Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 091122 causaliteit tussen ongeval en latere knieklachten; objectief onderzoek nodig; niet geschikt voor deelgeschil; geen begroting kosten

RBNHO 091122 causaliteit tussen ongeval en latere knieklachten; objectief onderzoek nodig; niet geschikt voor deelgeschil; geen begroting kosten

2
De feiten

2.1.
Op 9 januari 2021 rond 21.40 uur is [verzoeker] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. De bestuurder van een bij Achmea verzekerde personenauto kwam uit een uitrit gereden en verleende geen voorrang aan [verzoeker] , die op zijn scooter reed over een fietspad langs de Prins Bernhardlaan te Haarlem. [verzoeker] reed tegen de personenauto aan en viel met zijn scooter om.

2.2.
Op 27 januari 2021 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen een schadebehandelaar van Achmea en [verzoeker] . [verzoeker] deelde mee klachten te ondervinden aan zijn knie. Hij verwachtte eind februari 2021 hersteld te zijn. Achmea zegde toe een vergoeding van € 200,- uit te keren voor het geleden ongemak en verzocht [verzoeker] contact met haar op te nemen als hij eind februari 2021 toch niet was hersteld. Achmea heeft dit bevestigd bij brief van 27 januari 2021.

2.3.
Bij brief van 20 december 2021 heeft mr. Katik namens [verzoeker] aan Achmea een aansprakelijkstelling voor het ontstaan van het ongeval gestuurd. Achmea heeft de aansprakelijkheid erkend.

2.4.
Bij brief van 7 april 2022 heeft Achmea gezegd niet bereid te zijn om de beweerdelijk geleden schade van [verzoeker] te vergoeden, omdat er geen medische onderbouwing is. Achmea heeft in dit verband verwezen naar een in opdracht van haar opgesteld medisch advies van 7 april 2022. Daaruit blijkt dat het medisch dossier summier is en medische informatie aansluitend aan het ongeval ontbreekt. Volgens Achmea is de bevoorschotting van € 200,- voldoende en is de zaak daarmee afgedaan.

2.5.
Bij e-mail van 7 juni 2022 heeft mr. Katik Achmea bericht dat hij het volledige ongecensureerde huisartsenjournaal en de laatste medische informatie van de fysiotherapeut van [verzoeker] naar de medisch adviseur van Achmea heeft gestuurd. Achmea wordt verzocht binnen drie dagen haar standpunt te wijzigen en op een redelijke wijze de schade van [verzoeker] af te wikkelen.

2.6.
Achmea heeft binnen deze gestelde termijn niet gereageerd, waarna [verzoeker] deze deelgeschilprocedure is gestart.

3
Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat er causaal verband is tussen de gezondheidsklachten van [verzoeker] en het verkeersongeval op 9 januari 2021, met veroordeling van Achmea in de kosten van deze procedure.

3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat er wel degelijk een medische onderbouwing is voor zijn gezondheidsklachten. Hij heeft het volledige ongecensureerde huisartsenjournaal en alle medische informatie van zijn fysiotherapeuten ingediend bij de medisch adviseur van Achmea. Uit de beschikbare medische informatie blijkt dat zijn gezondheidsklachten aanwezig zijn, reëel, niet voorgewend, niet ingebeeld en niet overdreven. [verzoeker] heeft zijn gezondheidsklachten direct na het ongeval gemeld - op het schadeformulier en telefonisch aan Achmea - en deze steeds weer benoemd in de periode na het ongeval in de contacten met zijn medische behandelaars. Dat hij pas op 20 december 2021 naar de huisarts is gegaan, komt doordat hij dacht dat de pijn wel over zou gaan. Dat bleek niet het geval. [verzoeker] heeft in 2022 diverse behandelingen ondergaan om de klachten te verminderen, ondergaat nog steeds behandelingen en is nog in afwachting van behandelingen. Er is sprake van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon. Uit de beschikbare medische informatie blijkt ook dat de ongevalsklachten tot beperkingen leiden, aldus [verzoeker] .

3.3.
Achmea voert verweer. Achmea verzoekt de kantonrechter [verzoeker] in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken af te wijzen, met begroting van de deelgeschilkosten, voor zover deze voor toewijzing in aanmerking komen, op een bedrag van maximaal € 1.500,- inclusief btw.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat er causaal verband is tussen het hem overkomen verkeersongeval en zijn gezondheidsklachten. De kantonrechter begrijpt dat dit verzoek ziet op de knieklachten en dat is bedoeld is het juridisch causaal verband vast te stellen tussen deze klachten en de (daaruit voortvloeiende) beperkingen enerzijds en het ongeval op 9 januari 2021 anderzijds gedurende de periode vanaf het ongeval tot heden.

