Overslaan en naar de inhoud gaan

GHDHA 160925 KG; ook in HB: 3 jaar EVR-registratie letselschadebureau vanwege werkwijze t.z.v. verwerken en aanpassen medische info

GHDHA 160925 KG; ook in HB: 3 jaar EVR-registratie letselschadebureau vanwege werkwijze t.z.v. verwerken en aanpassen medische info

in vervolg op:
RBROT 060125 KG; 3 jaar EVR-registratie letselschadebureau vanwege telefonische mededelingen aan cl t.z.v. aanpassen medische informatie

zie ook:
RBROT 090725 KG; Afwijzing vordering tot inschrijving als kandidaat NIVRE-expert; eisers staan (nog) niet te goeder naam en faam bekend

1De zaak in het kort

1.1

Allianz heeft Columbus en [appellant] voor de duur van drie jaar geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister (EVR). Aanleiding daarvoor was een geluidsopname van een telefoongesprek tussen [appellant] en een cliënt waaruit Allianz heeft afgeleid dat Columbus en [appellant] zich schuldig hadden gemaakt aan het (laten) aanpassen van medische informatie met als doel het verkrijgen van een hogere schadeuitkering dan waarop in werkelijkheid recht bestond. Columbus en [appellant] vorderen in dit kort geding verwijdering van de EVR-registratie of beperking van de duur daarvan.

1.2

Columbus heeft ter zitting de door haar ingestelde vordering ingetrokken. Ten aanzien van [appellant] komt het hof tot het voorlopig oordeel dat Allianz de registratie in het EVR niet hoeft te verwijderen of te bekorten.

2Procesverloop in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

- de dagvaarding van 20 januari 2025, waarmee Columbus c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2025;1

  • -

    de memorie van grieven van Columbus c.s., met bijlagen;

  • -

    de memorie van antwoord van Allianz, met bijlagen;

  • -

    de bijlagen die Columbus c.s. ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.

2.2

Op 20 maart 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Na afloop van de zitting heeft het hof – zoals afgesproken met partijen tijdens de mondelinge behandeling – op 21 maart 2025 van mr. Bijleveld een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ontvangen van 20 maart 2025.

3Feitelijke achtergrond

3.1

Columbus is een letselschadekantoor en trad op als belangenbehartiger van letselschadeslachtoffers. In dat kader voerde zij, in een buitengerechtelijk traject gericht op afwikkeling van schade, overleg en onderhandelingen met aansprakelijkheidsverzekeraars, waaronder Allianz.

3.2

[appellant] was als medewerker in de functie van schaderegelaar aan Columbus verbonden. Tot 2023 was hij tevens directeur van Columbus.

3.3

[appellant] stond mevrouw [naam] bij bij de afhandeling van een schadeclaim bij Allianz na een ongeval in 2021.

3.4

Op 15 augustus 2023 zond Allianz een brief aan Columbus c.s. met daarin een link naar een geluidsopname die zij had ontvangen van een cliënt van Columbus. Dit betrof een heimelijk gemaakte opname van een telefoongesprek in december 2022 tussen [appellant] en mevrouw [naam] die zij aan Allianz ter beschikking had gesteld. In de brief wordt onder meer vermeld:
“Uit de geluidsopname blijkt bijvoorbeeld:
(…)
- Dat u aangeeft dat medische informatie aangepast moest worden. En dat u vervolgens aangeeft dat er na aanpassing bewijs is voor de doorlopende klachten en beperkingen (vanaf 56 minuten 36 seconden);
- Dat uw cliënte werd verzocht om informatie door de medisch behandelaren aan te laten passen (vanaf 1 uur en 1 minuut, 1 uur en 4 minuten);
- Dat als u of uw kantoor denkt dat de (medische) informatie een alternatieve verklaring kan opleveren of niet kan worden toegerekend aan het ongeval, het uit het dossier moeten worden gehaald of moet worden aangepast. Ten aanzien van dit punt geeft u ook nog aan dat u uw werkzaamheden altijd op die wijze zult blijven uitvoeren en dat u uw mensen ook zo opleidt (vanaf 1 uur en 2 minuten en 42 seconden).
Daarnaast heeft mevrouw [naam] ons onlangs bericht dat zij in een nota buitengerechtelijke kosten van u heeft waargenomen dat u uren declareert voor correspondentie die met haar zou hebben plaatsgevonden. Zij geeft echter aan dat ze al vanaf december geen contact meer met u of uw kantoor heeft gehad (…).

