Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 120324 chroom 6; schending stelplicht tzv blootstelling, gezondheidsschade en causaal verband

GHSHE 120324 chroom 6; schending stelplicht tzv blootstelling, gezondheidsschade en causaal verband;
- 30 eisers hoofdelijk veroordeeld voor proceskosten € 28.253,52


In vervolg op:
RBZWB 220921 Chroom 6; 33 eisers tegen Nedtrain; afwijzing vd vorderingen ex 7:658 lid 4, 7:611 en 6;175, toewijzing ex art 6:162 BW.
- Chroom 6: aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder angstschade). Geen forfaitaire vaststelling; verwijzing naar stt-procedure
- vordering bgk (€ 60.000,00) afgewezen; werkzaamheden veeleer wzh waarvoor proceskostenveroordeling vergoeding inhoudt.

3 De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

Kern van de zaak en de beslissing

3.1.

[geïntimeerden] hebben in het kader van de Wet Werk en Bijstand in de periode 2004 tot en met 2010 deelgenomen aan een re-integratieproject van de gemeente Tilburg, het "tROM-project". Tijdens dit project werden (onder meer) restauratiewerkzaamheden verricht aan oude treinstellen. [geïntimeerden] stellen dat zij tijdens hun werkzaamheden op het tROM-project zijn blootgesteld aan chroom-6 en dat zij daardoor gezondheidsschade hebben opgelopen, waarvoor zij NedTrain aansprakelijk houden.

3.1.1.

Het hof komt tot het oordeel dat de vorderingen van [geïntimeerden] moeten worden afgewezen, omdat [geïntimeerden] hun vorderingen slechts als collectief en niet per individuele geïntimeerde hebben gemotiveerd en onderbouwd. Zij stellen slechts in het algemeen welke werkzaamheden zij hebben verricht in de loodsen van NedTrain en dat zij daarbij zijn blootgesteld aan chroom-6. Gelet op het gemotiveerde verweer van NedTrain had het op hun weg gelegen dat elk van de geïntimeerden voor zich zou stellen en onderbouwen in welke periode zij werkzaam zijn geweest bij het tROM-project, welke specifieke werkzaamheden zij daar hebben verricht en aan welke gezondheidsklachten zij lijden. Ten aanzien van hun gezondheidsklachten zouden zij dat met medische stukken hebben moeten onderbouwen.

Nu zij dit hebben nagelaten, en daarmee niet aan hun stelplicht hebben voldaan, worden hun vorderingen afgewezen.

De feiten

3.2.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

3.2.1.

De gemeente Tilburg is in 2003 gestart met het project 'Tilburgse en Regionale bedrijven Ondernemen Maatschappelijk' (hierna: tROM), dat zich later heeft ontwikkeld tot gemeentelijk re-integratiebedrijf. tROM is geïnitieerd om invulling te geven aan de voor de gemeente uit de Wet Werk en Bijstand voortvloeiende verplichting om bijstandsgerechtigden te ondersteunen bij hun terugkeer in het arbeidsproces.

3.2.2.

[geïntimeerden] hebben een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand ontvangen van de gemeente Tilburg.

3.2.3.

In de toelichting op de deelbegroting tROM van de projectleider van tROM van 9 januari 2004 staat vermeld:

"In 2002 zijn voorbereidingen getroffen voor het project tROM Carnaval. (...) Gedurende de looptijd van het project bleek dat, mede door de aanpak binnen het project, positieve resultaten werden geboekt. (...) Ook bij de leiding van NedTrain heeft het project tot positieve reacties geleid. Dit heeft geresulteerd in een voorstel vanuit NedTrain, het Nederlands Spoorwegmuseum en de Gemeente Tilburg tot voortzetting van het project. In de besprekingen, welke daarover inmiddels gevoerd zijn tussen de partijen, is overeengekomen dat binnen tROM voor het spoorwegmuseum werkzaamheden uitgevoerd zullen worden. De werkzaamheden kunnen op de huidige locatie uitgevoerd worden. Door NedTrain, de directie van de Nederlandse Spoorwegen en het Spoorwegmuseum zal voorzien worden in gereedschappen en materialen en instructies. Voor de technische begeleiding bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt gezorgd door NedTrain.

De projectleiding van tROM is verantwoordelijk voor de operationele uitvoering en de realisering van het doel van het project.(…)"

3.2.4.

Eén van de projecten die vanuit tROM is gestart, betrof het restaureren van treinen van (onder andere) het Spoorwegmuseum. In de periode van 2004 tot en met 2010 hebben uitkeringsgerechtigden werkzaamheden verricht aan vijftien uit roulatie genomen treinen. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het afschuren van verf van treinen.

3.2.5.

De werkzaamheden vonden plaats op het terrein van NedTrain. In loods 40 bevond zich de treinloods waar de werkzaamheden aan de treinen werden uitgevoerd. In loods 41 bevond zich de kantine en administratie. Beide loodsen zijn in 2009 door NedTrain verkocht aan de gemeente Tilburg.

3.2.6.

De gemeente Tilburg, R&O Tilburg – destijds onderdeel van NedTrain – en het Nederlands Spoorwegmuseum hebben op l december 2005 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst wordt onder meer bepaald:

"Dit succesvolle werkgelegenheidsproject heeft een vervolg gekregen door intensief te gaan samenwerken met

- de Gemeente Tilburg voor de organisatie van het project en de begeleiding van de werklozen en de toevoegingen

en

- het Spoorwegmuseum (NSM), NedTrain Tilburg (RO-T) voor de werkervaring

en

- Tilburgse en regionale werkgevers voor de plaatsing. (...)

3.1.2

tROM

tROM fungeert als opdrachtnemer en draagt de eindverantwoordelijkheid voor de NSM-opdrachten waarbij de financiële verantwoordelijkheid beperkt blijft tot de door tROM uitgevoerde werkzaamheden.

(De)montage en conserveringswerkzaamheden zijn de kerntaken van het uitvoerende werkpakket.

3.1.3

RO-T

RO-T zal in opdracht van tROM werkzaamheden uitvoeren. De werkzaamheden zijn voornamelijk faciliterend van aard tenzij in de opdracht heel specifiek RO-T werkzaamheden staan vermeld.

Onder faciliterend wordt verstaan: ondersteuning en advies voor het verkrijgen /uitvoeren van de opdracht. Hierbij valt te denken aan prijsbepaling, onderdelenvoorziening, facturatie, rangeerwerk, etc...

(…)

3.9

ARBO

De betrokken partijen dragen er zorg voor dat al hun werkzaamheden binnen het raamwerk van de ARBO-wetgeving wordt uitgevoerd.

Uiteraard kan RO-T voor zowel tROM als NSM een adviserende rol spelen.

(…)

3.11.1

Werklocatie

De werklocatie van tROM bevindt zich in hoofdzaak in gebouw 40 / 41. Voor werkzaamheden buiten deze locatie -zoals ondersteuning in de spuitloods- is er van te voren overleg met de leiding van de betrokken afdeling en zorgt de tROM-leiding voor voldoende toezicht."

3.2.7.

