg. Ter onderbouwing van deze toedracht heeft MC Contracting verwezen naar door haar overgelegde schriftelijke verklaringen van drie collega’s van [geïntimeerde] , te weten [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .

6.5

Van deze drie collega’s hebben [getuige 1] en [getuige 2] een verklaring als getuige bij de kantonrechter afgelegd. Zij hebben ieder verklaard dat zij niet hebben gezien hoe [geïntimeerde] is gevallen. [getuige 1] heeft verklaard dat [geïntimeerde] niet van de vangrails is gevallen.

6.6

In hoger beroep heeft MC Contracting aangevoerd dat zich een ander ongevalsscenario heeft voorgedaan, namelijk dat [geïntimeerde] geschrokken was van een snel passerende brommer waarvoor hij wilde wegspringen, hij daarbij is gestruikeld en met zijn gezicht op het asfalt is terechtgekomen. MC Contracting heeft ter ondersteuning daarvan verwezen naar een ongevalsrapport van [rapporteur] d.d. 16 oktober 2020. Gecombineerd met de omstandigheid dat er met [geïntimeerde] moeilijk te werken viel, althans hij veel waarschuwingen nodig had (zoals zou blijken uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 4] ), heeft [geïntimeerde] daarmee zelfstandig een val weten te bewerkstelligen die niet voor risico van MC Contracting behoort te komen, aldus MC Contracting.

6.7

Het hof is van oordeel dat deze toedracht van het ongeval onvoldoende aannemelijk is geworden in het kader van het door MC Contracting te leveren bewijs dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Daartoe overweegt het hof allereerst dat enig steunbewijs voor het eerst in hoger beroep door MC Contracting geschetste scenario en overgelegde ongevalsrapport ontbreekt. De collega’s [getuige 1] en [getuige 2] hebben ieder als getuige verklaard dat zij niet hebben gezien hoe [geïntimeerde] is gevallen.

6.8

Daar staat tegenover dat [geïntimeerde] als getuige heeft verklaard dat hij van het ongeval zelf niets meer weet maar dat vier collega’s van hem en het ambulancepersoneel hem hebben gezegd dat hij was aangereden door een motor.

6.9

Dat [geïntimeerde] is aangereden (door een scooter) vindt steun in:

i. de verklaring van getuige [getuige 5] die verklaard heeft dat zij na het ongeval gesproken had met een collega van [geïntimeerde] die haar vertelde dat [geïntimeerde] door een scooter was aangereden;

ii. de verklaring van de ambulancemedewerker/ chauffeur ( [nummer] ) die als getuige heeft verklaard dat hij/zij zich een ongeval herinnert, dat iemand die daar aan het werk was, was aangereden door een (snor)scooter en hij/zij en zijn/haar collega ter plaatse van omstanders hebben gehoord dat ‘meneer’ ( [geïntimeerde] ; toevoeging hof) daar was aangereden, of dat dit op basis van een melding was;

iii. het proces-verbaal van bevindingen waarin staat dat reeds voor aankomst op de plek van het ongeval, de verbalisant in het politievoertuig had vernomen dat er sprake was van een persoon die door een scooter zou zijn aangereden. Ter plaatse wordt dit blijkens het proces-verbaal van bevindingen door een van de omstanders bevestigd. [verbalisant] heeft als getuige verklaard dat [getuige 2] de omstander was die hem aansprak en vertelde dat [geïntimeerde] was aangereden;

iv. de brief van de chirurg die [geïntimeerde] op 16 oktober 2020 in het [ziekenhuis] heeft gezien, waarin is opgetekend dat er een vriend bij was die vertaalde en die verklaarde dat [geïntimeerde] was aangereden.

6.10

MC Contracting heeft nog betoogd dat er mogelijk sprake is geweest van een misverstand door een enkele mededeling van [getuige 2] aan de agent ( [verbalisant] ). Deze mededeling is volgens MC Contracting achteraf onjuist gebleken en mogelijk niet correct tot stand gekomen omdat [getuige 2] de Nederlandse taal niet machtig is. Het hof overweegt dat de stelling dat er sprake is geweest van een taalmisverstand, geen steun vindt in de verklaringen die [getuige 2] en agent [verbalisant] als getuigen hebben afgelegd. Dit acht het hof ook verder niet aannemelijk. Zoals hiervoor is overwogen, blijkt de toedracht dat [geïntimeerde] is aangereden niet alleen uit de verklaring van [verbalisant] maar ook uit de overige onder 6.9 genoemde verklaringen en stukken – afkomstig van niet aan partijen gelieerde derden. Het hof acht deze verklaringen en stukken voldoende overtuigend voor het bewijs van het feit dat [geïntimeerde] tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden (door een scooter) is aangereden.

