Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 160425 psychisch letsel a.g.v. seksueel misbruik; benoeming verzekeringsarts en arbeidsdeskundige

RBROT 160425 psychisch letsel a.g.v. seksueel misbruik; benoeming verzekeringsarts en arbeidsdeskundige

in vervolg op:
GHDHA 280524 ook hof stelt o.b.v. psychiatrisch desk. bericht psychisch letsel a.g.v. seksueel misbruik vast; vervolg: onderzoek door vza en ad-er
en

RBROT 051022 obv deskundigenbericht psychiater stelt Rb psychisch letsel agv seksueel misbruik vast; vervolg: onderzoek door vza en ad-er
en:

RBROT 190122 seksueel misbruik. Aanvullende vragen aan de deskundige in relatie tot aanvangsmoment misbruik

 

2De verdere beoordeling

2.1.

In het tussenvonnis van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat [eiser] psychische klachten heeft die het gevolg zijn van het seksueel misbruik door [gedaagde]. Verder heeft de rechtbank in dat vonnis geoordeeld dat [gedaagde] de schade die [eiser] hierdoor lijdt aan hem moet vergoeden en het voornemen geuit deskundigenonderzoeken door een verzekeringsarts en aansluitend een arbeidsdeskundige te bevelen.

2.2.

De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen deskundigenonderzoeken (de wenselijkheid ervan, de persoon van de deskundige(n) en de daaraan te stellen vragen).

2.3.

[eiser] gaat blijkens zijn akte na tussenvonnis akkoord met gelijktijdige benoeming van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. [gedaagde] heeft zich in het door hem ingediende B16 formulier gerefereerd aan de door de rechtbank te benoemen verzekeringsarts en aangegeven dat benoeming van een arbeidsdeskundige wat hem betreft nog niet aan de orde is. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank beide deskundigenonderzoeken in dit vonnis bevelen, met dien verstande dat het onderzoek door de arbeidsdeskundige alleen plaats dient te vinden als de verzekeringsarts beperkingen heeft vastgesteld. De door [gedaagde] opgemerkte onduidelijkheid over de werkzaamheden die [eiser] de afgelopen jaren heeft verricht staat daar niet in de weg. De arbeidsdeskundige kan daar onderzoek naar doen indien hij dat nodig acht voor de beantwoording van de aan hem voorgelegde vragen.

2.4.

Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de door de rechtbank in het tussenvonnis van 5 oktober 2022 voorgestelde vragen. De deskundigen die de rechtbank heeft benaderd hebben inzage in die vragen gekregen en de na te noemen arbeidsdeskundige heeft naar aanleiding daarvan opgemerkt dat hij een netto inkomen alleen generiek kan benaderen. De rechtbank legt daarom de in het tussenvonnis voorgestelde vragen aan de deskundigen voor,

met dien verstande dat daarin wordt uitgedrukt dat het netto inkomen generiek kan worden benaderd.

2.5.

Partijen hebben geen overeenstemming over de persoon van de te benoemen deskundigen bereikt. Ook heeft geen van partijen zich uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundigen. Daarom heeft de rechtbank deskundigen uit haar eigen bestand aangezocht. De verzekeringsarts [naam 1] en de arbeidsdeskundige [naam 2] hebben zich in staat en bereid verklaard om in deze zaak als deskundigen op te treden. De rechtbank zal hen daarom tot deskundigen benoemen.

2.6.

Verzekeringsarts [naam 1] heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 9.437,25 (inclusief btw) en de arbeidsdeskundige [naam 2] heeft dat begroot op € 7.860,00 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. [eiser] heeft geen bezwaar gemaakt tegen die begrotingen. [gedaagde] heeft in die zin bezwaar tegen de begroting van de verzekeringsarts dat hij heeft gesteld dat haar uurtarief hoog is. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat [gedaagde] zijn stelling niet heeft onderbouwd en ook niet heeft gesteld dat het uurtarief bovenmatig is. De rechtbank zal de voorschotten daarom vaststellen op € 9.437,25 (inclusief btw) voor de verzekeringsarts en € 7.860,00 (inclusief btw) voor de arbeidsdeskundige.