Mede naar aanleiding van publiciteit rondom de chroom-6-problematiek bij zogenaamde POMS-locaties van het Ministerie van Defensie, is aandacht gekomen voor de aanwezigheid van chroom-6 in primer, verf of laklaag gebruikt op oude treinstellen. De gemeente Tilburg heeft de 'Onafhankelijke Onderzoekscommissie Tilburg Chroom-6' opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar gezondheidsrisico's verbonden aan mogelijke blootstelling aan chroom-6 bij het re-integratieproject tROM in de periode 2004-2012. Het onderzoek naar de blootstelling aan chroom-6 op de werkplaats in Tilburg is uitgevoerd door vier onderzoeksinstellingen:

  • het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: "RIVM"), tevens coördinator van het onderzoek;

  • het Institute for Risk Assessment Sciences (hierna: "IRAS") van de Universiteit Utrecht;

  • de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (hierna: "TNO") en

  • het Maastrichts Europees instituut voor Transnationaal Rechtswetenschappelijk Onderzoek (hierna: "METRO") van de Universiteit Maastricht.

3.2.8.

De uitkomst van het onderzoek is op 31 januari 2019 gepubliceerd in het samenvattend hoofdrapport 2018-0164 van het RIVM met de titel 'Chroom-6 bij het re-integratieproject tROM: gezondheidsrisico's en verantwoordelijkheden, bevindingen uit het

onderzoek op hoofdlijnen'. Het RIVM-rapport omvat tien wetenschappelijke deelrapporten, waarin de onderzoeken en bevindingen van de vier onderzoeksinstellingen beschreven staan. Deze deelrapporten worden aangeduid als werkpakketten ("WP") en zijn genummerd.

3.2.9.

Het samenvattend hoofdrapport vermeldt onder meer de volgende conclusies:

"4.1 Blootstelling en gezondheidsrisico's

  • Tussen 2004 en 2010 zijn bij het re-integratieproject tROM in Tilburg restauratiewerkzaamheden verricht aan in totaal vijftien museumtreinen. De oude verflagen van deze treinen die moesten worden verwijderd, bevatten in vrijwel alle gevallen chroom-6.

  • De exacte blootstelling aan chroom-6 bij deze werkzaamheden op de tROM-locatie is niet te achterhalen. Het is echter aannemelijk dat bij het wegschuren van de oude verflagen, en ook bij andere werkzaamheden aan de treinen, blootstelling aan chroom-6 is opgetreden, mede door het gebruik van perslucht. De getroffen beheersmaatregelen en de beschikbaar gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen waren over het algemeen onvoldoende en/of werden onvoldoende consequent gebruikt.

  • Ook deelnemers aan het tROM- project die níet aan de treinen werkten maar wél (voor de uitvoering van andere taken) aanwezig waren in de treinloods, kunnen zijn blootgesteld aan chroom-6. (...) De blootstelling is voor hen wel aanmerkelijk geringer geweest.

  • Het chroom-6 kan via de longen (na inademing), via de huid (na aanraking) of via de mond (na inslikken van eten of drinken op de werkplek of inslikken van opgehoest speeksel) in het lichaam terecht zijn gekomen. (...)

  • De blootstelling aan chroom-6 kan schadelijke gevolgen hebben gehad (of in de toekomst nog hebben) voor de gezondheid van blootgestelde tROM- deelnemers en hun begeleiders. De kans daarop is mede afhankelijk van de aard, de intensiteit, de frequentie en de duur van de blootstelling. Een inschatting van de grootte van het risico op schadelijke gezondheidseffecten voor individuele betrokkenen is in het kader van dit onderzoek echter niet te maken.

  • Verschillende deelnemers aan het tROM- project en betrokken medewerkers van de gemeente Tilburg geven aan gezondheidsklachten te hebben. Een aantal van deze klachten kan het gevolg zijn van blootstelling aan chroom-6. Voor alle gemelde klachten geldt echter dat ze ook andere oorzaken kunnen hebben. (...)

4.2

Invulling verantwoordelijkheden betrokken partijen

(…)

- Binnen NS/NedTrain was al vóór de start van het tROM-project in 2004 bekend dat de verflagen op treinen chroom-6 bevatten, en dat chroom-6 schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Voor zover bekend heeft NS/NedTrain deze informatie niet gedeeld met het tROM- management en/of de gemeente Tilburg. (...)"

3.2.10.

In het RIVM rapport 2018-0166 getiteld "Nadelige gezondheidseffecten en ziekten veroorzaakt door chroom-6" staat vermeld:

(…)

"Chroom-6 kan allergisch contacteczeem, allergisch astma, allergische rhinitis en chronische longziekten veroorzaken. Chroom-6 kan tevens effecten hebben op het afweersysteem, maar er is nog geen wetenschappelijk bewijs beschikbaar of hierdoor ook irreversibele ziekten kunnen ontstaan bij mensen. Daarom is het nog onvoldoende duidelijk of chroom-6 aandoeningen van het afweersysteem anders dan allergisch contacteczeem, allergisch astma, allergische rhinitis en chronische longziekten kan veroorzaken. Tot slot is het niet waarschijnlijk dat chroom-6 kanker van het strottenhoofd, darmkanker, gebitsproblemen, aandoeningen van het maag-darmkanaal, nadelige effecten op het bloed, leveraandoeningen, nieraandoeningen, aandoeningen van het centrale zenuwstelsel of hart- en vaatziekten kan veroorzaken.

In dit RIVM-rapport wordt de wetenschappelijke onderbouwing gegeven voor de indeling van nadelige gezondheidseffecten en ziekten in categorieën van causaliteit in relatie tot chroom-6-blootstelling. Deze indeling in categorieën en wetenschappelijke onderbouwing zijn gebruikt als basis voor de risicobeoordeling van de relevante ziekten en nadelige gezondheidseffecten die een gevolg kunnen zijn van de blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties en bij het re-integratieproject tROM bij de gemeente Tilburg."

3.2.11.

De gemeente Tilburg, NedTrain en Stichting Nederlands Spoorwegmuseum zijn de 'Regeling tegemoetkoming chroom-6' overeengekomen (hierna: "de Regeling"), op basis waarvan een oud-deelnemer aan het tROM-project onder voorwaarden een financiële tegemoetkoming kan aanvragen. [geïntimeerden] hebben allen op grond van deze regeling een bedrag van € 7.000,-- netto aangevraagd en ontvangen.

3.2.12.