4.2.
Beoordeeld moet worden of het geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure, zoals [verzoeker] stelt en Achmea betwist.

4.3.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. De rechterlijke uitspraak in een deelgeschil moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

4.4.
Gegeven het doel om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechter steeds van geval tot geval te beoordelen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij moet ook worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop; als uitvoerige bewijsvoering nodig is en/of deskundigenberichten kan geoordeeld worden dat het geschil zich niet leent voor de deelgeschilprocedure.

Ontvankelijkheid

4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat een deelgeschil in beginsel geschikt kan zijn om het causaal verband vast te stellen, omdat een uitspraak hierover kan bijdragen aan het tot stand brengen van een vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter acht, anders dan Achmea, [verzoeker] dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.

Causaal verband

4.6.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken moet echter worden geconcludeerd dat een beslissing op wat [verzoeker] verzoekt in deze procedure onvoldoende kan bijdragen aan een regeling in der minne. Er zal geen sprake kunnen zijn van een snelle beantwoording van de vraag of er causaal verband aanwezig is tussen het ongeval en de door [verzoeker] gestelde knieklachten. Zoals hieronder zal worden toegelicht, is een nadere medische onderbouwing nodig.

4.7.
Het ligt op de weg van [verzoeker] om te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen dat sprake is van causaliteit tussen het verkeersongeval op 9 januari 2021 en de door hem gestelde knieklachten.

4.8.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het causaal verband aanwezig is medische informatie van zijn huisarts en van zijn fysiotherapeuten overgelegd. Uit die informatie blijkt dat [verzoeker] op 20 december 2021 op het spreekuur van de huisarts is geweest in verband met ‘pijnlijk knie > half jaar, ontstaan na ongeval (..) Plan: fysio.’ en dat hij vervolgens onder behandeling is (geweest) bij een fysiotherapeut. Die medische informatie is afkomstig uit de behandelend sector en klaarblijkelijk grotendeels gebaseerd op het eigen verhaal van [verzoeker] . Als er discussie is over het causaal verband, zoals hier het geval is, moet er echter objectief medisch onderzoek gedaan worden.

4.9.
Bij de huidige stand van zaken is het debat over de (medische) causaliteit nog niet volledig door partijen gevoerd, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat de knieklachten van [verzoeker] in causaal verband staan tot het ongeval. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld - de nu voorhanden zijnde gegevens zijn daarvoor in ieder geval niet toereikend - dat het vereiste causaal verband tussen zijn klachten en het hem overkomen ongeval bestaat. Er is eerst nader onderzoek nodig naar de medische causaliteit, bijvoorbeeld door een orthopeed, voordat de (juridische) causaliteit kan worden beoordeeld. Gelet op de hiermee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite, afgewogen tegen het belang van [verzoeker] , is in deze deelgeschilprocedure geen plaats voor nadere bewijslevering en/of een deskundigenonderzoek.

Conclusie

4.10.
Gelet op het voorgaande leent het geschil tussen [verzoeker] en Achmea zich niet voor afdoening binnen de kaders van een deelgeschil. Het verzoek van [verzoeker] zal daarom op grond van artikel 1019z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.11.
De kantonrechter moet de kosten van deze deelschilprocedure begroten, ook als een verzoek wordt afgewezen. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daaruit volgt dat de kantonrechter de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.12.
Met Achmea is de kantonrechter van oordeel dat in dit geval van laatstgenoemde situatie sprake is. [verzoeker] heeft een verzoek gedaan zonder dit van voldoende (medische) onderbouwing te voorzien. De (medische) feiten die voor beoordeling nodig zijn staan niet vast, terwijl duidelijk is dat in een deelgeschil voor de benodigde bewijslevering / deskundigenbericht geen plaats is. In deze omstandigheden en gezien de huidige stand van de rechtspraak in deelgeschillen had voor [verzoeker] duidelijk moeten zijn dat het verzoek zonder onafhankelijk medisch rapport geen kans van slagen had en had hij daarvan moeten afzien. Dit heeft als consequentie dat de met het deelgeschil gemoeide kosten niet als redelijk kunnen worden beoordeeld in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. De kosten van de behandeling van het verzoek komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Daardoor kan de begroting achterwege blijven. ECLI:NL:RBNHO:2022:9970