Wij zijn van mening dat wij niet meer kunnen samenwerken met u en uw kantoor als belangenbehartiger (…). Daarnaast overwegen wij het plaatsen van een EVR-registratie van u en/of uw kantoor.

Voordat wij overgaan tot dergelijke ingrijpende maatregelen willen wij u en uw kantoor in de gelegenheid stellen te reageren op deze brief (…).”

3.5

Na schriftelijke reacties van Columbus c.s. heeft Allianz op 17 november 2023 aan Columbus c.s. bericht dat zij geen aanleiding zag om haar standpunt te wijzigen. In de brief van (de betrokken medewerker van) Allianz staat onder meer:

“Geconstateerde misstanden
In mijn brief van 15 augustus 2023 heb ik gewezen op de misstanden die wij in uw werkwijze hebben geconstateerd. Wij hebben u daarbij onder andere gewezen op de geluidsopname die wij van mevrouw [naam] hebben ontvangen. Daaruit is ons gebleken (…) dat u aangeeft dat medische informatie moet worden aangepast. Bovendien geeft u ook in het algemeen aan dat als u of uw kantoor denkt dat de opgevraagde (medische) informatie een alternatieve verklaring kan opleveren voor de klachten, deze informatie uit het dossier moet worden gehaald of moet worden aangepast. Ik citeer uit de geluidsopname:

“Als wij informatie binnen krijgen, op welk moment dan ook, of dat dan is blijven liggen per ongeluk of niet. Voordat wij informatie delen met de verzekeringsmaatschappij, gaan wij ons altijd afvragen hoe bruikbaar is dit nou. En als daar bijvoorbeeld iets in staat waarvan wij zeggen “’maar wacht eens even hier kan die verzekeraar mee aan de haal gaan, dit kan mogelijk een alternatieve verklaring zoals dat heet voor de klachten en beperkingen die u ervaart of we krijgen dit nooit toegerekend aan het ongeval dan heel simpel, dat moet eruit, dat moet aangepast worden. En dat zal ik altijd blijven doen in letselschadedossiers en zo leid ik mensen ook op.”

Verder is ons uit contact met mevrouw [naam] gebleken dat u tijd heeft gedeclareerd voor correspondentie die met haar zou hebben plaatsgevonden, terwijl zij op dat moment al geruime tijd geen contact met u had gehad. In onze brief van 15 augustus 2023 hebben wij u voorts erop gewezen dat de bevindingen in het dossier van mevrouw [naam] het beeld bevestigen dat naar voren is gekomen uit andere dossiers waarbij u of uw kantoor betrokken is geweest. Daarbij hebben wij ter illustratie een aantal dossiers als voorbeeld genoemd.

Stopzetten samenwerking

Door voornoemde constateringen heeft u het vertrouwen van Allianz in ernstige mate beschaamd (…). Allianz accepteert u niet (langer) als belangenbehartiger en zal geen schriftelijke of telefonische contacten (meer) met u onderhouden. Nu uit de geluidsopname volgt dat het aan (laten) passen van (medische) informatie uw kantoorbeleid is geldt het voorgaande evenzeer voor de bij uw onderneming werkzame personen (…).

De in de vorige alinea’s beschreven maatregelen gelden voor een periode van drie jaar. In deze periode is Allianz niet bereid om u(w) kantoor als belangenbehartiger te accepteren.(…).”

3.6

Op dezelfde datum zond Allianz Columbus c.s. een brief met de mededeling dat zij met ingang van 17 augustus 2023 de (persoons)gegevens van Columbus en [appellant] voor een termijn van drie jaren in het Externe Verwijzingsregister (EVR) had geplaatst.