De regeling luidt, voor zover van belang:

" Artikel 3 Tegemoetkoming voor immateriële schade wegens Gezondheidsklachten

1. tROM-deelnemers en tROM-medewerkers komen op hun verzoek in aanmerking voor een tegemoetkoming voor immateriële schade wegens Gezondheidsklachten als zij:

a. blijkens de gegevens van de gemeente Tilburg in de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2010 werkzaamheden als bedoeld in bijlage 1 hebben verricht op het voormalige terrein van NedTraín B.V. aan het NS Plein 3 in gebouw 40 en 41 te Tilburg,; én

b. blijkens een door hen overgelegde verklaring van een ter zake medisch deskundige die de behandeling uitvoert of uitvoerde en die in Nederland is opgenomen in het BIG-register, lijden aan één of meer Gezondheidsklachten die volgens bijlage 2 mogelijk zijn veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6 op het voormalige terrein van NedTraín B.V. aan het NS Plein 3 in gebouw 40 en 41 te Tilburg; (…)

Artikel 4 Tegemoetkoming tROM-project

1. tROM-deelnemers en tROM-medewerkers kunnen aanspraak maken op een eenmalige vergoeding van € 7000,-- van de gemeente Tilburg voor alle schade die verband houdt met de periode waarin zij gewerkt hebben bij het tROM-project (2004-2012), ongeacht of zich schade heeft voorgedaan of zich nog zal voordoen.
(…)"

3.2.13.

In de "Toelichting bij Regeling tegemoetkoming chroom-6" is vermeld:

"ALGEMEEN

(…)

De Betrokken Partijen [hof: de gemeente Tilburg, NedTrain en het Spoorwegmuseum] willen tROM-deelnemers en tROM-werknemers (hierna samen: de betrokkenen) en hun nabestaanden die schade menen te hebben geleden een gang naar de rechter besparen. Dit is namelijk een kostbare en tijdrovende procedure met bovendien een onzekere uitkomst. Om die reden hebben de Betrokken partijen ervoor gekozen deze regeling op te stellen. De regeling is laagdrempelig in de zin dat betrokkenen zelf een verzoek kunnen indienen om een tegemoetkoming en daarbij geen advocaat hoeven in te schakelen. Verder kunnen betrokkenen die moeite hebben met het invullen van een verzoek hulp krijgen.

Betrokkenen kunnen – onder omstandigheden – op basis van de regeling een tegemoetkoming krijgen voor immateriële schade wegens bepaalde aan blootstelling aan chroom-6 te relateren Gezondheidsklachten, die veroorzaakt kunnen zijn in de periode 2004 tot en met 2010. (…)

Er kan ook een verzoek worden ingediend om een tegemoetkoming te krijgen wegens de omstandigheden en alle mogelijke gevolgen daarvan waaronder betrokkenen werkzaamheden hebben moeten verrichten. Daarvoor is vereist dat een betrokkene in de periode 2004 t/m 31 december 2012 heeft gewerkt op het voormalige terrein van NedTrain B.V. aan het NS Plein 3 te Tilburg, gebouw 40 en 41.

(...)"

"Artikelsgewijs

Artikel 2 Verhouding tot aansprakelijkheid

De Betrokken partijen hebben ervoor gekozen om aan het aanvaarden van een op basis van de regeling verstrekte tegemoetkoming niet de voorwaarde van finale kwijting te verbinden. Een betrokkene doet – met andere woorden – geen afstand van een (al dan niet toekomstige) aanspraak.

Als een betrokkene geen beroep kan doen op de regeling, of als een betrokkene meent dat hij meer schade heeft geleden of zal lijden dan het bedrag dat op basis van de regeling wordt aangeboden door de Betrokken Partijen, kan hij bij de afdeling 'Juridische Zaken' van de Gemeente een verzoek om schadevergoeding indienen. Deze afdeling kan de betrokkene – desgewenst – een helpende hand bieden bij het opstellen van een verzoek om schadevergoeding. De bewuste claim wordt vervolgens doorgezonden aan een gezamenlijk schadeloket van de schadeverzekeraars van de Betrokken Partijen.

Vervolgens volgt een reguliere letselschadezaak waarin een gedegen onderzoek wordt gedaan naar de individuele omstandigheden. In dit kader zal door de verzekeraars van de Betrokken Partijen ook rekening gehouden worden met mogelijke andere oorzaken van de Gezondheidsklacht. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan de levensstijl van betrokkene, genetische factoren, mogelijke blootstelling aan chroom-6 bij andere werkgevers of bepaalde hobby's. Verder geldt in die situatie de gebruikelijke (strenge) bewijslast zoals deze volgt uit de wet en uit bestendige rechtspraak.

(…)"

3.2.14.

In bijlage 2 van de Regeling staan als gezondheidsklachten die mogelijk zijn veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6 op het voormalige terrein van NedTrain vermeld:

  • longkanker

  • neus- en neusbijholtekanker

  • maagkanker

  • chroom-6 gerelateerd allergisch contacteczeem

  • chroom-6 gerelateerde allergische astma en rhinitis

  • perforatie neustussenschot door chroomzweren

  • chronische longziekten.

Het geschil in eerste aanleg

3.3.

[geïntimeerden] hebben de zaak aangebracht bij de kantonrechter. NedTrain stelde zich op het standpunt dat er in deze zaak geen sprake is van een aardvordering in de zin van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In incident heeft NedTrain op grond van artikel 71 lid 1 Rv gevorderd dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen van [geïntimeerden] kennis te nemen en de zaak zal verwijzen naar de kamer voor handelszaken van de rechtbank. [geïntimeerden] hebben zich hiertegen verzet.

3.3.1.

Bij vonnis van 13 mei 2020 heeft de kantonrechter beslist in het incident. Zij heeft geoordeeld dat de zaak ongeschikt is voor de behandeling door één rechter en heeft de zaak op grond van artikel 94 in samenhang met artikel 98 Rv verwezen naar de meervoudige kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank.

De vorderingen van [geïntimeerden] bij de rechtbank

3.4.

In eerste aanleg vorderden [geïntimeerden] (samengevat weergegeven), uitvoerbaar bij voorraad:

I. een verklaring voor recht dat:

  1. NedTrain ten aanzien van [geïntimeerden] de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de arbeid is verricht, niet op zodanige wijze heeft ingericht en onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid niet zodanige maatregelen zijn getroffen en aanwijzingen zijn verstrekt als redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat eisers in de uitoefening van hun werkzaamheden schade hebben geleden;

  2. NedTrain uit dien hoofde jegens [geïntimeerden] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] in de uitoefening van de werkzaamheden hebben geleden;

  3. NedTrain door het niet inlichten van de werknemers niet heeft gehandeld als een goed werkgever en ook niet heeft gehandeld met inachtneming van de rechten van de werknemers in het kader van het EVRM en ook onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld (nagelaten) op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

II. NedTrain te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:

  1. een bedrag van € 8.000,-- per persoon, te vermeerderen met rente vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag van volledige betaling, subsidiair voor elke eiser afzonderlijk vanaf de dag dat arbeid is verricht in het kader van het voornoemde tROM-project, met bepaling dat dit bedrag niet zal worden verrekend met eerder of later betaalde schadebedragen;

  2. een bedrag van € 60.000,-- ter zake buitengerechtelijke advocaatkosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;

  3. een aanvullende schadevergoeding per persoon voor aantasting van het gebit en voor gezondheidsschade vermeld op de lijsten van 2015 en 2018, behorende bij de Coulanceregelingen van Defensie, verder op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met rente tot aan de dag van volledige betaling.

III. NedTrain te veroordelen in de kosten van de procedure, inclusief nakosten.

3.4.1.

NedTrain heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen in eerste aanleg zal hierna, voor zover in hoger beroep van belang, nader worden ingegaan.

