GRZ 041223 regres zvz; aanhanger met boot rijdt over fietser die door mul zand viel; geen ES fietser
- Meer over dit onderwerp:
GRZ 041223 regres zvz; aanhanger met boot rijdt over fietser die door mul zand viel; geen ES fietser
In relatie tot:
RBNHO 010524 aanhanger met boot rijdt over fietser die door mul zand viel; 40% ES fietser; na bill. corr. 15%
- toegewezen cf verzoek; 11,7 uur x € 250,00 + 21%, x 85% vanwege ES = € 3.566,18
Uitspraak van de Geschillencommissie Regresaanspraken Zorgverzekeraars inzake een geschil met betrekking tot het convenant regres zorgverzekeraars/ aansprakelijkheidsverzekeraars.
Partijen
Partij A, zorgverzekeraar van X, fietser;
Partij B, WAM-verzekeraar van de auto, bestuurd door Y, automobilist.
Feitelijke gegevens
Op 4 juni 2021 omstreeks 13:34 uur was de fietser X betrokken bij een verkeersongeval op de Volharding vanuit De Cocksdorp richting de Vuurtorenweg te Texel. De Volharding is een smalle eenrichtingsweg (behalve voor fietsers) buiten de bebouwde kom met aan beide kanten een smalle berm die aan de zeekant verhoogd is. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. De fietser reed op een elektrische fiets een pick-up truck (Volkswagen Amarok) met daarachter boottrailer tegemoet. De auto met boottrailer reed uiterst rechts. Tijdens het passeren van de auto met boottrailer kwam de fietser met het wiel in het mulle zand van de berm terecht, is zij gevallen en deels onder het achterwiel van de trailer gekomen.
https://maps.app.goo.gl/ts6o83fKqmxcaYKY7
Deze foto is afkomstig van Google Maps
Stellingname van partijen
Partij A is van mening dat er geen sprake is van overmacht aan de zijde van de bestuurder. Partij A stelt dat, gelet op artikel 3 van het convenant, partij B niet heeft bewezen dat de bestuurder van de auto met daarachter de boottrailer geen enkel verwijt valt te maken voor wat betreft de betrokkenheid bij het ongeval. Volgens partij A valt de bestuurder wel degelijk een verwijt te maken. Er was volgens partij A extra voorzichtigheid geboden bij het passeren van de fietser, gelet op de smalle weg. De verzekerde van partij A verklaart te zijn gevallen doordat zij moest uitwijken voor de auto. Partij A stelt dat de bestuurder beter had moeten anticiperen op de verkeerssituatie, gezien de situatie ter plekke.De bestuurder had volgens partij A rekening moeten houden met de breedte van zijn voertuig met trailer, de smalle weg, het zand langs de rand van de weg en het manoeuvreren van de fietser. Volgens partij A heeft de bestuurder de fietser gehinderd om haar weg veilig voort te zetten. Nu de bestuurder van de auto met trailer in de nabijheid van de plek van het ongeval woonachtig is, had de bestuurder ook kennis van deze weg. Omdat veilig passeren niet mogelijk was, had hij volgens partij A zijn voertuig stil moeten zetten. Partij A is van mening dat partij B 100% van de schade aan partij A moet voldoen.
Partij B stelt zich op het standpunt dat sprake is van overmacht. De bestuurder reed stapvoets, zo’n 10 à 15 km/ uur, en uiterst rechts, deels in de berm. Partij B stelt dat het passeren van de auto geen invloed heeft gehad op de val van de fietser. Partij B stelt dat er in de onderhavige situatie voor de fietser voldoende ruimte was om de auto te passeren. De weg is circa 3.20 meter breed en het voertuig 1.95meter, waardoor er voldoende ruimte was voor de fietser om te passeren, zeker nu de bestuurder al deels in de berm reed. Vóór de fietser ten val kwam waren er reeds drie andere fietsers, waaronder haar partner de auto veilig gepasseerd. Er was dus geen aanleiding voor de bestuurder om aan te nemen dat er onvoldoende ruimte was om elkaar te passeren. Daarbij fietste de fietser met normale snelheid en niet bijzonder langzaam of bedeesd. Het komt op de Volharding vaak voor dat voertuigen en fietsers elkaar passeren, en de bestuurder heeft niet eerder meegemaakt dat dit problemenopleverde, ook niet als hij met deze boottrailer reed.