3.7

Na 17 november 2023 hebben partijen een aantal keer met elkaar gesproken en gecorrespondeerd. Bij brief van 5 april 2024 heeft Allianz aan Columbus c.s. bericht dat zij de bezwaren met betrekking tot (de hoogte van) de bij haar gedeclareerde werkzaamheden zal laten rusten. Allianz was echter niet bereid de getroffen maatregelen aan te passen.

3.8

Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is Columbus op 1 maart 2025 ontbonden door turboliquidatie (artikel 19 lid 1, onder a, en lid 4 BW).

4Procedure bij de rechtbank

4.1

Columbus en [appellant] hebben Allianz gedagvaard en primair gevorderd dat Allianz de registraties van de (persoons)gegevens van Columbus c.s. in het EVR ongedaan zal maken en subsidiair dat zij de duur van die EVR-registraties zal beperken, in beide gevallen op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Allianz in de proceskosten.

4.2

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen en Columbus en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.

5Vorderingen in hoger beroep

5.1

Columbus en [appellant] zijn in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens zijn met het vonnis. Zij hebben vijf bezwaren (grieven) tegen het vonnis aangevoerd. In hoger beroep vorderen zij hetzelfde als bij de voorzieningenrechter.

5.2

Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de advocaat van) Columbus naar voren gebracht dat Columbus geen partij meer kan zijn in dit hoger beroep, danwel geen belang meer heeft bij de door haar ingestelde vordering en haar vordering (indien mogelijk) ingetrokken. Allianz heeft daarop meegedeeld dat zij haar vordering tot betaling van de proceskosten door Columbus handhaaft.

5.3

Het hof overweegt dat wanneer een rechtspersoon tijdens een procedure door turboliquidatie ophoudt te bestaan, dat er niet aan in de weg hoeft te staan dat de procedure door of tegen haar wordt voortgezet.2 Het hof vat de (ter zitting uitdrukkelijk herhaalde) wens van Columbus haar vordering in te trekken op als een vermindering van haar eis tot nihil, zodat die vordering geen beoordeling behoeft.

6Beoordeling in hoger beroep

Toelaten stukken tot het procesdossier

6.1

Allianz heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling op 20 maart 2025 bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen van de producties 18-20 door [appellant] op 18 en 19 maart 2025. Het hof is het met Allianz eens dat de stukken niet conform de in het procesreglement opgenomen termijnen zijn ingediend, terwijl dit wel mogelijk was. Daar staat tegenover dat de stukken gering van omvang zijn, zodat Allianz niet in haar verdediging geschaad kan worden geacht. Het hof weegt ook mee dat de inhoud (deels) op zitting is besproken. Het bezwaar wordt daarom (voor zover thans nog nodig) verworpen.

Spoedeisend belang

6.2

Columbus en [appellant] heeft (ook nu nog) voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering. Aannemelijk is dat, zoals door hem aangevoerd, [appellant] als gevolg van de EVR-registratie (onder meer) hinder ondervindt bij het uitoefenen van zijn werk als schadebehandelaar en/of bij het afsluiten van financiële producten.

6.3

Dat, zoals door Allianz naar voren gebracht, de nadelige situatie waarin [appellant] zich thans bevindt, ook andere oorzaken kent, zoals een op hem betrekking hebbende EVR-registratie door Nationale Nederlanden, staat aan het spoedeisend belang van [appellant] om de Allianz-registratie door de rechter te laten beoordelen niet in de weg. Het gaat hier om afzonderlijke handelingen van verzekeraars die ieder voor zich invloed uitoefenen op de positie van [appellant] en afzonderlijk moeten worden beoordeeld. Daarbij komt dat [appellant] ter zitting bij het hof heeft aangegeven van plan te zijn ook de registratie door Nationale Nederlanden aan te vechten.