De beslissing van de rechtbank in eerste aanleg

3.5.

In het bestreden vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat NedTrain jegens [geïntimeerden] onrechtmatig heeft gehandeld, doordat zij heeft nagelaten zich ervan te vergewissen dat – al dan niet via de gemeente of tROM – informatie over de in de verflagen aanwezige gevaarlijke stoffen en de noodzaak van adequate bescherming bij de bewerking van treinen bij de deelnemers van het tROM-project – en dus ook bij [geïntimeerden] – bekend zou worden. De rechtbank heeft (samengevat weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang) voor recht verklaard dat NedTrain op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor door [geïntimeerden] door de blootstelling aan chroom-6 geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade (zoals weergegeven in 3.4 onder I b. en c.).

3.5.1.

[geïntimeerden] hebben vergoeding gevorderd van door hen geleden immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon (artikel 6:106 onder b BW), bestaande uit enerzijds onheuse bejegening in de vorm van (dwang) en anderzijds angst voor gezondheidsschade (3.4 onder II a.).

De rechtbank heeft de schade wegens onheuse bejegening afgewezen.

De rechtbank heeft NedTrain veroordeeld tot vergoeding van de door [geïntimeerden] geleden immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon (artikel 6:106 onder b BW) wegens angst voor gezondheidsschade.

3.5.2.

De rechtbank heeft NedTrain daarnaast veroordeeld tot vergoeding van aanvullende (materiële) schade in de vorm van lichamelijk letsel en daarmee samenhangende schadeposten. De rechtbank heeft vergoeding van gebitsschade, DNA-schade en schade gebaseerd op gezondheidsschade die niet is opgenomen op de beperkingenlijst van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) uit 2014, afgewezen (3.4 onder II c.).

3.5.3.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure voor vaststelling per afzonderlijke eiser van de omvang van de onder 3.5.1. genoemde immateriële schade en de onder 3.5.2. genoemde aanvullende materiële schade.

3.5.4.

De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke advocaatkosten afgewezen (3.4 onder II b.).

3.5.5.

Tot slot is NedTrain in de proceskosten en de nakosten veroordeeld, is het vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is het meer of anders gevorderde afgewezen.

Het geschil in hoger beroep

3.6.

NedTrain heeft in het principaal hoger beroep zes grieven aangevoerd. NedTrain heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog niet-ontvankelijk verklaren, dan wel volledig afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden] , met (hoofdelijke) veroordeling van [geïntimeerden] in de (na)kosten van beide instanties. Ook heeft NedTrain gevorderd [geïntimeerden] (hoofdelijk) te veroordelen tot terugbetaling aan NedTrain van al hetgeen door haar op grond van het bestreden vonnis is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.6.1.

[geïntimeerden] hebben de grieven bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van de grieven als zijnde onjuist, ongegrond en onbewezen, met veroordeling van NedTrain in de (na)kosten van de procedure (het hof begrijpt:) in het principaal hoger beroep.

3.7.

[geïntimeerden] hebben in het incidenteel hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [geïntimeerden] concluderen tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen, na eiswijziging – samengevat – luidend als volgt:

I. een verklaring voor recht dat:

  1. NedTrain ten aanzien van [geïntimeerden] de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de arbeid is verricht, niet op zodanige wijze heeft ingericht en onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid niet zodanige maatregelen zijn getroffen en aanwijzingen zijn verstrekt als redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat eisers in de uitoefening van hun werkzaamheden schade hebben geleden;

  2. NedTrain uit dien hoofde jegens [geïntimeerden] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] in de uitoefening van de werkzaamheden hebben geleden;

  3. NedTrain door het niet inlichten van de werknemers niet heeft gehandeld als een goed werkgever en ook niet heeft gehandeld met inachtneming van de rechten van de werknemers in het kader van het EVRM en ook onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld (nagelaten) op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

II. NedTrain te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:

  1. een bedrag van € 7.125,-- per persoon (€ 8.000,-- minus het als voorschot reeds betaalde bedrag van € 875,--), te vermeerderen met rente vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag van volledige betaling, subsidiair voor elke eiser afzonderlijk vanaf de dag dat arbeid is verricht in het kader van het voornoemde tROM-project, met bepaling dat dit bedrag niet zal worden verrekend met eerder of later betaalde schadebedragen;

  2. een bedrag van € 60.000,-- ter zake buitengerechtelijke advocaatkosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling; subsidiair te bepalen dat het te betalen bedrag in de schadestaatprocedure per eiser afzonderlijk zal worden vastgesteld;

  3. een aanvullende schadevergoeding per persoon voor:

- chroom-6 gerelateerde aantasting van het gebit bestaande uit tanderosie en/of verkleuringen,
- gezondheidsschade vermeld in de coulanceregelingen 2015 zoals nader toegelicht in het rapport van het NCvB december 2014,

- gezondheidsschade zoals vermeld in de Regeling tegemoetkoming chroom-6 van het tROM-project,

op te maken bij staat en te vermeerderen met rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling.

III. NedTrain te veroordelen in de kosten van de procedure (het hof begrijpt:) in het incidenteel hoger beroep, inclusief nakosten.

3.7.1.

NedTrain heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerden] in het incidenteel hoger beroep, althans de grieven te verwerpen en het bestreden vonnis te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van gronden, en [geïntimeerden] te veroordelen in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

De omvang van het geschil in hoger beroep

3.8.

De grieven in het principaal hoger beroep zijn gericht op het alsnog afwijzen van het door de rechtbank toegewezen gedeelte van de vorderingen van [geïntimeerden] De grieven in incidenteel appel zijn gericht op het alsnog integraal toewijzen van de (gewijzigde) vorderingen van [geïntimeerden] Daarmee is in hoger beroep het volledige geschil ter beoordeling aan het hof voorgelegd.

De bespreking van de grieven

3.9.

Het hof zal eerst grief II behandelen. Door middel van deze grief betoogt NedTrain dat de vorderingen van [geïntimeerden] moeten worden afgewezen, omdat zij niet aan hun stelplicht hebben voldaan.

3.10.

[geïntimeerden] stellen zich op het standpunt dat zij allen gezondheidsschade hebben geleden door blootstelling aan chroom-6 tijdens hun werkzaamheden op het tROM-project. Zij houden NedTrain aansprakelijk voor gezondheidsschade. Zij hebben hun vorderingen gegrond op de artikelen 2, 3 en 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 7:658 lid 4 BW (in samenhang met artikel 7:658 lid 2 BW), artikel 7:611 BW, artikel 6:162 BW en artikel 6:175 BW. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van NedTrain op grond van artikel 6:162 BW aangenomen en de aansprakelijkheid op grond van de overige grondslagen afgewezen.

3.11.1.

De vorderingen van [geïntimeerden] zijn ingesteld door (in hoger beroep thans nog) 30 geïntimeerden. De vorderingen zijn uitdrukkelijk niet ingesteld als collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW. [geïntimeerden] stellen zich op het standpunt dat de 30 aangebrachte individuele zaken zich desondanks lenen voor collectieve beoordeling en toewijzing van de gezamenlijke vorderingen. Zij hebben hun vorderingen daarom gebaseerd op en toegelicht met algemene stellingen, die volgens hen voor alle geïntimeerden gezamenlijk gelden en zij hebben deze bewust niet per geïntimeerde gemotiveerd en onderbouwd.