Partij B meent dat de bestuurder gelet op de omstandigheden rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt voor de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. Partij B wijst er daarbij op dat het ongeval volgens het proces verbaal is ontstaan doordat de fietser door eigen toedoen van de weg en uit balans is geraakt. Volgens partij B hoefde de bestuurder er geen rekening mee te houden dat een fietser, terwijl er voldoende ruimte was, uit balans zou raken en na een stuurcorrectie op een ongelukkige manier ten val zou komen. Volgens partij B kan de fietser juist worden verweten dat zij niet rechtdoor is blijven fietsen en geen adequate stuurcorrectie heeft gemaakt. Partij B ziet niet in wat de bestuurder nog meer had kunnen doen om het ongeval te voorkomen en verwijst naar een drietal uitspraken(Gerechtshof Leeuwarden 8 maart 2006, ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4134, Rechtbank Limburg 23 november 2002, ECLI:NL:RBLIM:2022:9422, Rechtbank Noord-Holland 14 februari 2018,ECLI:NL:RBNHO:2018:874 en 19 GRZ 08). Partij B meent dan ook dat zij niet gehouden is om enige schade te vergoeden aan partij A.
Overwegingen van de commissie
De commissie verklaart zich ontvankelijk het geschil in behandeling te nemen.
De kern in de onderhavige kwestie ziet op de beantwoording van de vraag of in dit specifieke geval sprake is van overmacht. Om een succesvol beroep op overmacht te kunnen doen, dient het ongeval enkel en alleen te wijten te zijn aan een fout van de zwakkere verkeersdeelnemer. De automobilist dient alles te hebben gedaan om een ongeval te voorkomen. De fout van de zwakkere verkeersdeelnemer dient zo onwaarschijnlijk te zijn dat de automobilist daarmee in alle redelijkheid geen rekening kon en hoefde te houden.
Uitgangspunt is de maximale bescherming van de zwakkere verkeersdeelnemer. De commissie overweegt dat gemotoriseerde weggebruikers rekening dienen te houden met mogelijke fouten van andere, zwakke, verkeersdeelnemers. Overmacht dient door de automobilist aangetoond te worden. Duidelijk moet zijn dat de automobilist rechtens geen enkel verwijt gemaakt kan worden en dat hij alles gedaan heeft om een ongeval te voorkomen.
In deze bewijslast slaagt de automobilist niet. Ten tijde van het ongeval was het dag en het zicht was goed. Er was sprake van een overzichtelijke weg en zonnig droog weer. De weg betrof een smalle éénrichtingsweg voor auto’s (behalve voor fietsers) met een smalle berm met (stuif)zand. Het voertuig betrof een combinatie van een pick-up truck met daarachter een boottrailer, hetgeen een grote voertuigcombinatie is op deze smalle weg. De automobilist heeft op de verkeerssituatie geanticipeerd door zijn snelheid behoorlijk te minderen.
De commissie overweegt dat de automobilist, gelet op de specifieke omstandigheden op de smalle weg, echter nog een verdergaande maatregel had kunnen nemen door voor het passeren stil te gaan staan met zijn voertuigcombinatie. De bestuurder woonde in de nabijheid van de plek van het ongeval, was goed bekend met de lokale verkeerssituatie en had mede daarom extra alert moeten zijn. Het voorgaande betekent dat de bestuurder zich ook bewust had moeten zijn van de mogelijke gevaren.
De situatie in de door partij B genoemde uitspraak 19 GRZ 08 van deze geschillencommissie is, gelet op de feiten en omstandigheden, substantieel anders dan de onderhavige kwestie. In de aangehaalde zaak werd weggereden vanuit stilstand, hetgeen in de onderhavige kwestie niet aan de orde was. Ook de door partij B aangehaalde jurisprudentie heeft betrekking op andere feiten en omstandigheden,waardoor de commissie hieraan voorbij gaat.
Het beroep op eigen schuld treft in deze kwestie ook geen doel.
Bindend advies
De commissie is van oordeel dat het ongeval is te wijten aan een fout van de automobilist. Partij B is daarom gehouden 100% van de vordering van partij A te voldoen.
Aldus beslist op 4 december 2023 door prof.mr. J.G.J. Rinkes, mr. drs. N.J.E.G. Cremers, mr. L. van den Eshof, leden van de Geschillencommissie Regresaanspraken Schadeverzekeraars, in tegenwoordigheid van mr. A. Hogenesch, secretaris.
prof. mr. J.G.J. Rinkes, voorzitter,
mr. A. Hogenesch secretaris 23 GRZ 07