6.4

Het hof verwerpt ook de stelling van Allianz dat [appellant] te lang zou hebben stilgezeten, voordat hij de onderhavige procedure aanhangig maakte. Partijen hebben immers vanaf augustus 2023 met regelmaat met elkaar gecorrespondeerd. Dat [appellant] niet onmiddellijk rechtsmaatregelen heeft getroffen tegen de EVR-registratie, kan worden verklaard doordat – zoals ook Allianz heeft aangevoerd – de financiële nood bij Columbus aanvankelijk nog niet zo hoog was, omdat verschillende verzekeraars nog met Columbus samenwerkten.

Registratie persoonsgegevens [appellant] in het EVR

6.5

Het hof zal hierna beoordelen of gelet op de belangen van partijen de gevraagde voorlopige voorzieningen moeten worden gegeven. Als uitgangspunt geldt dat in kort geding geen plaats is voor (uitgebreide) bewijslevering. Het hof oordeelt daarom op basis van de vraag of partijen hun standpunten naar zijn voorlopig oordeel voldoende aannemelijk hebben gemaakt.

6.6

Allianz heeft [appellant] voor de duur van acht jaar in haar Interne Verwijzingsregister (IVR) geregistreerd en voor drie jaar in het EVR. [appellant] maakt in deze procedure alleen bezwaar tegen de EVR-registratie.

6.7

Het IVR en EVR maken deel uit van het Incidentenwaarschuwingssysteem voor financiële instellingen, waaronder banken en verzekeraars. Het systeem is opgezet met het doel om misbruik van het financieel stelsel tegen te gaan. Dit misbruik omvat alle vormen van onrechtmatig handelen, inclusief fraude, en inbreuken op de integriteit van het financieel stelsel. Het IVR van een instelling is een register dat alleen toegankelijk is voor de betreffende instelling en de aan haar verbonden ondernemingen. Het EVR is aan het IVR gekoppeld. Dit register is ook toegankelijk voor andere financiële instellingen. Hierin kunnen zij toetsen of een (potentiële) cliënt in het IVR is geregistreerd. Als zij meer informatie willen krijgen over een incident, moeten zij contact opnemen met de registrerende instelling.

6.8

De registratie van persoonsgegevens in het IVR en het EVR is een verwerking van persoonsgegevens, zodat moet worden voldaan aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet op de AVG (UAVG). Opname in en raadpleging van deze registers is voorts alleen toegestaan onder de voorwaarden van het – door de Autoriteit Persoonsgegevens goedgekeurde – Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: het PiFi).

6.9

In het EVR dienen gegevens te worden opgenomen van personen van wie de gedragingen een bedreiging vormden, vormen of kunnen vormen voor (i) de (financiële) belangen van cliënten, alsmede de financiële instellingen zelf of (ii) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector (artikel 5.2.1 PiFi 2021).

6.10

Voorts moet in voldoende mate vaststaan dat de persoon betrokken is bij die gedragingen. Die vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte wordt gedaan. Tot slot dient ook het proportionaliteitsbeginsel in acht te worden genomen (artikel 5.2.1 PiFi 2021).

6.11

In het kader van dit kort geding moet Allianz aannemelijk maken dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat aan bovengenoemde vereisten is voldaan.

6.12

Allianz heeft aangevoerd dat sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar handelen, en hoe dan ook van onoorbare praktijken en (poging tot) fraude. In elk geval is volgens Allianz sprake van gedrag dat een bedreiging vormt voor de belangen en de integriteit van Allianz en andere verzekeraars en financiële instellingen. Meer specifiek verwijt Allianz [appellant] dat hij medische informatie van cliënten heeft (laten) aanpassen, met als doel om voor de beoordeling van de schadeomvang relevante informatie achter te houden.