3.11.2.

Als meest verstrekkende verweer (weergegeven in grief II) stelt NedTrain zich op het standpunt dat [geïntimeerden] door deze werkwijze niet voldaan hebben aan hun stelplicht, zodat aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen niet kan worden toegekomen en de vorderingen reeds op die grond moeten worden afgewezen.

3.12.

Het hof is van oordeel dat dit verweer slaagt en dat [geïntimeerden] , in het licht van de gemotiveerde stellingen en betwistingen van NedTrain, onvoldoende hebben gesteld ter onderbouwing van hun vorderingen. Daartoe is het navolgende redengevend.

3.13.

In de periode 2004 tot en met 2010 zijn in het kader van het tROM-project restauratiewerkzaamheden verricht aan vijftien (museum)treinen. [geïntimeerden] hebben allen in deze periode deelgenomen aan het tROM-project. [geïntimeerden] stellen dat elk van hen:

1) tijdens de werkzaamheden voor het tROM-project is blootgesteld aan chroom-6;

2) en gezondheidsschade heeft geleden;

3) die veroorzaakt is door blootstelling aan chroom-6.

3.14.

NedTrain erkent dat alle geïntimeerden in de genoemde periode aan het tROM-project hebben deelgenomen. Zij betwist echter dat alle geïntimeerden daarbij in relevante mate (kunnen) zijn blootgesteld aan chroom-6 en dat alle geïntimeerden klachten hebben die door chroom-6 (kunnen) zijn veroorzaakt. NedTrain heeft haar betwistingen onderbouwd met verwijzing naar een rapport van het RIVM.

Het RIVM-rapport

1.2.

Het RIVM heeft een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke blootstelling aan chroom-6 bij het tROM-project. Het onderzoek heeft betrekking op de periode 2004-2012 en de ca. 800 deelnemers die in die periode op het tROM-project hebben gewerkt. Hieronder vallen ook [geïntimeerden] Dit onderzoek heeft geleid tot tien deelrapporten (WP 1 tot en met WP 10) en het samenvattende RIVM-rapport 2018-0164 "Chroom-6 bij het re-integratieproject tROM: gezondheidsrisico's en verantwoordelijkheden, bevindingen uit het

onderzoek op hoofdlijnen" (genoemd in 3.2.8. en 3.2.9., hierna: het RIVM-rapport). Hoewel [geïntimeerden] zich op het standpunt stellen dat het RIVM de lijst met aandoeningen die veroorzaakt kunnen worden door blootstelling aan chroom-6 te beperkt heeft opgesteld, hebben zij de inhoud van deze rapporten niet gemotiveerd betwist. Uit deze rapporten blijkt het volgende.

3.14.1.

De kans op gezondheidsschade als gevolg van blootstelling aan chroom-6 is mede afhankelijk van de aard, de intensiteit, de frequentie en de duur van de blootstelling.1

3.14.2.

De werkzaamheden bij tROM werden voornamelijk uitgevoerd in twee gebouwen op het voormalige NedTrain-terrein, gebouw 40 en 41. De beschikbare ruimten in gebouw 40 werden door tROM als werkplaats gebruikt, met centraal hierin de treinloods waar de werkzaamheden aan de treinen (voornamelijk) hebben plaatsgevonden. De ruimten in gebouw 41 hadden geen werkplaatsfunctie en werden gebruikt voor de administratie en de kantine.2

3.14.3.

Er zijn bij het tROM-project vijftien treinen bewerkt. De verflagen van twaalf van deze vijftien treinen zijn bemonsterd, de overige drie treinstellen waren reeds gesloopt of bevonden zich in het buitenland.3 In tien van de twaalf monsters is in kleinere of grotere mate chroom-6 aangetroffen, in de monsters van twee treinen (de MAT 46 en de MAT 34) is geen chroom-6 aangetoond.4 Aan drie van de vijftien treinen zijn geen schuurwerkzaamheden verricht, van één treinstel is onbekend welke werkzaamheden daaraan zijn verricht.5

3.14.4.

Bij machinale en handmatige schuurwerkzaamheden aan de treinen en bij het vegen en schoonmaken met perslucht van de ruimte waarin geschuurd werd kan directe chroom-6 blootstelling hebben plaatsgevonden.6 Bij kantoorwerkzaamheden en catering-/ schoonmaakwerkzaamheden was de blootstelling aan chroom-6 verwaarloosbaar.7 Het machinaal schuren en het gebruik van perslucht heeft geresulteerd in de hoogste schattingen van blootstelling aan chroom-6.8

3.14.5.

De tROM-deelnemers hadden geen vaste functie of een vastomlijnd takenpakket. Toewijzing van de werkzaamheden werd dagelijks veelal ad-hoc bepaald. Er is niet bekend wie wat deed op welke dagen en hoe lang achtereen. Wel is bekend welke takenpakketten er per dag waren. Het ene takenpakket omvatte hoofdzakelijk werkzaamheden aan de fietsen, de pallets of bij de servettenproductie, waarbij nauwelijks sprake kan zijn geweest van directe blootstelling aan chroom-6. Het andere takenpakket omvatte werkzaamheden aan de treinen, zoals (met de hand of machinaal) schuren en krabben, welke relevanter zijn in het kader van mogelijk directe chroom-6 blootstelling. Ten aanzien van de tROM-deelnemers heeft het RIVM de volgende werkzaamheden (takenpakketten) met bijbehorende mate van blootstelling aan chroom-6 gedefinieerd9:

werkzaamheden waarbij tijdens een werkdag mogelijk directe inhalatoire blootstelling aan chroom-6 heeft plaatsgevonden:

- machinaal of handmatig schuren, plamuren, krabben, gebruik trilhamer, stralen, vegen en/of gebruik perslucht

werkzaamheden waarbij tijdens een werkdag aannemelijke inhalatoire blootstelling aan chroom-6 heeft plaatsgevonden (indirecte blootstelling):

  • (de)montage, afplakken en/of verven

  • andere werkzaamheden in treinloods

werkzaamheden waarbij tijdens een werkdag mogelijk inhalatoire kortdurende achtergrondblootstelling aan chroom-6 heeft plaatsgevonden (indirecte blootstelling):

  • kantoorwerkzaamheden en presentie nagaan

  • catering/schoonmaken en lunchbestellingen

  • andere werkzaamheden niet in treinloods

werkzaamheden waarbij tijdens een werkdag verwaarloosbare blootstelling aan chroom-6 heeft plaatsgevonden:

  • alleen kantoorwerkzaamheden

  • alleen catering/schoonmaken

3.14.6.

De periodes waarin en de duur dat deelnemers op het tROM-project hebben gewerkt, verschillen sterk, van minder dan één dag tot meer dan 500 dagen. De helft van de deelnemers heeft minder dan dertig dagen op de tROM-locatie gewerkt, 40% van de deelnemers heeft tussen de dertig dagen en één jaar op de tROM-locatie gewerkt, 10% van de deelnemers heeft meer dan een jaar op de tROM-locatie gewerkt.10

3.14.7.