Zorgplicht

6.11

MC Contracting draagt de bewijslast van de stelling dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan dan wel dat het ongeval ook zou zijn ontstaan wanneer zij voldoende zorg zou hebben betracht. De zorgplicht van de werkgever ziet kort gezegd op het verstrekken van veiligheidsinstructies (en waarschuwingen), het treffen van veiligheidsmaatregelen en toezicht op de naleving van eventuele instructies en maatregelen, toegesneden op het specifieke ongeval. De zorgplicht houdt hier in dat moet worden voorkomen dat de werknemer die op of aan de openbare weg werkzaamheden moet verrichten, wordt aangereden door passerende verkeersdeelnemers, en als dat niet mogelijk is, de kans daarop zoveel mogelijk moet worden beperkt.

6.12

MC Contracting heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, gesteld dat zij voorafgaand aan de werkzaamheden altijd veiligheidsinstructies verstrekt (“de regels van Rijkswaterstaat”), dat LS Uitzendbureau zich altijd houdt aan de “dagelijkse veiligheidsmaatregelen”, dat zij zoals te doen gebruikelijk de benodigde veiligheidsmaatregelen had getroffen (borden, kegels, hekken ter markering van de rijbaan te weten het fietspad en het werkterrein) en dat er persoonlijke beschermingsmiddelen waren verstrekt. MC Contracting heeft foto’s overgelegd waarop kegels (maar geen veiligheidsborden of hekken) zijn afgebeeld. MC Contracting heeft verder nog verwezen naar enkele stukken achter productie 5 eerste aanleg (toolboxmeeting over omgaan met Coronavirus op het werk en het met een voertuig in- of uitrijden van een werkvak of werkafzetting, het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen, en het door [geïntimeerde] behaalde VCA-diploma en certificaat GPI Infra).

6.13

[geïntimeerde] heeft weersproken dat hij op de werkplek instructies heeft gekregen; hij had slechts een veiligheidsvest gekregen en er waren slechts vier à vijf pionnen geplaatst die niet het hele fietspad afzetten. Het ongeluk gebeurde volgens hem toen hij van [getuige 2] schroeven moest gaan halen die in een emmer zaten. De emmer stond buiten het gebied dat met pionnen was afgezet. Toen hij terugliep, is het ongeval gebeurd, buiten het gebied dat was afgezet met de pionnen. De overgelegde foto’s zijn niet op de dag van het ongeval gemaakt, aldus [geïntimeerde] .

6.14

Het hof is van oordeel dat MC Contracting niet heeft gesteld dat en welke specifieke instructies zij heeft gegeven ter uitvoering van de werkzaamheden op de brug en ter voorkoming van het ongeval op 16 oktober 2020. Evenmin blijkt dat er tijdens de opleiding van [geïntimeerde] voor de door hem behaalde certificaten of diploma’s aandacht aan de gevaren van werk langs de weg is besteed. Het enkel verwijzen naar “regels van Rijkswaterstaat” of “de dagelijkse veiligheidsmaatregelen” acht het hof onvoldoende. Ten aanzien van de getroffen maatregelen is onvoldoende gesteld waaruit kan blijken dat deze voldoende en effectief waren om het ongeluk op 16 oktober 2020 te voorkomen of de kans daarop te beperken. Niet is gesteld dat er een voorafgaande risico-analyse is gemaakt van de werkplek en de veiligheidsrisico’s ter plaatse. Het plaatsen alleen van enkele kegels of pionnen en het verstrekken van een reflecterend veiligheidsvest acht het hof hier onvoldoende. Ook blijkt niet dat er deugdelijk toezicht heeft plaatsgevonden op naleving van gegeven instructies en getroffen maatregelen.

6.15

In hoger beroep heeft MC Contracting - ter onderbouwing van haar stelling dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan - ook nog verwezen naar de volgende, overgelegde producties:

i. het document genaamd “ongevalsrapport” van 16 oktober 2020;

ii. de checklist nieuw tijdelijk personen en uitgifte PBM;

iii. vijf start-werkvergaderingen van diverse projecten waar ook [geïntimeerde] aan zou hebben deelgenomen;

iv. een diploma SSVV ten name van [geïntimeerde] .

6.16

MC Contracting heeft gesteld dat uit het samenstel van documenten kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] met de soort van werkzaamheden en vooral ook met de veiligheidsaspecten ervan bekend is. MC Contracting heeft echter (de inhoud van) de aanvullende producties in het geheel niet toegelicht, en ook niet dat op grond hiervan kan blijken dat (en hoe) zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.