6.13

Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Allianz onder meer gewezen op het transcript van het telefoongesprek tussen [appellant] en mevrouw [naam] van 15 december 2022, waarin de navolgende passage is opgenomen:

[…] Wat in onze markt normaal gesproken gebeurt is dat er informatie binnenkomt van het fysiotherapeut, niemand kijkt ernaar en het wordt gewoon gedeeld met de verzekeringsmaatschappij zonder zich af te vragen of die informatie gunstig is. […] Voordat wij informatie delen met de verzekeringsmaatschappij, gaan wij ons altijd afvragen hoe bruikbaar is dit nou. En als daar bijvoorbeeld iets in staat waarvan wij zeggen "maar wacht eens even hier kan die verzekeraar mee aan de haal gaan, dit kan mogelijk een alternatieve verklaring zoals dat heet voor de klachten en beperkingen die u ervaart of we krijgen dit nooit toegerekend aan het ongeval dan heel simpel, dat moet eruit, dat moet aangepast worden. En dat zal ik altijd blijven doen in letselschadedossiers en zo leid ik mensen ook op. […] Ik sta er nog steeds achter dat de dames op het medisch secretariaat gezegd hebben van hey wij krijgen die informatie, wij zien dat, dat moet gedeeld worden, oh we hadden het kennelijk al, nou eens even kijken hoe gunstig dat is. En dat het dan zo is dat u een aantal maanden later terugzenden naar zo’n (niet verstaanbaar woord), ja dat is vervelend maar liever dat, dan dat het gedeeld wordt met een wederpartij en vervolgens het dossier de prullenbak ingaat omdat er allerlei andere verklaringen zijn voor uw klachten. Ja dat zijn afwegingen die je maakt. En ik doe nog altijd liever dat laatste.[…]

en op een e-mail van 5 december [naar het hof aanneemt: 2022] van een medewerker van [appellant] aan mevrouw [naam] :

“Zojuist heb ik het verslag van het UWV doorgenomen.

De informatie m.b.t. de psychische voorgeschiedenis en de opname in mei 2022 (onder medische informatie verloop) is mijns inziens inderdaad niet verstandig om te delen met de wederpartij. Wanneer u zou willen proberen dit te laten herzien bij het UWV dan zou dat erg fijn zijn, helaas is dit in de meeste gevallen niet makkelijk bij deze instelling.

Mocht het niet lukken de medische verloop informatie te laten herzien dan kunnen wij er ook voor kiezen om de eerste brief van 3-6-2022 en het actueel oordeel te delen zonder de medische informatie. Graag hoor ik van u of het gelukt is de informatie te herzien wanneer dit niet lukt bespreken we welke keuze we maken m. b. t. het delen van de overige informatie.

Mw. […]
Werkzaam in de praktijk [appellant] ”

6.14

Het hof is van oordeel dat Allianz hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat door [appellant] een werkwijze werd gehanteerd waarbij cliënten, en in elk geval mevrouw [naam] , werd(en) aangezet om medische gegevens aan te (laten) passen om andere redenen dan bescherming van de privacy van de cliënt. Uit de hiervoor onder 6.13 opgenomen citaten komt het beeld naar voren dat de aanpassingen erop gericht waren te voorkomen dat (bepaalde) klachten niet konden worden toegerekend aan de schadeveroorzakende gebeurtenis (in dit geval het ongeval van mevrouw [naam] ). Ter toelichting geldt het volgende.

6.15

Uit het transcript van het telefoongesprek komt het beeld naar voren dat de vaste werkwijze van [appellant] en zijn medewerkers inhoudt dat de informatie over de cliënt, bijvoorbeeld van een fysiotherapeut, die bij Columbus binnenkomt, niet zonder meer wordt gedeeld met de verzekeraar, maar dat steeds wordt bekeken of de informatie ‘gunstig’ is voor de cliënt. Informatie die niet ‘gunstig’ is, maar bijvoorbeeld een alternatieve verklaring kan opleveren voor de klachten van de cliënt moet eruit of aangepast worden.

6.16

Uit het e-mailbericht blijkt dat de medewerker van [appellant] mevrouw [naam] expliciet vraagt om de van het UWV verkregen informatie te laten herzien en, in het geval dat niet lukt, deze informatie, hoewel recent en daterend van na het ongeval, achter te houden. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de betreffende medewerker de werkzaamheden in het dossier van mevrouw [naam] in naam van [appellant] en onder zijn verantwoordelijkheid uitvoerde, hetgeen [appellant] ook niet (gemotiveerd) betwist.