Het kwam voor dat tROM-deelnemers gedurende meerdere perioden aan het project hebben deelgenomen en in de tussenliggende periode activiteiten buiten de tROM-locatie hebben uitgevoerd, waarbij geen blootstelling aan chroom-6 heeft plaatsgevonden. In periodes van geen of verminderde blootstelling is (gedeeltelijk) herstel van eventuele gezondheidsschade mogelijk.11

3.14.8.

Gedurende de gehele tROM-periode lijkt enige vorm van adembescherming aanwezig te zijn geweest, eerst in de vorm van snuitjes, later waren er ook halfgelaatsmaskers. Volgens de werkinstructie uit 2008 diende tijdens het schuren gebruik gemaakt te worden van een halfgelaatsmasker met P3 stoffilter, veiligheidsbril, veiligheidsschoenen, beschermende kleding en handschoenen. Echter, de adembescherming was niet altijd in voldoende mate beschikbaar en gebruik geschiedde naar "eigen inzicht". Toezicht en instructie vonden nauwelijks plaats. Het dragen van adembescherming werd voornamelijk aangegeven tijdens schuren en plamuren.12

3.14.9.

Een aantal van de door de deelnemers aan het tROM-project gemelde gezondheidsklachten kan het gevolg zijn van blootstelling aan chroom-6. Voor alle gemelde klachten geldt echter dat ze ook andere oorzaken kunnen hebben.13 Of een individu op de tROM-locatie ook daadwerkelijk een gezondheidseffect ontwikkelt, hangt bovendien van meer factoren af dan alleen van blootstelling aan chroom-6, zoals blootstelling aan andere stoffen, verschillen in leefstijl en interindividuele verschillen in gevoeligheid voor een gezondheidseffect.14

De stellingen en betwistingen

3.15.

Ingevolge artikel 150 Rv zullen [geïntimeerden] , als de partijen die zich beroepen op het rechtsgevolg van aansprakelijkheid van NedTrain, ten minste moeten stellen en onderbouwen dat ieder van hen:

1) tijdens de werkzaamheden voor het tROM-project is blootgesteld aan chroom-6;

2) gezondheidsschade heeft geleden of zal kunnen lijden;

3) die veroorzaakt kan zijn door blootstelling aan chroom-6.

Dit geldt voor alle grondslagen waarop [geïntimeerden] hun vorderingen hebben gebaseerd.

3.16.

Op grond van voorgaande conclusies van het RIVM betwist NedTrain:

- dat alle geïntimeerden aan chroom-6 zijn blootgesteld, dan wel dat zij lang genoeg en/of intensief genoeg aan chroom-6 zijn blootgesteld om als gevolg daarvan gezondheidsklachten te hebben kunnen ontwikkelen.

Volgens NedTrain is niet gedurende de gehele periode van 2004 tot 2010 chroom-6 vrijgekomen. Daarnaast heeft niet iedere geïntimeerde werkzaamheden verricht waarbij directe blootstelling aan chroom-6 heeft kunnen plaatsvinden, of heeft deze werkzaamheden lang genoeg verricht om in relevante mate te kunnen zijn blootgesteld aan chroom-6. Na een periode van blootstelling kan ook herstel hebben plaatsgevonden. Ook zijn gedurende de looptijd van het project in toenemende mate beschermingsmiddelen gebruikt.

- dat alle geïntimeerde lijden aan gezondheidsklachten die veroorzaakt (kunnen) zijn door blootstelling aan chroom-6.

Niet alle door geïntimeerde (gezamenlijk) ervaren gezondheidsklachten kunnen worden veroorzaakt door chroom-6. De door [geïntimeerden] genoemde klachten die volgens de lijst van het RIVM wel door chroom-6 kunnen worden veroorzaakt, kunnen ook een andere oorzaak hebben dan blootstelling aan chroom-6. Het is niet duidelijk wie van de geïntimeerden welke gezondheidsklachten heeft. Bij gebrek aan wetenschap betwist NedTrain dat elke individuele geïntimeerde aan klachten lijdt die door chroom-6 kunnen worden veroorzaakt, dan wel stelt zij zich op het standpunt dat deze klachten een andere oorzaak hebben dan blootstelling aan chroom-6.

3.17.

Gelet op de gemotiveerde betwistingen door NedTrain kan niet zonder meer, in zijn algemeenheid, worden geoordeeld dat iedere geïntimeerde tijdens zijn/haar werkzaamheden op het tROM-project (in relevante mate) aan chroom-6 is blootgesteld. Of een deelnemer aan het tROM-project aan chroom-6 is blootgesteld, gedurende welke periode, hoe lang en hoe intensief verschilt sterk per deelnemer en dus per geïntimeerde. Het had daarom op de weg van [geïntimeerden] gelegen per individuele geïntimeerde op zijn minst te stellen – en gelet op de betwisting door NedTrain vervolgens te onderbouwen – in welke periode of periodes hij/zij heeft deelgenomen aan het tROM-project, welke werkzaamheden hij/zij in welke periode heeft verricht en aan welke gezondheidsklachten hij/zij lijdt.

3.18.

[geïntimeerden] hebben dit bewust nagelaten. Zij stellen dat het ondoenlijk is om de individuele situatie van iedere geïntimeerde in deze procedure te duiden. [geïntimeerden] beroepen zich erop dat de gemeente geen sluitende administratie bijhield ten aanzien van wie, gedurende welke periode, welke werkzaamheden verrichtte. [geïntimeerden] stellen zich voorts op het standpunt dat een uitvoerige beschrijving van de individuele gezondheidsschade, bijvoorbeeld met medische verslagen en journaalregels van de huisarts, ondoenlijk is en bovendien zou leiden tot onderlinge kennisname van deze gegevens en daarmee een rechtstreekse inbreuk zou vormen op de persoonlijke integriteit van iedere individuele geïntimeerde.

3.19.

[geïntimeerden] hebben in hoger beroep een geanonimiseerde lijst overgelegd van de door hen verrichte werkzaamheden, de periodes waarin zij op het tROM-project hebben gewerkt en de gezondheidsklachten waaraan zij lijden. Het hof stelt vast dat in dit overzicht geen namen van geïntimeerden zijn vermeld en per regel slechts summier en globaal een werkperiode, verrichte werkzaamheden en fysieke klachten is vermeld.

Het hof noemt als voorbeelden:

"9 – 1JQ0160 – schuren en poetsen – 2004 t/m 2011 – nierkanker, (nier verwijderd) kortademig daardoor regelmatig longontsteking, hoesten en misselijkheid, stress en psychische problemen, loopneus"

"17 – 1JQ2365 – schuren, servetten opvouwen en fietsen gemaakt – 2010 t/m 2011 – aangezichtsverlamming, tintelingen, doofheid, verdoofd gevoel, artrose heup en diabetes, stress en psychische problemen, vaak verkouden"

"21 – 1JQ2381 – schuren en administratieve werkzaamheden, keukenwerkzaamheden – 2003/2005 – maagklachten, stress en psychische problemen, chronische verkoudheidsklachten"

Uit dit geanonimiseerde overzicht kan niet per individuele geïntimeerde worden afgeleid hoe lang, in welke periode, welke werkzaamheden zijn verricht en aan welke gezondheidsklachten elke individuele geïntimeerde lijdt, nog daargelaten het in beginsel door iedere individuele geïntimeerde in hoger beroep/eiser in eerste aanleg te bewijzen causaal verband.