2.7.

In het vonnis van 5 oktober 2022 is al besloten en toegelicht dat [gedaagde] het voorschot op de kosten van de deskundigen moet betalen. [gedaagde] heeft naar aanleiding daarvan gesteld dat hij zich niet of nauwelijks in staat acht de voorgestelde voorschotten te dragen omdat hij niet over arbeidsinkomsten beschikt en hij al vele kosten heeft moeten maken, en dat de eventuele beschikbaarheid van middelen afgaat van een uiteindelijk eventueel te betalen vergoeding aan [eiser]. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om terug te komen van haar beslissing en wijst er op dat het partijen in elk stadium van de procedure vrijstaat om te onderzoeken of zij een minnelijke regeling kunnen bereiken.

2.8.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.9.

Als een partij op verzoek van één van de deskundigen of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.

2.10.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3De beslissing

De rechtbank

3.1.

beveelt een onderzoek door een deskundige (verzekeringsarts) voor de beantwoording van de volgende vragen:

  1. Kunt u op basis van het rapport van psychiater [naam 3] van 18 december 2020 en zijn aanvullende rapport van 2 juni 2022 de beperkingen en belastbaarheid van [eiser] vaststellen wat betreft loonvormende arbeid?

  2. Wilt u aan de hand van alle relevante gegevens en uw onderzoeksbevindingen op uw vakgebied de door u vastgestelde beperkingen van [eiser] duidelijk beschrijven? Wilt u daartoe een functionele mogelijkheden lijst opstellen, mede ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek?

  3. Is er nog verbetering of verslechtering te verwachten? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de beperkingen en de belastbaarheid?

  4. Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht?

3.2.

beveelt een onderzoek door een deskundige (arbeidsdeskundige) voor de beantwoording van de volgende vragen als de verzekeringsarts beperkingen heeft vastgesteld:

  1. Wat zou naar uw inschatting het carrièreverloop van [eiser] zijn geweest als het seksueel misbruik hem niet zou zijn overkomen? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag ook de te verwachten arbeidsduur per week aangeven en periode(n)/jaren waarin [eiser] in dat geval vermoedelijk werkzaam zou zijn geweest?

  2. Kunt u aangeven wat het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto (generiek benaderd), van de door [eiser] te verrichten arbeid zou zijn geweest zonder het misbruik, rekening houdend met de door [eiser] genoten opleiding(en), arbeidsverleden, kennis en vaardigheden?

  3. Zijn er, rekening houdend met de beperkingen zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsarts, volgens u passende arbeidsmogelijkheden voor [eiser]? Zo ja, welke en voor hoeveel uur per week? Zo nee, waarom niet?

  4. Als er passende arbeidsmogelijkheden voor [eiser] zijn, wat is dan het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto (generiek benaderd), van deze arbeid?

  5. Als er volgens u geen passende arbeidsmogelijkheden zijn voor [eiser], ziet u dan mogelijkheden tot (verdere) omscholing, rekening houdend met de beperkingen van [eiser] zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsarts en de door [eiser] genoten opleiding(en), arbeidsverleden, kennis en vaardigheden? Zo ja, welke opleiding(en) kom(t)(en) daarvoor in aanmerking, wat is de duur en wat zijn de kosten van die opleiding(en)?

  6. Als er mogelijkheden zijn tot (verdere) omscholing, wat zou volgens u het te verwachten verdienvermogen, zowel bruto als netto, zijn na voltooiing van de door u genoemde omscholing en wat zou dan naar uw inschatting het carrièreverloop van [eiser] zijn?

  7. Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht?

3.3.

benoemt tot deskundigen: (etc. red. LSA LM)

Rechtbank Rotterdam 16 april 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:4674