6.17

[appellant] heeft nog aangevoerd dat het niet delen van medische informatie op grond van de Medische paragraaf van de Gedragscode Behandeling Letselschade (hierna: de Medische Paragraaf) is toegestaan. Volgens [appellant] kan bij kortdurende schades (een schade met een verwachte duur van minder dan twee jaar) worden volstaan met medische informatie die uitsluitend verband houdt met het ongeval en staat het Columbus vrij om, als een arts of medisch hulpverlener ongevraagd informatie aanlevert, concreet met de cliënt te bepalen welke medische gegevens al dan niet (potentieel) relevant zijn in het kader van de schadebehandeling.

6.18

Het betoog van [appellant] faalt reeds omdat uit het voorgaande blijkt dat hij door het achterhouden van informatie wilde voorkomen dat de verzekeraar alternatieve verklaringen voor klachten zou opmerken. Die vorm van misleiding is ook in het geval van een kortdurende schade niet toegestaan. Daarbij komt dat de door [appellant] overgelegde producties erop wijzen dat in de situatie van mevrouw [naam] geen sprake was van een (claim voor) kortdurende schade. Zo is in de in hoger beroep overgelegde schade-inventarisatie van mevrouw [naam] een “P.M.-post” voor pensioenschade opgenomen, en wordt de hypothetische (medische) situatie van de benadeelde zonder ongeval en de toekomstige (medische) situatie met ongeval in kaart gebracht, hetgeen op grond van de Medische Paragraaf bij een (verwachte) schadelooptijd van minder twee jaar meestal niet nodig is.

Is de registratie proportioneel?

6.19

Uit het PiFi vloeit voort dat Allianz voordat zij overgaat tot registratie in het EVR een proportionaliteitsafweging moet maken. Dat brengt mee dat moet worden getoetst of het belang van de financiële instellingen om opmerkzaam te worden gemaakt op de gedragingen van de betrokken (rechts)persoon zwaarder moet wegen dan de (mogelijk) nadelige gevolgen die deze (rechts)persoon daarvan ondervindt.

6.20

Het hof is van oordeel dat bij afweging van de wederzijdse belangen van partijen het belang van de financiële instellingen dient te prevaleren. Het hof volgt Allianz daarbij in haar, door [appellant] ook niet betwiste, stelling dat het kunnen vertrouwen op de belangenbehartiger in letselschadezaken van groot belang is, omdat de aansprakelijkheidsverzekeraars in letselschadezaken voor de beoordeling van de gestelde schade en het causaal verband in grote mate afhankelijk zijn van de door de benadeelde zelf verstrekte informatie, die privacygevoelig is. Dat beperkt verzekeraars in hun mogelijkheden om onderzoek te doen. [appellant] had aldus als belangenbehartiger in letselschadezaken een belangrijke rol bij de correcte afhandeling van letselschadezaken. Zijn hiervoor beschreven gedragingen vormen om die reden een serieuze bedreiging voor de (financiële) belangen van de sector. Daarbij komt dat [appellant] , zoals hij ter zitting verklaarde, nog steeds achter zijn aanpak van de zaak met mevrouw [naam] staat.

6.21

Het hof volgt [appellant] ten slotte niet in zijn betoog dat Allianz gehouden zou zijn om de registratieduur van drie jaar neerwaarts aan te passen, vanwege het laten vervallen van het verwijt dat [appellant] frauduleus zou hebben gedeclareerd. Naar voorlopig oordeel van het hof heeft Allianz voldoende onderbouwd dat een registratieduur van drie jaar passend is bij de gewraakte handelwijze met betrekking tot het aanpassen van de medische informatie.

6.22

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat met het oog op de gerechtvaardigde belangen van de financiële instellingen, de registratie in het EVR, ingaande op 17 augustus 2023 voor de duur van drie jaar, zoals door Allianz gehanteerd, in het onderhavige geval proportioneel is.

1Rb Rotterdam 6 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:437.

2HR 11 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:164 (r.o. 3.2.6) en HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.

Gerechtshof Den Haag 16 september 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1778