3.20.

Het hof vermag niet in te zien dat en waarom het voor [geïntimeerden] ondoenlijk en onwenselijk is om de stellingen per individuele geïntimeerde te concretiseren. De – niet door NedTrain betwiste – omstandigheid dat de gemeente geen (sluitende) administratie bijhield kan [geïntimeerden] niet baten. Het ligt immers om te beginnen op de weg van [geïntimeerden] per geïntimeerde aan te geven wanneer zij op het tROM-project hebben gewerkt en welke werkzaamheden zij hebben verricht, nu deze informatie henzelf betreft en zij bij uitstek daarover beschikken. Hoewel vervolgens mogelijk geen al te hoge eisen kunnen worden gesteld aan de onderbouwing daarvan (door bijvoorbeeld overlegging van schriftelijke stukken, zoals de administratie van de gemeente), had een en ander moeten beginnen bij concretisering van de stellingen door [geïntimeerden] zelf.

Voorts mag van iedere individuele geïntimeerde worden verwacht dat hij/zij concretiseert aan welke specifieke gezondheidsklachten hij/zij lijdt, en hiervoor enige onderbouwing te geven, bijvoorbeeld aan de hand van medische gegevens. Het standpunt dat dit uit privacyoverwegingen onwenselijk is, volgt het hof niet. [geïntimeerden] hebben er immers zelf voor gekozen niet ieder voor zich te procederen, maar hun afzonderlijke vorderingen in één procedure te bundelen. De consequentie daarvan is dat geïntimeerden van elkaars gegevens op de hoogte raken. Degenen die daar onoverkomelijke bezwaren tegen hebben, hadden een zelfstandige procedure kunnen – en moeten – entameren.

Voor zover [geïntimeerden] bedoelen dat het ondoenlijk is de stellingen per geïntimeerde te specificeren, omdat dat (te) veel werk met zich brengt, is dat geen rechtens te respecteren standpunt. [geïntimeerden] zullen ten minste die basale gegevens moeten stellen om de inhoudelijke discussie over de zaak goed te kunnen voeren.

De defensiezaak

3.21.

[geïntimeerden] hebben nog verwezen naar de zogenoemde 'Defensie-zaak', waarin door dit hof aansprakelijkheid van de Staat jegens vier defensiemedewerkers is aangenomen, vanwege blootstelling aan chroom-6 tijdens hun werkzaamheden op een POMS-locatie (prepositioned organized material storage-locatie)15. Met name stellen [geïntimeerden] zich – met verwijzing naar het in cassatie in stand gelaten arrest van het hof – op het standpunt dat voor het vaststellen van causaliteit – in de zin van het condicio sine qua non (c.s.q.n.)-verband – tussen blootstelling aan chroom-6 en geleden schade de (enkele) mogelijkheid van gezondheidsschade al voldoende is. Volgens [geïntimeerden] hebben zij in de onderhavige zaak deze mogelijkheid van schade afdoende aangetoond met verwijzing naar de studies van de NCvB, de Gezondheidsraad en de Europese carcinogenenrichtlijnen vanaf 1994. Dit brengt volgens [geïntimeerden] mee dat aansprakelijkheid van NedTrain jegens [geïntimeerden] in het algemeen kan worden aangenomen en vervolgens uitsluitend nog de omvang van de schade per geïntimeerde dient te worden vastgesteld.

3.22.

Het hof volgt [geïntimeerden] niet in die redenering. Het oordeel van het hof in de Defensie-zaak dat voor het c.s.q.n.-verband slechts de (enkele) mogelijkheid van schade voldoende is, ziet erop dat het hof in de Defensie-zaak toepassing heeft gegeven aan de zogenoemde 'arbeidsrechtelijke omkeringsregel' van artikel 7:658 lid 2 BW. Deze houdt in dat, indien een benadeelde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat (i) hij aan bepaalde aandoeningen lijdt en (ii) dat de enkele mogelijkheid bestaat dat die aandoeningen door de blootstelling aan chroom-6 zijn veroorzaakt, aan het vereiste van causaal verband (c.s.q.n.) voor de vestiging van de aansprakelijkheid is voldaan, zonder dat ten aanzien van de oorzaak van de gezondheidsklachten absolute zekerheid hoeft te worden verkregen.16 Dit betekent echter niet – zoals [geïntimeerden] lijken te veronderstellen – dat indien zij "de enkele mogelijkheid dat blootstelling aan chroom-6 in het algemeen bepaalde gezondheidsschade kan veroorzaken" hebben aangetoond, dit voldoende is voor het aannemen van causaal verband in individuele gevallen. Daarvoor is nodig dat per geïntimeerde voldoende concreet wordt gesteld en onderbouwd dat er in relevante mate blootstelling heeft plaatsgevonden en dat er sprake is van concrete gezondheidsklachten, die als mogelijke oorzaak blootstelling aan chroom-6 kennen. Dat nu hebben [geïntimeerden] nagelaten.

3.23.

Ook voor het overige gaat een vergelijking met de Defensie-zaak niet op. In de Defensie-zaak werd eveneens het verweer gevoerd dat onvoldoende was gesteld om te concluderen dat de defensiemedewerkers leden aan de door hen genoemde aandoeningen en dat om die reden geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen blootstelling aan chroom-6 en de gestelde aandoeningen.

Anders dan in de onderhavige zaak, was in de Defensie-zaak ten aanzien van ieder van de vier betreffende defensiemedewerkers bekend welke werkzaamheden zij hadden verricht en stond vast dat bij die werkzaamheden sprake was geweest van directe blootstelling aan chroom-6. In de onderhavige zaak is niet gesteld en staat (dus) niet vast wie welke werkzaamheden heeft verricht, zodat ten aanzien van de individuele geïntimeerden ook niet vast staat of sprake is geweest van (directe of indirecte) blootstelling aan chroom-6 en zo ja in welke mate.

3.24.

In de Defensie-zaak is vast komen te staan dat de individuele defensiemedewerkers leden aan aandoeningen die kunnen worden veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6. Dit kon worden afgeleid uit besluiten op grond van een uitkeringsregeling van de Staat, waarbij aan hen een uitkering was toegekend. Om voor deze uitkering in aanmerking te komen, hadden de vier defensiemedewerkers met medische gegevens moeten aantonen dat zij aan aandoeningen leden die voorkwamen op de lijst van het RIVM van aandoeningen die veroorzaakt kunnen worden door blootstelling aan chroom-6. Hoewel ook in de Defensie-zaak de defensiemedewerkers niet hun (volledige) medische dossier in het geding hadden gebracht, kon uit de besluiten worden afgeleid dat de individuele defensiemedewerkers leden aan aandoeningen die door blootstelling aan chroom-6 kunnen worden veroorzaakt. Dit volgt uit het arrest van het hof in de Defensie-zaak17 en uit de conclusie van de AG bij het cassatieberoep in deze zaak18.