6.17

Tenslotte is niet gebleken dat MC Contracting direct na het ongeval een rapportage heeft opgemaakt, foto’s heeft gemaakt van de situatie ter plaatse of getuigen heeft gehoord, waaruit de toedracht, de gegeven instructies en de getroffen maatregelen eenduidig kunnen worden afgeleid. Het door MC Contracting eerst in hoger beroep overgelegde ongevalsrapport (dat [geïntimeerde] van een scooter zou zijn geschrokken en daardoor zou zijn gevallen) staat haaks op haar eerdere stellingen in eerste aanleg waartoe zij schriftelijke verklaringen van haar werknemers heeft overgelegd (dat [geïntimeerde] op de vangrails zou zijn geklommen). Voor zover het hof al moet uitgaan van het scenario zoals in dat ongevalsrapport beschreven, geldt dat MC Contracting onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat zij in dat alternatieve ongevalsscenario aan haar zorgplicht heeft voldaan.

Bewuste roekeloosheid

6.18

Van bewuste roekeloosheid is pas sprake als de werknemer zich daadwerkelijk bewust is van het roekeloze karakter van zijn gedraging onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval. Niet voldoende is dat de werkgever hem herhaaldelijk en in krachtige termen heeft gewaarschuwd, omdat daaruit niet noodzakelijkerwijs volgt dat het roekeloze karakter van de actie van de werknemer in zijn bewustzijn ook leefde op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval. Verder moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat de tekortkoming van de werkgever als oorzaak van het ongeval bij het gedrag van de werknemer in het niet valt (ECLI:NL:HR:1996:ZC2142).

6.19

Het hof gaat ervan uit dat [geïntimeerde] is aangereden door een scooter en constateert dat er geen aanknopingspunten zijn voor de stelling dat hij zich bewust roekeloos heeft gedragen. Zelfs als moet worden uitgegaan van het alternatieve scenario zoals MC Contracting dat in hoger beroep schetst - [geïntimeerde] is geschrokken van een snel passerende brommer, waardoor hij wilde wegspringen, en is daarbij gestruikeld/gevallen – dan leidt dit niet tot het oordeel dat [geïntimeerde] bewust roekeloos heeft gehandeld. Dat voor [geïntimeerde] veel waarschuwingen nodig zouden zijn (zoals MC Contracting stelt maar [geïntimeerde] betwist), maakt dit niet anders. Het gaat erom dat [geïntimeerde] zich daadwerkelijk bewust moet zijn geweest van het roekeloze karakter van zijn gedraging. Daartoe heeft MC Contracting onvoldoende gesteld. Uit de enkele schrikreactie en het struikelen/vallen bij het willen wegspringen, volgt niet dat [geïntimeerde] zich bewust was van enige roekeloos karakter van zijn handelen onmiddellijk voorafgaand aan zijn handelen, laat staan dat dat handelen zelf als (bewust) roekeloos kan worden gekwalificeerd.

Bewijsaanbod

6.20

MC Contracting heeft verzocht alle getuigen die in eerste aanleg zijn gehoord, nogmaals te horen teneinde te kunnen vaststellen of zij “wel correct zijn begrepen met betrekking tot de oorzaak van de val” en “of het taalmisverstand heeft plaatsgevonden”. Als sprake is van een taalmisverstand zou de verklaring van [getuige 2] volledig moeten worden toegelaten tot het bewijs en in combinatie met de overige bewijsmiddelen zou dit moeten leiden tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] .

6.21

Het hof zal MC Contracting niet toelaten tot het nader horen van de reeds door de kantonrechter gehoorde getuigen gelet op hetgeen het hiervoor onder 6.10 heeft overwogen. Daaruit volgt immers dat het opnieuw horen van [verbalisant] en [getuige 2] over het gestelde taalmisverstand en – in het verlengde daarvan – de toedracht van het ongeval niet relevant is. Dat ook tussen [getuige 2] en de andere getuigen sprake is geweest van een taalmisverstand, heeft MC Contracting niet gesteld. MC Contracting heeft bovendien niet aangegeven in hoeverre de reeds gehoorde getuigen over de toedracht van het ongeval meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan.

Conclusie en proceskosten

6.22

De conclusie is dat het hoger beroep van MC Contracting niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal MC Contracting als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

6.23

Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] op:

griffierecht € 343,-

salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)

nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

totaal € 2.949,-Gerechtshof Den Haag 9 september 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1893