De in de besluiten genoemde ziekten/aandoeningen waren in de Defensie-zaak niet betwist.

In de onderhavige zaak wordt door NedTrain c.s. ten aanzien van ieder van de geïntimeerden betwist dat hij/zij lijdt aan een ziekte of aandoening die kan worden veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6. Ook in de onderhavige zaak is een regeling in het leven geroepen (de Regeling) op basis waarvan tROM-deelnemers een financiële tegemoetkoming kunnen krijgen. [geïntimeerden] hebben allen een bedrag van € 7.000,-- netto ontvangen. De enige voorwaarde voor toekenning van dit bedrag was dat de betreffende deelnemer in de periode 2004-2012 werkzaamheden heeft verricht op het tROM-project (artikel 4 lid 1 van de Regeling). Uit de gedingstukken blijkt vervolgens echter niet dat [geïntimeerden] (of een of meer van hen) ook een uitkering hebben verkregen op grond van artikel 3 van de Regeling, waarvoor vereist is dat medische gegevens worden overgelegd waaruit blijkt dat de betrokkene lijdt aan een aandoening of ziekte die is vermeld op de lijst van het RIVM. In de onderhavige zaak kan dan ook – anders dan in de Defensie-zaak – uit het feit dat [geïntimeerden] op grond van de Regeling een uitkering hebben ontvangen, niet worden afgeleid dat zij lijden aan gezondheidsklachten die mogelijk veroorzaakt zijn door blootstelling aan chroom-6. Er zijn geen medische gegevens voor ieder van de geïntimeerden overgelegd en ook anderszins kan niet blijken van vastgestelde gezondheidsklachten.

Het Schadeloket

3.25.

Ter mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [geïntimeerden] nog aangevoerd dat NedTrain kennis heeft van de specifieke gezondheidsklachten waaraan de individuele geïntimeerden lijden, nu [geïntimeerden] hun medische informatie buiten deze procedure om aan het Schadeloket van de betrokken verzekeraars hebben verstrekt. [geïntimeerden] hebben deze stelling, die zoals hiervoor aangegeven eerst tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is betrokken, niet onderbouwd. Nog daargelaten dat NedTrain betwist dat het Schadeloket over deze informatie beschikt en stelt dat zij daarover om privacyredenen ook niet de beschikking kan krijgen, constateert het hof dat deze informatie in ieder geval niet is ingebracht in deze procedure en daarom niet kan worden betrokken in de beoordeling.

Conclusie

3.26.

Nu [geïntimeerden] niet hebben voldaan aan hun stelplicht, is niet komen vast te staan dat [geïntimeerden] in de uitoefening van hun werkzaamheden op het tROM-project gezondheidsschade hebben geleden of zullen lijden door blootstelling aan chroom-6. Dit brengt mee dat geen enkele van de grondslagen waarop [geïntimeerden] hun vorderingen baseren, kan leiden tot de conclusie dat NedTrain aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] gestelde gezondheidsschade.

Slotsom en afwikkeling

3.27.

De slotsom is dat grief II van NedTrain in het principaal hoger beroep tegen het bestreden vonnis slaagt. De overige grieven in het principaal hoger beroep behoeven geen bespreking meer. Nu geen van de grondslagen kan leiden tot toewijzing van de vorderingen, falen ook de grieven in het incidenteel hoger beroep.

3.28.

Dit betekent dat de onder I.a. en b. gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen, evenals de onder II. gevorderde vergoedingen. [geïntimeerden] hebben vervolgens geen belang meer bij de onder I.c. gevorderde verklaring voor recht, zodat ook deze wordt afgewezen.

3.29.

Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. [geïntimeerden] hebben daartoe ook geen ter zake dienende en voldoende geconcretiseerde en gespecificeerde bewijsaanbiedingen gedaan. Voor zover [geïntimeerden] meer of andere bewijsstukken willen overleggen, hadden zij dit uit eigen beweging kunnen en moeten doen. Gelet op het stadium van de procedure (arrest na mondelinge behandeling in hoger beroep na memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep) zal het hof daarvoor geen gelegenheid meer geven.

3.30.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Bijgevolg zal de terugbetalingsvordering van NedTrain worden toegewezen en dienen [geïntimeerden] aan NedTrain terug te betalen al hetgeen door of namens NedTrain ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van die betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling.

3.31.

Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [geïntimeerden] hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.

Het hof stelt deze aan de zijde van NedTrain vast op € 28.253,52, te weten:

  • € 9.182,-- in eerste aanleg (€ 4.200,-- aan griffierecht en € 4.982,-- aan salaris advocaat (2 punten x € 2.491,-- per punt)),

  • € 14.643,52 in het principaal hoger beroep (€ 98,52 appelexploot, € 5.689,-- aan griffierecht en € 8.856,-- aan salaris advocaat (2 punten x € 4.428,-- per punt)),

  • € 4.428,-- in het incidenteel hoger beroep aan salaris advocaat (2 punten x € 2.214,-- per punt)).

3.31.1.

NedTrain heeft gevraagd om [geïntimeerden] (hoofdelijk) te veroordelen in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

ECLI:NL:GHSHE:2024:754

1RIVM-rapport p. 31 (productie 20 NedTrain)

2Deelrapport WP4-IRAS-UU bij RIVM-rapport p. 3, 4 (productie 22 NedTrain)

3Deelrapport WP4-IRAS-UU bij RIVM-rapport p. 47 (productie 22 NedTrain)

4Deelrapport WP4-IRAS-UU bij RIVM-rapport p. 50 (productie 22 NedTrain)

5Deelrapport WP4-IRAS-UU bij RIVM-rapport p. 33 (productie 22 NedTrain

6RIVM-rapport p. 19 (productie 20 NedTrain)

7RIVM-rapport p. 19 (productie 20 NedTrain)

8Deelrapport WP4-IRAS-UU bij RIVM-rapport p. 59 (productie 22 NedTrain)

9RIVM-rapport p. 19 (productie 20 NedTrain)

10RIVM-rapport p. 18 (productie 20 NedTrain)

11Deelrapport WP6 RIVM 2018 - 0167 bij RIVM-rapport p. 62 (productie 25 NedTrain)

12Deelrapport WP4-IRAS-UU bij RIVM-rapport p. 38 en 40 (productie 22 NedTrain)

13RIVM-rapport p. 31 (productie 20 NedTrain)

14Deelrapport WP6 RIVM 2018 - 0167 bij RIVM-rapport p. 13 (productie 25 NedTrain)

15Gerechtshof 's-Hertogenbosch 10 maart 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:871

16Zie ook ECLI:NL:PHR:2021:494, 3.44 e.v.

17Gerechtshof 's-Hertogenbosch 10 maart 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:871

18ECLI:NL:PHR:2021:494